Vandaag verschijnen de slotpeilingen van I&O Research, Ipsos/EenVandaag en Peil.nl (De Hond). Vooral deze laatste peilingen voor de verkiezingen krijgen veel aandacht in nieuwsmedia en berichten erover worden goed gelezen. Maar na de verkiezingen volgt vaak enige teleurstelling, want er zitten doorgaans verschillen tussen de slotpeilingen en de verkiezingsuitslag. Kiezers kunnen nog van voorkeur veranderen na (of misschien wel: op basis van) een slotpeiling en bovendien kunnen methodologische keuzes van peilingbureaus ertoe leiden dat ze partijen onder- of overschatten.
Tijdens de vorige verkiezingen keek ik al naar de verschillen tussen slotpeilingen en uitslagen in het verleden; in dit artikel geef ik een update van deze cijfers inclusief de uitslagen in 2021. Dit laat zien dat de verschillen tussen slotpeilingen en uitslagen voor veel partijen beperkt zijn, maar dat er ook altijd wel minimaal één ‘verrassing’ is van 5 zetels of meer verschil.
Ik kijk hier naar alle peilingen en verkiezingsuitslagen van 2006 tot 2021. Als we kijken naar hoe vaak elk verschil voorkomt, zien we dat in ongeveer 3 op de 10 gevallen de slotpeilingen en uitslag voor een partij precies overeenkwamen. In nog eens bijna 35% van de gevallen was er een verschil van 1 zetel en in 15% was het verschil 2 zetels. Aangezien de foutmarge van een peiling vaak één tot twee zetels is, zijn dit soort verschillen te verwachten. Grotere verschillen van 3 of meer zetels zullen vaak niet binnen de foutmarge vallen, maar zien we ook nog met enige regelmaat. Zelfs verschillen van 5 of meer zetels zien we in bij elkaar 1 op de 10 gevallen.
Het is natuurlijk enigszins arbitrair, maar als we 5 zetels verschil nu aanmerken als een ‘verrassing’, dan zien we dat erin elke verkiezing voor bijna elk onderzoeksbureau wel minimaal één verrassing te constateren viel. Dat kun je opmaken uit onderstaande boxplots per verkiezingsjaar per bureau (en de Peilingwijzer als combinatie van de peilingen die in het betreffende jaar werden gehouden). Zo’n boxplot geeft de spreiding van waarden aan, in dit geval dus de afwijkingen voor elke partij met in de slotpeiling ten opzichte van de uitslag. Zo was de doorsnee (mediane) afwijking voor Peil.nl in 2006 1 zetel, aangegeven door de streep in het midden van de ‘box’. De helft van alle waarden valt in de box. De ‘snorren’ geven de spreiding van waarden van minimum tot maximum aan, waarbij ‘uitbijters’ of ‘outliers’ door een stipje worden weergegeven. Bij Kantar (toen nog TNS NIPO) in 2006 zie je bijvoorbeeld dat voor alle partijen de verschillen tussen de 0 en 3 zetels lagen, behalve voor eentje, waarbij het verschil 7 zetels was (dat was de SP).
We kunnen zo’n boxplot ook per partij maken, en dan zien we dat de grootste verschillen vaak bij één specifieke partij optreden. In 2021 was dat heel duidelijk: toen was de uitslag voor die partij 5 tot 7 zetels gunstiger dan in de slotpeilingen. En in 2017 haalde de VVD 4 tot 9 zetels meer dan in de slotpeilingen. In 2012 deed de VVD het beter bij de verkiezingen dan in de meeste slotpeilingen, terwijl de SP juist 5 tot 7 zetels minder haalde dan in de slotpeilingen. In 2006 en (vooral) 2010 scoorde de PVV duidelijk hoger in de verkiezingsuitslag dan in de slotpeilingen.
Hoewel we dus, zeker in recente jaren, vaak zien dat de grote verschillen bij één partij te vinden zijn, is dat niet steeds dezelfde partij. De VVD scoorde in 2017 duidelijk hoger in de uitslag dan in de slotpeiling, maar in 2021 was dat effect geheel niet te zien. Je kunt dus niet zomaar zeggen: de VVD zal wel weer beter scoren dan in de slotpeilingen, of D66 zal wel opnieuw worden onderschat.
