Eind juni overleed Rudy Andeweg, emeritus-hoogleraar Empirische Politicologie aan de Universiteit Leiden. Andeweg was van 1988 tot 2018 hoogleraar aan ‘zijn’ Universiteit Leiden, en leverde gedurende die periode een grote bijdrage aan de politicologische kennis op het gebied van kiezers, politici en politieke instituties. Andeweg was niet alleen een scherpe analyticus van de Nederlandse politiek en die van andere landen, maar leverde ook een grote bijdrage aan de ontwikkeling van het vakgebied, zowel in Leiden als in Nederland en Europa. Het vakgebied verliest een leidende onderzoeker en collega, slechts enkele jaren na zijn emeritaat.
Van kiesgedrag tot kabinet
Andeweg begon aan zijn studie Juridisch-Politieke Wetenschap in 1970 in Leiden en behaalde zijn doctoraaldiploma in 1975. Politicologie was in Leiden toen nog een relatief nieuw vakgebied, want pas in 1963 was Hans Daalder benoemd tot hoogleraar ‘wetenschap der politiek’ in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Na het doctoraaldiploma in Leiden volgde Andeweg een Master of Arts aan de Universiteit van Michigan, dat hij in 1976 behaalde. Michigan was één van de belangrijkste centra voor het bestuderen van kiesgedrag en dat had dan ook invloed op de keuze voor de thematiek van het proefschrift dat Andeweg tussen 1976 en 1982 zou schrijven als wetenschappelijk medewerker in Leiden: Dutch Voters Adrift: On explanations of electoral change (1963-1977). Naast Daalder trad Galen Irwin, een uit Amerika afkomstige specialist op het gebied van kiesgedrag en onderzoeksmethoden, op als promotor.
Na zijn promotie verlegde Andeweg zijn focus van de massa naar de elite: in de jaren 1980 deed hij met een onderzoeksbeurs (Huygensstipendium) van wat nu NWO heet onderzoek naar het functioneren van het kabinet in de Nederlandse politiek. Hij verbleef toen ook een jaar op Nuffield College Oxford, hetgeen zijn voorliefde voor de Engelse politiek en cultuur zeker niet deed verminderen. In zijn oratie als hoogleraar in 1988 presenteerde Andeweg de resultaten van zijn onderzoek naar het kabinet: Tweeërlei Ministerraad; over besluitvorming in Nederlandse kabinetten. Hierin besprak hij de spanning tussen de partijpolitieke en departementale rol van ministers, op basis van o.a. 78 interviews met oud-ministers. Andries Hoogerwerf duidde de analyse van Andeweg als een ‘goed leesbare en tot nadenken prikkelende oratie’.
Andeweg sprak zich in zijn oratie stevig uit als voorstander van het (neo-)institutionalisme, waarin het gedrag van politieke actoren wordt bezien in de context van politieke instituties. Hij nam daarin de Leidse (en Nederlandse) politicologie mee in deze internationaal opkomende benadering en gaf daarmee (mede) vorm aan het onderzoeksprogramma van de Leidse politicologie vanaf die periode. Tegelijkertijd combineerde Andeweg zijn neo-institutionalistische benadering met een bijzondere interesse voor politiek psychologie, dus een eenzijdige focus op regels en structuren kan hem niet worden verweten.
Naast zijn interesse voor het kabinet, had Andeweg een grote interesse in het parlement: samen met Jacques Thomassen was hij jarenlang de drijvende kracht achter het Nederlands Parlementsonderzoek. Hierin worden leden van de Tweede en soms Eerste Kamer ondervraagd over hun voorkeuren, percepties en gedrag, hetgeen belangrijke inzichten opleverde over de manier waarop Kamerleden hun eigen rol zien en daar invulling aan geven. Dit onderzoek werd een aantal keer herhaald, de laatste keer in 2017/2018 ten behoeve van het werk van de Staatscommissie Parlementair stelsel.
De kloof en representatie
In de jaren ‘90 woedde een publiek debat over ‘de kloof’ tussen burgers en politiek. In Het Grote Ongenoegen: Over de kloof tussen burgers en politiek verzet Andeweg zich samen met medeauteur Herman van Gunsteren tegen diverse vooronderstellingen over deze zogenaamde kloof. Van een toenemende kloof was volgens hen geen sprake; er was althans weinig empirisch bewijs voor te vinden. In zijn afscheidsrede als hoogleraar in 2018 kwam Andeweg terug op deze vraag en op het vermeende representatietekort dat zich in Nederland voor zou doen. Opnieuw moest hij constateren dat de voorkeuren van politici over het algemeen een goede afspiegeling waren van die van burgers, behalve – en dat was nieuw – over nieuwe culturele thema’s zoals migratie, vooral voor links-nationalistische kiezers.
