Tijdens de presidentscampagne van 2024 is vice-president Kamala Harris het doelwit geweest van seksistische aanvallen door voormalig president Donald Trump en anderen binnen de Republikeinse Partij – een realiteit die vrouwen in de politiek maar al te goed kennen, ook buiten de VS. Wij bestudeerden de reacties van kiezers op seksisme in campagnes en ontdekten dat het een “losing strategy” is: onder geen van de kiezersgroepen, inclusief mannen en Republikeinen (en zelfs MAGA-aanhangers), levert dit electoraal iets op.
Met vicepresident Kamala Harris als de Democratische presidentskandidaat is er een redelijke kans dat Amerika op 20 januari 2025 haar eerste vrouwelijke president krijgt. De peilingen laten een ware nek-aan-nekrace zien waarin de kandidaten en hun aanhangers dagelijks harde woorden uitwisselen. Tegen deze agressieve retorische achtergrond – door sommigen aangewezen als een bron van toenemend politiek geweld – valt één element helaas (maar niet onverwachts) op: misogynie. Volgens filosoof Kate Manne is misogynie het ‘bewaken van het patriarchaat’ en richt het zich op vrouwen die patriarchale normen en verwachtingen schenden. En dat is precies wat we zien bij Harris en andere prominente vrouwen in de politiek: voortdurend weerstand ervaren omdat ze vrouw zijn in een door mannen gedomineerde wereld.
Voormalig president Donald Trump staat bekend om zijn seksistische en denigrerende aanvallen op politieke tegenstanders en anderen die hem niet aanstaan. Zo beweerde hij bijvoorbeeld dat Harris haar carrière aan seksuele gunsten te danken heeft, dat buitenlandse leiders haar als een “play toy” zouden zien, en maakt hij regelmatig opmerkingen over haar uiterlijk. In lijn met de opvattingen van zijn mogelijke toekomstige baas, heeft de Republikeinse vicepresidentskandidaat JD Vance Harris bestempeld als een “kinderloos kattenvrouwtje” die geen direct belang heeft bij de toekomst van het land, terwijl andere Republikeinen haar een “DEI-aanstelling” hebben genoemd, wat impliceert dat ze haar succes te danken heeft aan voorkeursbeleid voor vrouwen (van kleur), in plaats van haar kwaliteiten.
Reacties van kiezers op seksistische aanvallen
Wat vinden kiezers van dit soort seksistische aanvallen op vrouwelijke politici? Zijn er kiezers die ze waarderen? En hoe kunnen vrouwelijke politici reageren op zulke seksistische aanvallen? We onderzochten dit in een reeks experimenten onder meer dan 7.000 Amerikaanse kiezers, uitgevoerd in de zomer van 2024.
We vroegen deelnemers om een fictief krantenartikel te lezen waarin een “felle woordenwisseling” tussen twee fictieve kandidaten tijdens een tv-debat werd beschreven; een mannelijke politicus werd omschreven als iemand die zijn vrouwelijke tegenstander aanviel, met ofwel een impliciet seksistische aanval (“she is too sensitive and indecisive, and does not have what it takes for this job”), een expliciet seksistische aanval (“as a woman, she is too emotional and insecure, and lacks the leadership qualities that are necessary for this job”) of een niet-seksistische aanval (“she is a bad politician and will do real damage to the state”). Respondenten kregen willekeurig een van deze berichten te zien en werden daarna gevraagd om zowel de (mannelijke) aanvaller als het (vrouwelijke) doelwit van de aanval te beoordelen, evenals de kans aan te geven dat ze op hen zouden stemmen in een hypothetische verkiezing.
Seksisme is geen winnende strategie
Onze resultaten tonen duidelijk aan dat seksistische campagneaanvallen geen winnende electorale strategie zijn. Seksistische aanvallen werden als agressiever, minder gepast en onbeschofter beoordeeld dan de niet-seksistische tegenhanger. Het doel van deze aanvallen is de populariteit van het vrouwelijke doelwit te verminderen (hoewel er achter zo’n aanval mogelijk ook andere motieven zitten, zoals het opzwepen en mobiliseren van de eigen achterban of het genereren van media-aandacht). Voor bijna alle kiezersgroepen vonden we echter een duidelijk boemerangeffect: de aanval schaadde juist de populariteit van de mannelijke aanvaller. De figuur hieronder toont het effect van een seksistische aanval (vergeleken met een niet-seksistische aanval) op de “netto” sympathie-score van de kandidaat, wat neerkomt op de sympathie-score van de mannelijke aanvaller min de sympathie-score van het vrouwelijke doelwit. Positieve scores geven dus aan dat de aanvaller aan populariteit wint ten opzichte van zijn tegenstander, en negatieve scores betekenen dat hij aan populariteit verliest.
