“We are scientists. We don’t blog. We don’t twitter. We take our time.” – openingszin van het ‘Slow Science Manifesto’
Slow Science, aldus het manifest, staat voor: peer-reviewed publicaties met een impact factor, wetenschappelijke blogs en maatschappelijk relevant onderzoek. Maar dit is niet genoeg. In het manifest pleit de Slow Science Academy voor meer tijd om te denken, lezen, nieuwe ideeën te ontwikkelen, uitproberen, te experimenteren en tussendoor te falen. Slow Science is geïnspireerd door de Slow Food-beweging die zich verzet tegen het snel naar binnen werken van fastfood en staat voor huisgemaakte gerechten met lokale producten. Haastig in elkaar gedraaide artikelen zijn de Big Macs van de wetenschap. Haastige spoed is zelden goed; dat blijkt ook uit de verschillende plagiaat gevallen die de afgelopen tijd het wetenschapsnieuws domineerden. Goede wetenschap is tijdsintensief, zoveel is duidelijk.
Maar het manifest wordt verwarrend wanneer het pleit voor een wetenschap zoals die honderd jaar geleden werd bedreven. De Slow Science van die dagen zou opnieuw moeten worden geïntroduceerd en herleefd. De Slow Science Academy pleit voor een terugkeer van de ivoren toren. Terugkeer naar een tijd waarin oude, grijze, sigaar rokende, wijze en welgestelde mannen de dienst uitmaken in de wetenschap? Een onbehaaglijk idee.
Fast Science
Toch legt het manifest de vinger op een zere plek. Ruim 10 jaar geleden pleitte socioloog Dick Pels al voor een onthaasting van de wetenschap (paywall). Weinig wetenschappers zullen ontkennen dat de huidige druk om te produceren, voornamelijk in termen van het binnenhalen van prestigieuze onderzoeksbeurzen en een lange publicatielijst, hoog is. Pas gepromoveerde onderzoekers hoppen – als ze geluk hebben – van postdoc naar postdoc en hebben door de korte contractduur nauwelijks tijd om zich vast te bijten in het onderzoek zelf, omdat het volgende onderzoeksvoorstel weer snel geschreven moet worden. De competitie is hoog en ondertussen is het verstandig om onderwijs- én buitenlandse ervaring op te doen. Om enige kans van slagen te hebben – een bezegeling in een vaste positie – moet dit allemaal binnen 3 jaar na de promotie gebeuren.
Een rondgang over het internet leert dat de Slow Science Academy een mysterieuze groep in Berlijn is. De Slow Science Movement is echter breder en bestaat uit een brede verzameling individuele, voornamelijk Europese, wetenschappers van antropologen tot scheikundigen die oproepen tot reflectie. In haar inaugurele rede pleit ook de Vlaamse filosofe Isabelle Stengers voor Slow Science. Volgens Stengers is de wetenschap door het gebruik van abstracte en zogenaamde objectieve categorieën ten behoeve van betrouwbare resultaten te ver verwijderd geraakt van de daadwerkelijke complexiteit van de wereld. Dit systeem is ziek en moet worden genezen. Stengers pleit voor meer diepgang en onderlinge betrokkenheid. Wetenschappers die kunnen overleven in het dominante Fast Science-model hebben de keuze om in opstand te komen, stelt Stengers. Zij kunnen het verschil maken, want zij maken immers de dienst uit. Anderen – waartoe Stengers zichzelf helaas ook rekent – zijn afhankelijk van hen.
Open Science
Steeds vaker stellen topwetenschappers kennis ter beschikking door het online delen van datasets of het plaatsen van lezingen op YouTube. Er ontspinnen zich tal van initiatieven die een kijkje bieden in de wetenschappelijke keuken. Zo verzorgt de Universiteit van Nederland korte colleges door hoogleraren in Amsterdamse uitgaansgelegenheden als Paradiso of Club Air. Of neem Robert Dijkgraaf, directeur van het gerenommeerde Institute for Advanced Study in Princeton, die in zijn voormalige functie als president van de KNAW geregeld te gast was in De Wereld Draait Door en zich nu vanuit de VS regelmatig uitspreekt over de Nederlandse wetenschap. De wetenschap heeft dergelijke ambassadeurs nodig. De ivoren toren en openheid zijn vandaag de dag niet onverenigbaar.
De huidige haast in de wetenschap is gedeeltelijk te herleiden naar de beoordeling van activiteiten via fast indicators, zoals het aantal publicaties, citaties en de som van binnengehaalde gelden. Dat gehanteerde indicatoren tekort schieten, is inmiddels ook doorgedrongen tot Nederlandse wetenschapsorganisaties.
Vorige week presenteerden de KNAW, NWO en VSNU het Standard Evaluation Protocol 2015-2021 (SEP) dat van toepassing is op al het onderzoek dat wordt uitgevoerd aan Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen. Dit protocol benadrukt de kwaliteit van het werk van wetenschappers: ‘productiviteit vervalt als zelfstandig criterium. Daarmee wordt ook gehoor gegeven aan de actuele kritiek dat de druk om te publiceren in veel vakgebieden lijkt te zijn doorgeschoten.’ Ook is er meer aandacht voor maatschappelijke relevantie van het wetenschappelijk onderzoek en voor wetenschappelijke integriteit. Hopelijk draagt het SEP bij tot een meer evenwichtige, transparante en egalitaire wetenschap: Open Science.
Femke Avtalyon-Bakker zegt
Hoewel ik de boodschap van het Slow Science Manifesto om de tijd te nemen om na te denken en de ruimte te nemen om fouten te kunnen maken volledig onderschrijf, deel ik ook het onbehaaglijke gevoel van Liza Mügge over de wijze waarop dat zou moeten gebeuren. Als KNAW, NWO en VSNU (nog) meer nadruk op maatschappelijke relevantie gaan leggen, dan is volgens mij het blog (en in het verlengde twitter) dé manier de link tussen wetenschap en maatschappij te maken. Zie SRV als lichtend voorbeeld…
Linda Duits zegt
Eens met Femke Avtalyon-Bakker. Twitteren en bloggen zijn juist manieren om het proces van het denken te laten zien en niet enkel het product (dat vervolgens voor de meeste mensen ontoegankelijk is – soms letterlijk vanwege de paywalls, soms omdat wetenschappelijke artikelen lastig te begrijpen zijn voor leken).
Als je regelmatig blogt, gebruik je juist meer tijd om te denken, geef je jezelf de ruimte om ideeën te ontwikkelen en uit te proberen, om in gesprek te gaan met collega’s en andere geïnteresseerden in een vroeg stadium. Juist via sociale media kunnen wetenschappers hun twijfel tonen en laten zien dat ze niet automagisch gelijk hebben.