Het Parlementsonderzoek en de kloofdiscussie resulteerden in diverse publicaties over politieke representatie: over de representatieve rol die Kamerleden voor zichzelf zagen, hoe kiezers daar tegenover stonden en over de relatie tussen de voorkeuren van kiezers en politici. Hierin werkte Andeweg vaak samen met Jacques Thomassen. Samen schreven ze ook over partijeenheid en politieke legitimiteit. Op dat laatste thema publiceerden ze met Carolien van Ham het boek Myth and reality of the legitimacy crisis, waarbij de discussie over ‘de kloof’ in internationaal-vergelijkend perspectief werd bezien en ook daar was de bijdrage van Andeweg en zijn coauteurs op veel punten gelegen in het doorprikken van ‘mythes’. Zo bracht Rudy Andeweg politicologische kennis en inzichten vaak naar de samenleving.
Consensuspolitiek
Als Leids geschoolde politicoloog mengde Andeweg zich in de discussie over de consensuspolitiek. Arend Lijphart had een invloedrijk boek gepubliceerd over de pacificatiepolitiek tijdens de verzuiling, en Hans Daalder belichtte dit thema vanuit een politiek-historisch perspectief. Als jonge wetenschapper had Andeweg blijkbaar nog weinig meegekregen van de discussie tussen de twee hoogleraren, zo belichten Ruud Koole, Joop van Holsteyn en Galen Irwin in hun inleiding tot het verzamelde werk van Andeweg uit 2018. Pas toen Andeweg in Michigan ging studeren werd hem gevraagd naar deze discussie en moest hij dat eerst in de bibliotheek gaan nazoeken.
Later mengde Andeweg zich actief in de discussie over consensuspolitiek, onder andere met zijn kritische bespreking van de ontwikkeling van het gedachtegoed van Lijphart. Met de publicatie van een reviewartikel over het begrip ‘Consociational democracy’ vestigde hij zich definitief als één van de kenners op dit onderzoeksterrein, hetgeen hij nogmaals bevestigde met zijn hoofdstuk over consensuspolitiek in het binnenkort te verschijnen Oxford Handbook of Dutch Politics. Andeweg had overigens met gemak de helft van de hoofdstukken in dat handboek kunnen schrijven, maar op het terrein van de consensuspolitiek was hij bij uitstek de expert.
Hoewel Andeweg als politicoloog deelnam aan vele internationale discussies over onder andere verkiezingen, parlementen, representatie en regeringen, had hij in zijn werk altijd een bijzondere empirische belangstelling voor Nederland. Zijn brede kennis van de Nederlandse politiek bleek ook wel uit de publicatie, samen met Galen Irwin, van eerst Dutch Government and Politics (1993) en later Governance and Politics of the Netherlands waarvan tussen 2002 en 2020 vijf edities verschenen.
Bijzondere aandacht voor Nederland had Andeweg ook als het ging om het benutten van wetenschappelijke inzichten voor politiek-maatschappelijke vraagstukken. Samen met Jacques Thomassen organiseerde hij in 2010/2011 een Democratische audit van de Nederlandse politiek, waarin een diverse groep van politicologen en bestuurskundigen verschillende aspecten van de Nederlandse democratie doorlichtten. Dit resulteerde in de dikke bundel Democratie doorgelicht, waarin al deze analyses waren samengevoegd. Andeweg en Thomassen voegden daar hun eigen visie op de zaak toe in een apart boekje Van afspiegelen naar afrekenen? Daarin beschreven zij dat de Nederlandse democratie vooral is ingericht op het goed afspiegelen van diverse groepen en meningen, maar zwakte vertoont als het gaat om de mogelijkheid om af te rekenen met een regering die kiezers niet (meer) zien zitten.
Docent en promotor
Naast zijn indrukwekkende onderzoeksagenda en -output, was Rudy Andeweg ook een begenadigd docent. Hij doceerde over uiteenlopende onderwerpen; veel studenten zullen zijn vak Inleiding Politieke Wetenschap herinneren, waarin hij eerstejaars de belangrijkste theorieën en benaderingen in de discipline bijbracht. Hij bereidde zich altijd uitermate goed voor, ook als hij een vak al voor de zoveelste keer gaf. En deze houding verwachtte hij ook van studenten. Daarmee was Andeweg een zeer gewaardeerd, maar ook enigszins gevreesd docent, waarvan onder studenten goed bekend was dat ook twee minuten te laat niet werd nagekeken. Zijn prestaties als docent werden onder andere gewaardeerd met de Casimirprijs van de Faculteit Sociale Wetenschappen.
