Is de huidige verdeling van restzetels oneerlijk? Welnee. Bij de bakker zouden klanten op dezelfde manier de broden verdelen als kiezers de restzetels toebedelen.
Bij de verdeling van de 150 zetels over de maar liefst 37 deelnemende lijsten die meededen aan de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021, werd eerst bepaald hoeveel ‘volle zetels’ elke partij had behaald. Dat aantal ‘volle’ zetels is simpelweg het aantal keren dat een partij de kiesdeler heeft binnengehaald. De kiesdeler is het aantal geldig uitgebrachte stemmen (in 2021: 10.422.852) gedeeld door 150 (het aantal zetels in de Tweede Kamer). In 2021 was die kiesdeler iets meer dan 69.485. Op deze manier konden 139 ‘volle zetels’ over de partijen worden verdeeld. Dit staat in de derde kolom van onderstaande tabel. Er waren daarna dus nog 11 restzetels te verdelen.
(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) | (8) |
Aantal stemmen | Aantal volle zetels | Overschot | Hare | Totaal | Officieel aantal zetels | verschil | |
VVD | 2279130 | 32 | 55588,24 | 1 | 33 | 34 | 1 |
D66 | 1565861 | 22 | 37176,04 | 1 | 23 | 24 | 1 |
PVV | 1124482 | 16 | 12711,12 | 16 | 17 | 1 | |
CDA | 990601 | 14 | 17801,48 | 14 | 15 | 1 | |
SP | 623371 | 8 | 67485,56 | 1 | 9 | 9 | 0 |
PvdA | 597192 | 8 | 41306,56 | 1 | 9 | 9 | 0 |
GroenLinks | 537308 | 7 | 50908,24 | 1 | 8 | 8 | 0 |
FvD | 523083 | 7 | 36683,24 | 1 | 8 | 8 | 0 |
PvdD | 399750 | 5 | 52321,6 | 1 | 6 | 6 | 0 |
CU | 351275 | 5 | 3846,6 | 5 | 5 | 0 | |
Volt | 252480 | 3 | 44022,96 | 1 | 4 | 3 | -1 |
JA21 | 246620 | 3 | 38162,96 | 1 | 4 | 3 | -1 |
SGP | 215249 | 3 | 6791,96 | 3 | 3 | 0 | |
DENK | 211237 | 3 | 2779,96 | 3 | 3 | 0 | |
50PLUS | 106702 | 1 | 37216,32 | 1 | 2 | 1 | -1 |
BBB | 104319 | 1 | 34833,32 | 1 | 2 | 1 | -1 |
BIJ1 | 87238 | 1 | 17752,32 | 1 | 1 | 0 | |
CODE ORANJE | 40731 | ||||||
NIDA | 33834 | ||||||
Splinter | 30328 | ||||||
PP (Piraten) | 22816 | ||||||
139 | 11 | 150 | 150 |
Een manier om die restzetels te verdelen is door te kijken naar de grootste overschotten: het aantal stemmen dat een partij overhoudt, nadat de volle zetels zijn verrekend. Dat stemmenoverschot staat in de vierde kolom. Uit die kolom is af te lezen dat de SP het grootste overschot had, op de voet gevolgd door de VVD. Een verkiezingsuitslag gebaseerd op dit idee is te zien in kolom 6.
De officiële verdeling die op vrijdag 26 maart is vastgesteld door de Kiesraad is echter niet gebaseerd op de grootste overschotten, maar op de grootste gemiddelden. Dit staat in kolom 7. In de laatste kolom staat het verschil tussen de verdeling op basis van de grootste overschotten en de verdeling op basis van de grootste gemiddelden. En uit die kolom wordt direct duidelijk waarom sommigen denken dat dit systeem de grote partijen bevoordeelt: VVD, D66, PVV en CDA krijgen er onder het huidige systeem meer zetels bij dan met de grootste overschotten, terwijl VOLT, JA21, 50PLUS en BBB een zetel minder krijgen.
Onrechtvaardig en niet fair?
Politicoloog Simon Otjes noemde op donderdag 24 maart in het NRC de restzetelverdeling bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer door dit soort eigenschappen “onrechtvaardig” en “niet fair”. Het zou beter zijn de restzetel te geven aan de partij met de meeste overgebleven stemmen. Ook bijvoorbeeld het Burgerforum nieuw kiesstelsel had dit in 2006 al geadviseerd.
De opvatting dat een restzetelverdeling op basis van grootste overschotten eerlijker zou zijn berust echter op een misverstand. Vanuit het standpunt van (kleine) politieke partijen is dit subtiele kenmerk van ons kiesstelsel wellicht ergerniswekkend, vanuit het standpunt van de kiezer is het wel degelijk rechtvaardig en fair.
De parabel van de bakker
Een vergelijking maakt dit wellicht duidelijk. Als ik bij een bakker 19 broden voor twee euro koop en het twintigste brood voor 1 euro mag hebben, terwijl een andere klant een enkel brood voor 1 euro 50 mag kopen, voel ik mij toch een beetje belazerd. Volgens Simon Otjes is dat echter fair en rechtvaardig. Die andere klant betaalde voor dat laatste brood toch meer dan ik?
