Enkele weken geleden kwam het verlossende woord van Carola Schouten (CU), voorzitter van de commissie die ‘Het Lek’ onderzocht in de Commissie op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD). Wat ‘het grootste politieke schandaal in decennia’ had kunnen worden, liep weinig spectaculair af: het veronderstelde lek werd niet gevonden. De commissie Schouten schonk ook geen enkele aandacht aan het matige interne functioneren van de CIVD en dat was nu toch de uiteindelijke bron van alle ellende.
Terwijl veel journalisten en commentatoren hun ongenoegen over deze anticlimax ventileren, zouden we onze aandacht beter kunnen richten op het functioneren van de CIVD. Dit stond op 4 februari op de agenda van de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken.
De bespreking was gebaseerd op het geheime rapport Naar een sterker functionerende CIVD. Een week voor de kerst 2015 verklapte CIVD-voorzitter Halbe Zijlstra de belangrijkste adviezen in dat rapport, die hij beloofde over te nemen: er komt een kleine uitbreiding van de ambtelijke staf, de vergadercyclus wordt aangepast en er komt een introductiepakket en-programma voor nieuwe commissieleden.
Deze marginale veranderingen zijn toe te juichen, maar ze zijn niet meer dan cosmetische ingrepen. De parlementaire controle wordt sinds 1952 door drie fundamentele problemen geplaagd, die met de huidige voorstellen in de brief niet (effectief) worden aangepakt: geheimhouding, tijdgebrek en weinig politiek gewin.
De grens tussen nuttige geheimhouding en schadelijke, onnodige geheimzinnigdoenerij is makkelijk overschreden. Uit Zijlstra’s brief blijkt dat de CIVD hier ook last van heeft. Volgens PvdA-fractievoorzitter Samson opereerde de CIVD ‘te geheim en te onbeholpen’. De CIVD moest minder krampachtig en ‘ontspannener’ gaan werken. Nu, die oproep (uit 2014) om openheid zien we niet terug. Zijlstra’s brief zelf mag dan openbaar zijn, het rapport ‘Naar een sterker functionerende CIVD’ blijft geheim, en het overleg op 4 februari was besloten. Waarom geen openbaar debat in aanwezigheid van journalisten, deskundigen en anderen? En waarom is alles wat in de CIVD besproken wordt bij voorbaat geheim, zoals Zijlstra beweert? Dat operationele zaken – bronnen, werkwijze en methoden – geheim moeten blijven, neemt niet weg dat beleidsmatige zaken rondom de diensten niet met de mantel van geheimhouding hoeven te worden bedekt.
Tijdgebrek blijft het tweede structurele euvel van de CIVD. Dat is het onoverkomelijke gevolg van een commissie die uit fractievoorzitters – de drukst bezette Kamerleden – bestaat in plaats van fractiespecialisten. Zijlstra biedt een doekje voor het bloeden met een (kleine) uitbreiding van de ambtelijke staf met een (1.0fte) adviseur. Prima, maar die ondersteuning moet meer om het lijf hebben. Goed ingevoerde fractiespecialisten zouden veel betere sparringpartners vormen voor de diensten dan fractievoorzitters zonder tijd. Overigens is extra expertise in het toezicht ook dringend gewenst op technisch gebied, want ontwikkelingen op dat terrein zullen de komende jaren in snel tempo steeds belangrijker worden (kabeltoegang, hacken, cybersecurity). Inzicht daarin kan van fractievoorzitters al helemaal niet worden verwacht.
De keuze voor fractiespecialisten kan ook bijdragen aan oplossing van het derde euvel, namelijk dat de investering in het toezichtwerk zich politiek niet uitbetaalt: over dat wat in vertrouwen wordt medegedeeld, mag publiekelijk met geen woord worden gerept. De tijdsinvestering levert politiek gezien niets op. Met het gevolg dat commissievoorzitter Van Thijn in de jaren zeventig regelmatig alleen zat te vergaderen met ministers en diensthoofden. Naar verluidt zaten sommige fractievoorzitters, die wel kwamen opdagen, te slapen. En als zij wakker waren, hadden zij geen tijd gehad – of geen zin – om de stukken te lezen. Zij hoorden aan wat hen werd medegedeeld en vertrokken. De parlementaire controle wordt zo een verplicht nummertje, een ‘rituele dans’, zoals voormalig D66-fractievoorzitter Wolffensperger het eens verwoordde, over de hele linie incidenteel en reactief.
Vreemd genoeg zijn het de fractievoorzitters zelf, met voorzitter Zijlstra, die voorstander lijken te zijn van een afwachtende, passieve vorm van parlementair toezicht. De brief geeft absoluut niet de indruk dat zij substantiële hervormingen noodzakelijk achten. Men wil enkele lichte veranderingen in de marge aanbrengen. Dat is de gemakkelijke weg: wat je niet weet, daar ben je niet verantwoordelijk voor.
De commissie is daardoor helaas nog steeds niet de waakhond die zij zou kunnen en moeten zijn.
Beeld: FaceMePLS – Dutch intelligence agency AIVD, CC BY 2.0.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.