Als promotor had Andeweg dezelfde instelling: betrokken, serieus en altijd met goed en bruikbaar commentaar. Hij wilde wel graag altijd een stuk lezen bij besprekingen, want zomaar een beetje in de rondte kletsen was niets voor hem. Een bespreking van zo’n stuk duurde maximaal een uur, tot op de minuut precies. En als hij het idee had dat er bijgestuurd moest worden, deed hij dat ook. Hij stimuleerde promovendi om hun werk op internationale conferenties te presenteren en te publiceren in internationale politiek-wetenschappelijke tijdschriften. Met deze instelling begeleidde hij, samen met diverse collega’s, een grote groep promovendi naar de eindstreep.
Bij vele studenten en promovendi heeft hij blijvend enthousiasme gewekt voor de studie naar de massa en politieke elites. Hij moedigde studenten en promovendi aan om, net als hij, altijd kritisch te denken en hoge standaarden te hanteren in hun onderzoek. Hiermee heeft hij zijn stempel gedrukt; zijn promovendi hebben zowel op professioneel als persoonlijk vlak veel van hem geleerd. Ook na afloop van de promotie was Andeweg altijd bereid om mee te denken over de toekomst en te helpen waar hij kon.
Bij een promotie mogen hoogleraren die lid zijn van de oppositiecommissie een vraag stellen aan de promovendus en ook daarbij had Andeweg een reputatie als een scherpe vragensteller. Hij had het vermogen om de vinger altijd precies op de zere plek te leggen, om te zien waar een auteur niet consistent was: “u zegt op pagina 1 het één, maar op pagina 200 stelt u het tegenovergestelde, hoe zit dit nu precies?”
Bestuurlijk en maatschappelijk betrokken
Als hoogleraar vanaf zijn 38e werd ook bestuurlijk veel gevraagd van Rudy Andeweg. Hij was tweemaal voorzitter van wat nu het Instituut Politieke Wetenschap heet en leidde de Faculteit enkele jaren als decaan. Binnen het Leids Universiteits Fonds (LUF) was hij een periode vice-voorzitter. En ook in de Nederlandse en Europese politicologie zette Andeweg zich bestuurlijk in: als voorzitter van de Nederlandse Kring voor de Wetenschap der Politiek (NKWP), en later als bestuurslid en voorzitter van het European Consortium for Political Research (ECPR). Daarnaast was hij ook bij NWO en het NIAS bestuurlijk actief. Daarmee heeft hij een leidende rol gehad binnen de gemeenschap van politicologen – en in meer breder zin sociaal wetenschappers – in Nederland en Europa.
De bestuurlijke betrokkenheid uitte zich ook in diverse maatschappelijke rollen. Binnen de PvdA leidde hij een werkgroep rondom bestuurlijke vernieuwing, waarin onder andere het kiesstelsel en de rol van de voorkeurstem aan bod kwam. Dit voorstel was later leidend in één van de aanbevelingen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel die werd overgenomen door het kabinet. Zijn voorliefde voor de regels rondom en organisatie van kiesprocessen kon Andeweg bij uitstek kwijt in zijn rol als lid (en later vice-voorzitter) van de Kiesraad tussen 2017 en 2024. Hij sprak daarover met veel plezier en zag de diverse vraagstukken waarover de Kiesraad advies gaf als een interessante uitdaging en een mogelijkheid om politicologische kennis in de praktijk te brengen.
Erkenning voor zijn wetenschappelijke en maatschappelijke rol was er door het prestigieuze lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW). In 2018 werd Rudy Andeweg koninklijk onderscheiden als Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Zelf vond hij dat aardig, maar vooral omdat collega’s veel in het werk hadden gesteld om dit voor hem te realiseren.
Met het overlijden van Rudy Andeweg verliezen wij een betrokken collega en mentor. Rudy Andeweg was dan wel met emeritaat, maar nog volop actief, als lid van de Kiesraad, maar ook als onderzoeker en tot het najaar 2022 zelfs nog als docent. Wij zijn dankbaar voor de aandacht en tijd die Rudy heeft gegeven aan vele (jonge) wetenschappers en zullen zijn scherpe blik, collegialiteit en loyaliteit bijzonder missen.
De auteurs zijn allen gepromoveerd bij Rudy Andeweg en werkzaam aan het Instituut Politieke Wetenschap, Universiteit Leiden. Voor dit in memoriam is dankbaar geput uit de Inleiding in de overzichtsbundel van het werk van Rudy Andeweg Werk in uitvoering, geschreven door Ruud Koole, Joop van Holsteyn en Galen Irwin.