Met de Tweede Kamerverkiezingen in aantocht, kijk ik naar de electorale ontwikkelingen van elke partij die momenteel in de Tweede Kamer vertegenwoordigd is. Deze keer aandacht voor SGP en ChristenUnie.
Zowel ChristenUnie als SGP staat bekend om een trouwe kiezersschare. Vooral bij de SGP resulteert dit in een stabiel beeld: de partij haalde sinds de oprichting nooit meer dan 2,5% van de stemmen (1933) en op de allereerste verkiezing waaraan ze meedeed na, nooit minder dan 1,6% (in 2003 en 2006). In de laatste twee verkiezingen haalde de partij 2,1% en daarmee 3 zetels. Daar koerst de partij momenteel weer op af. De partij stond tot afgelopen zomer nog wel op een lichte winst in de Peilingwijzer, een combinatie van de peilingen van I&O Research, Ipsos/EenVandaag en Kantar. Maar dan moet je denken aan een score die nog geen 0,3 procentpunt hoger ligt dan de huidige stand in de Peilingwijzer. Dat is minder dan een halve zetel.
De huidige SGP-kiezers zijn ook zeer zeker van hun stem, zeker in vergelijking met andere kiezers. Uit onderzoek van I&O Research, gehouden in november 2020, blijkt dat ongeveer de helft van de huidige SGP-kiezers zegt dat hun keuze vast staat (wanneer wordt gevraagd of men nog andere partijen overweegt). Dat is een stuk hoger dan vrijwel alle andere partijen: van alle kiezers zegt slechts ongeveer een kwart dat de keuze vast staat en dat men geen andere partijen overweegt. Ruim een kwart van de SGP-kiezers zegt in het I&O Research-onderzoek dat voor hen de ChristenUnie in aanmerking komt. Omgekeerd geeft 1 op de 6 ChristenUnie-kiezers de SGP nog een kans. De omvang van beide groepen is daarmee redelijk in balans, wat het beeld van stabiliteit voor de SGP nog eens onderstreept.
De ChristenUnie is electoraal ook behoorlijk stabiel, maar wel iets beweeglijker dan de SGP. Sinds de oprichting in 2000 haalde de partij minimaal 2,1% van de stemmen (in 2003) en maximaal 4,0% (in 2006). Zelfs toen ze meeregeerde tussen 2007 en 2010 wist de partij het verlies te beperken tot één zetel. Andere ‘junior’ coalitiepartijen leveren vaak veel meer in.
In de huidige zittingsperiode weet de ChristenUnie opnieuw te stijgen ten opzichte van de laatste Kamerverkiezingen. Dat ging eigenlijk vrij gestaag sinds de verkiezingen in maart 2017. Vanaf pakweg begin 2019 stabiliseerde de partij zich net onder de 5% steun in de Peilingwijzer – dat zijn zo’n 7 a 8 Kamerzetels. Sinds begin 2020 moet de partij weer iets inleveren (ongeveer een half procentpunt, ofwel net iets minder dan 1 Kamerzetel), maar nog steeds staat de ChristenUnie op bijna 1 procentpunt, ofwel 1 a 2 zetels, winst. Het valt echter te bezien of ze deze winst daadwerkelijk weet te realiseren – rond dezelfde tijd vier jaar geleden stond de ChristenUnie ook op 4,4% in de Peilingwijzer en haalde bij de verkiezingen een procentpunt minder. Deels omdat de partij nadien nog wat zakte tussen november en maart, deels omdat de partij het iets slechter deed dan in de laatste Peilingwijzer voor de verkiezingen.
Voor de ChristenUnie ligt de electorale concurrentie vooral bij het CDA, zo blijkt uit het eerder aangehaalde onderzoek van I&O Research. Bijna 4 op de 10 ChristenUnie-stemmers zegt dat voor hen ook het CDA in aanmerking komt. Op basis van de nu beschikbare gegevens is nog niet veel te zeggen over de invloed van de lijsttrekkerswissel bij het CDA op deze groep. Minder dan 2 op de 10 CU-kiezers geeft aan dat de keuze al geheel vast staat. Omgekeerd kan de ChristenUnie ook kiezers winnen van het CDA en de SGP. Niet alle mensen die aangeven dat een andere partij in aanmerking komt voor hun stem, zullen ook daadwerkelijk van partij gaan veranderen – bij de ChristenUnie waarschijnlijk slechts een minderheid – maar het geeft wel aan dat ook bij een partij als de ChristenUnie op verkiezingsdag iets te winnen of te verliezen valt.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.