Een verschil tussen slotpeilingen en uitslag hoeft niet te betekenen dat peilingen er ‘naast’ zaten. Zoals ik twee jaar geleden schreef:
“De verklaring voor deze verschillen ligt in een combinatie van verschuivingen na het veldwerk voor de slotpeilingen en onder- of overschatting van partijen in peilingen. Uit de nametingen die peilers in 2017 op verzoek van de NOS uitvoerden, bleek dat de verschillen tussen slotpeilingen en uitslag voor bijvoorbeeld de VVD voor een substantieel deel konden worden toegeschreven aan vertekeningen: de peilers ‘zaten te laag’. Maar ook veranderingen in de laatste dagen speelden, althans volgens de meeste peilers, een rol bij de VVD. De vijf peilers die een nameting (of een soortgelijk onderzoek) deden onderschatten de VVD gemiddeld met 3,7 zetels volgens de nameting – terwijl de slotpeilingen van die bureaus nog een gemiddeld gat van 7 zetels met de uitslag hadden laten zien. Dit suggereert dat ongeveer de helft van het gat tussen slotpeilingen en uitslag in dit geval kon worden toegeschreven aan veranderingen in de kiezersgunst na de laatste peilingen”
Wat de oorzaak van de verschillen tussen slotpeilingen en uitslagen ook moge zijn, als de vorige vijf verkiezingen enige indicatie zijn dan ligt een ‘verrassing’ van 5 zetels of meer voor minimaal één partij in de lijn der verwachting. Nu verschillende grote partijen dicht bij elkaar zitten, zal de aandrang om ‘strategisch’ te stemmen allicht alleen maar groter zijn en daarmee de kans op verschillen tussen slotpeilingen en de uitslag. Wie peilingen gebruikt om strategisch te stemmen moet dus goed weten dat ook slotpeilingen momentopnamen zijn.
Ronald Heijman zegt
Elke periodieke peiling geeft meer een trend aan dan de precieze werkelijkheid. De massa en de pers weet dit echter niet, en hanteren peilingen als makkelijke feiten.
Bij verkiezingen kennen we nog 2 fenomenen waarbij het verkiezingsresultaat flink kan afwijken van de laatste peilingen:
1. De calamiteit; een wel of niet bewuste belangrijke gebeurtenis die van grote invloed op de uitslag is. Eerder de moord op Fortuyn en sterke debatinvloeden op het laatste moment. Zo’n calamiteit ontstond dit keer ook doordat Wilders in de laatste debatfase zijn punten glashelder, populistisch, op hoge toon en overtuigend over het voetlicht bracht door zeer complexe crises en problemen te koppelen aan onrealistische en makkelijke oplossingen, zoals migrantenstop en stoppen van geldverspiling aan klimaat. Voor de onderontwikkelde massa met een slechte informatiebasis en oordeelsvermogen, en zonder lange termijn visie, die al lang boos en ontevreden isp door actuele, werkelijke achterstelling en tweedelingen in de maatschappij. Het sloot naadloos aan op de ontvankelijkheid hiervoor van een grote groep mensen.
2. De ontwikkeling in de peilingen bieden de mogelijkheid en motiveren om “strategisch” te anticiperen op een “vermeende” trend. Dat kan grote verschuivingen geven vanuit kiezers uit alle partijen, zwevende kiezers, en voorheen niet stemmers, naar 1 of meerdere partijen. Dit is dan ook een belangrijke verklaring van de onverwacht sprong van Wilders naar 37 zetels. Ook PVDAGL profiteerde hiervan.
De vraag dient gesteld worden of beinvloeding van het verkiezingsresultaat door peilingen wel gewenst is.
Maar dat geldt ook voor fakenieuws op sociale media en leugens, verdraaien van feiten, ontkennen van grote problemen, en het geloofwaardig leggen van verbanden die er niet zijn. Of het inspelen op emoties als angst, boosheid en discriminatie.
Het democratisch proces staat onder zware druk. Het politieke spel is een vuil spel geworden door sommige politici.
Hoe lang houden fatsoenlijke politici het nog vol tegen straatvechters?
En wat zal het resultaat zijn van de ineenstorting van de democratie die we ook in veel andere landen zien?
ALARM!