We zien dat er verschillen zijn in de mate waarin kiezers een mannelijke kandidaat bestraffen voor een seksistische aanval, en dat dit het sterkst is onder Democratische en vrouwelijke kiezers. Maar ook onder mannen en Republikeinse kiezers en, verrassend genoeg, zelfs onder kiezers die zich identificeren met Trump’s MAGA-beweging zien we een nettoverlies, of in elk geval geen nettowinst. We vinden soortgelijke resultaten voor de impact van seksistische aanvallen op de bereidheid om op de kandidaten te stemmen, en dit geldt zowel voor Democratische als voor Republikeinse mannelijke kandidaten.
Kortom, kandidaten winnen electoraal gezien niets door hun vrouwelijke tegenstanders op een seksistische manier aan te vallen; het kost hen juist steun onder grote delen van het electoraat.
Reacties op seksisme
Onderzoek heeft vaak aangetoond dat kandidaten die het doelwit zijn van een politieke aanval erop moeten reageren. Maar hoe kunnen vrouwelijke politici reageren op het seksisme dat ze tijdens de campagne tegenkomen? En hoe valt hun reactie bij kiezers? Gebaseerd op de literatuur over de mogelijke manieren waarop je anderen kan confronteren met hun vooroordelen, testte we acht verschillende typen reacties van vrouwelijke doelwitten, variërend van helemaal niet reageren tot harde aanvallen tegen het seksisme. De figuur hieronder laat de netto waardering van de kandidaten zien (sympathie-score van de mannelijke aanvaller min de sympathie-score van het vrouwelijke doelwit) na de reactie van de vrouwelijke kandidaat op de aanval, waarbij negatieve waarden betekenen dat kiezers een voorkeur hebben voor de vrouwelijke kandidaat en positieve waarden tonen een voorkeur voor de mannelijke kandidaat. De figuur toont dat er twee soorten reacties zijn die kiezers het minst waarderen. Ten eerste, reacties op een ruzieachtige en onbeschofte manier – bijvoorbeeld met boosheid en het uitschelden van de mannelijke kandidaat. Ten tweede houden kiezers ook niet van reacties met agressief sarcasme – bijvoorbeeld door de aanvaller te bespotten met een harde grap over zijn mannelijkheid. Na deze twee typen reacties van de vrouwelijke kandidaat is de netto waardering voor de mannelijke kandidaat relatief het hoogst, al zijn de scores nog steeds negatief wat betekent dat de populariteit van de mannelijke aanvaller alsnog lager is dan die van zijn vrouwelijke tegenstander.
Kiezers lijken een lichte voorkeur te hebben voor reacties die educatief of ironisch zijn. Een educatieve reactie is bijvoorbeeld een uitleg over waarom deze vorm van discriminatie schadelijk is. Een ironische reactie, bijvoorbeeld, is wanneer de vrouwelijke kandidaat een grap maakt zoals: ‘Oh, dus ik hoor thuis in de keuken?’. De verschillen zijn wel zeer klein ten opzichte van allerlei andere reacties.
En wederom zien we vergelijkbare effecten op stemvoorkeur en zijn de voorkeuren voor reacties op seksisme vrij universeel: we zien weinig verschillen tussen Democratische en Republikeinse kiezers of tussen mannelijke en vrouwelijke kiezers in hun voorkeuren voor typen reacties.
Dus, hoewel seksisme in campagnes zeker schadelijk kan zijn voor vrouwen in de politiek (het activeert gender stereotypen en de veronderstelde incongruentie tussen vrouwen en leiderschapsrollen, het normaliseert onbeschoftheid in politieke discussies, het verlaagt politieke ambitie onder vrouwen, het probeert vrouwelijke politici het zwijgen op te leggen, om maar een paar negatieve effecten te noemen) lijkt het hen niet direct electoraal te benadelen. De tijd zal leren of en hoe seksisme een rol heeft gespeeld in de presidentsverkiezingen in Amerika en of het Harris’ kansen op het doorbreken van het hoogste glazen plafond heeft geschaad.
Deze blog verscheen oorspronkelijk op de LSE USAPP blog, zie hier