Het probleem zit hem in de manier waarop de berekening in elkaar zit, maar niet in de uitkomst. Door eerst volle zetels toe te kennen (de 19 broden van maar liefst 2 euro) en pas daarna te kijken wat er overblijft, wordt vergeten dat die ‘volle zetels’ staan voor grote aantallen kiezers (de 2 euro in het voorbeeld). We hadden die zetels echter ook allemaal bij voorbaat een beetje ‘goedkoper’ kunnen maken (1 euro 95) en kunnen vragen wie er brood wil kopen voor dat bedrag. Omdat ik dan geld heb voor precies 20 broden, moet dat lukken. En dan kan iemand met 1 euro 50 wel zeggen dat zij ook een brood wil hebben, maar daar moet zij dan ook maar 1,95 voor neerleggen.
Ik ben niet geïnteresseerd in politieke partijen, ik ben geïnteresseerd in kiezers
Dat klinkt wellicht hard (iedereen heeft tenslotte recht op brood), maar in dit geval kan dat eigenlijk niet zo boeien. Die kopers van broden zijn namelijk politieke partijen. En ik ben helemaal niet geïnteresseerd in politieke partijen. Ik ben geïnteresseerd in de kiezers die door die partijen worden vertegenwoordigd. Politieke partijen hebben zonder voldoende kiezers helemaal geen recht op zetels. En kiezers zijn het beste vertegenwoordigd als elke zetel (elk brood) zoveel mogelijk kiezers vertegenwoordigt (zoveel mogelijk geld opbrengt). En dat is zo bij de manier waarop we in Nederland op dit moment de restzetels verdelen. Ook dit jaar gingen de restzetels dus terecht weer naar de grootste partijen.
Jouke Huijzer zegt
Helder stuk, dank. Wat vinden jullie van Webster/Saint-Lague? Is dat niet de gouden middenweg? En wat voor verschil had het gemaakt?
Henk van der Kolk zegt
Dank voor je reactie. De uitslag van Webster is dezelfde als de uitslag met grootste overschotten. Hieronder een R script om dat te controleren.
Ik heb twee argumenten TEGEN het gebruik van dit “compromis”:
(1) Het is nog lastiger uit te leggen dan D’Hondt (divisors van 1, 3, 5 …?)
(2) Het suggereert dat er een compromis moet worden gesloten tussen partijen en kiezers (althans als je de redenering in mijn blog volgt). En dat lijkt me niet zinvol. Partijen zijn de uitkomst van de wensen van kiezers. Er hoeft op dit terrein geen compromis te worden gesloten.
R script:
library(electoral)
library(tidyverse)
uitslag <- read.csv2("uitslag_2021.csv", header = FALSE) #uitslagen zonder header met partijnamen en aantallen stemmen
kiesdeler <- sum(uitslag$V2)/150 #kiesdeler berekenen
# het is lastig met de kiesdrempel rekening te houden. Als je die partijen er uit gooit, wordt de kiesdeler weer anders. Ik volg een omweg en geef alle partijen onder de kiesdrempel evenveel stemmen.
verloren % filter(V2 <= kiesdeler)
n_klein <- nrow(verloren)
verloren <- sum(verloren$V2)
uitslag$V3 = kiesdeler, uitslag$V2, verloren/n_klein)
# berekenen van de uitslagen met V3.
uitslag$results_hare <- seats_lr(uitslag$V1, uitslag$V3, 150, 'hare')
uitslag$results_dhondt <- seats_ha(uitslag$V1, uitslag$V3, 150, 'dhondt')
uitslag$results_webster <- seats_ha(uitslag$V1, uitslag$V3, 150, 'webster')
Jouke Huijzer zegt
Ja dat is op zich helder. Je zou hem ook andersom aan kunnen vliegen: we krijgen meer kiezersgroepen ipv kiezers vertegenwoordigd wanneer we meer partijen toelaten.
Politiek had het ook interessant kunnen zijn. In 2017 waren VNL, de Piratenpartij en Bij1 (Artikel1) 30k tot 40k stemmen verwijderd van een zetel. Volgens de grootste overschotten was dit slechts 2.700 tot 12.000 geweest. Ik denk dat het voor de politieke agenda veel verschil had gemaakt als Bij1 en de PP aanwezig waren geweest in de debatten over BLM en de toeslagenaffaire (maargoed, het had geen verschil gemaakt).
Of in de bakkersparabel: ipv. de (zetel)rijke vvd’er nog een brood te geven, kunnen we meer levens redden door de allerarmste het laatste brood te geven, ook al gunt die bakker ze liever aan haar beste klanten.
Henk van der Kolk zegt
Ik snap het punt van de ‘brede vertegenwoordiging’. Waarom bij 99 van de 100 stemmen alle zetels naar A en niet die ene stem ook in het parlement laten horen met een zetel voor B. Bij burgerfora heb ik dat wel eens bepleit: let niet op ‘evenredige vertegenwoordiging’, maar (ook) op het ‘laten klinken van alle geluiden’. Dat kan door bepaalde groepen ‘over te vertegenwoordigen’. Bij een parlement vind ik dat toch lastiger. Er moet uiteindelijk gewoon gestemd worden. En niet alleen overlegd. En bij die stemming vind ik mensen toch belangrijker dan de meningen die ze verkondigen.
Jouke Huijzer zegt
Ja wat stemmen betreft volg ik je. Maar omdat het toch om ‘geklooi in de marge’ gaat, kun je stellen dat de argumenten ten behoeve van marginale partijen iets zwaarder mogen wegen. Staat tegenover dat die marge steeds belangrijker wordt om tot meerderheden te komen.
Dank voor de toelichting in elk geval. Ik voel me een stuk wijzer na vandaag.