Onlangs werd in het wetenschapskatern van de NRC gewaarschuwd dat “(bijna)moeders wel kunnen vergeten om onderzoeksgeld te krijgen.” Aan de hand van zes voorbeelden wordt betoogd dat inadequate procedures tot ongelijkheid leiden bij het verkrijgen van onderzoekbeurzen: “Bij het aanvragen ervan staan vrouwen met kinderen op grote achterstand.” En dat terwijl er allerlei regelingen bestaan om dat te voorkomen. Zo wordt de periode na de promotie waarin NWO-beurzen zoals de Veni of de Vidi mogen worden aangevraagd verlengd met 18 maanden voor ieder kind.
Deze regeling zou echter contraproductief zijn, en een van de geïnterviewden stelt dan ook dat je er maar beter geen gebruik van kunt maken: “… ik denk dat je met uitstel van de aanvraag een (prestatie)gat opbouwt.” Maar is dat nu allemaal wel zo?
In een onderzoek naar gender bias bij de toekenning van de ‘Starting Grant’ van de Europese Research Council (ERC) hebben we data verzameld over meer dan 3000 aanvragers. De Starting Grant is vergelijkbaar met de in het NRC-artikel genoemde Vidi-beurs van NWO, maar met hogere bedragen en prestige. Net als bij de NWO-beurzen geldt ook bij de ERC dat de aanvraag moet gebeuren binnen een aantal jaar na het promoveren, en ook hier krijgen vrouwen verlenging van die periode voor elk kind geboren binnen die periode. Ook bij de ERC is het succespercentage voor vrouwen lager dan dat voor mannen.
Maar het blijkt anders te liggen voor vrouwen met jonge kinderen.
Vrouwen die de verlenging van de aanvraagperiode gebruiken hebben juist een hoger succespercentage dan vrouwen zonder kinderen: 13.2% versus 10%. En ook hoger dan van mannen overigens: 13.2% versus 11.9%. Bovendien hebben ze de verlenging gebruikt om hun CV te verbeteren. Ze scoren gemiddeld beter dan vrouwen die de verlenging niet hebben gehad op alle prestatie-indicatoren die we hebben gemeten. In tegenstelling tot wat het NRC-artikel stelt, laten onze data dus zien dat uitstel van de aanvraag leidt tot een hoger prestatieniveau op het moment van de aanvraag.
Tabel 1 geeft de details. Op vrijwel alle indicatoren scoren vrouwen die van de uitstelregeling gebruik hebben gemaakt gemiddeld hoger dan vrouwen die dat niet hebben gedaan. Soms een paar procent, soms tien, maar voor veel indicatoren zelfs enige tientallen procenten. Het netwerk van de vrouwen met uitstel heeft een betere score op de Leiden Ranking, evenals de universiteit waar het onderzoek (indien de aanvraag succesvol is) zal worden uitgevoerd. Deze vrouwen hebben ook meer (internationale) coauteurs en ze hebben meer subsidies binnengehaald. Tenslotte hebben ze meer gepubliceerd, meer citaties, meer publicaties in toptijdschriften en meer (veelgeciteerde) toppublicaties.
Tabel 1: Score van vrouwen met kinderen versus zonder kinderen*
Indicator | % verschil |
Positie in de Leiden Ranking van de universiteit waar het onderzoek zal worden uitgevoerd | 2.4 % |
Mediaan van ‘ranking’ van organisaties in het network van de aanvrager | 10 % |
Gemiddeld aantal co-auteurs | 18 % |
Gemiddeld aantal internationale co-auteurs | 5 % |
Eerdere verkregen subsidies | 74 % |
Aantal publicaties | 38 % |
Aantal publicaties (fractioneel) | 28 % |
Aantal citaties | 10 % |
Aantal citaties (twee jaar na publicatiedatum) | 10 % |
Genormaliseerde ‘journal impact’ | 7 % |
Top 1% meest geciteerde publicaties** | 19 % |
Top 5% meest geciteerde publicaties** | 6 % |
Top 10% meest geciteerde publicaties** | 20 % |
Top 10% meest geciteerde publicaties*** | 78 % |
Top 25% meest geciteerde publicaties** | 15 % |
Top 50% meest geciteerde publicaties** | 5 % |
* De percentages geven aan hoeveel de vrouwen die van de uitstelregeling gebruikmaken hoger scoren dan vrouwen die dat niet doen.
** Als percentage van het eigen oeuvre.
*** Absoluut aantal.
Op individueel niveau is het aanvragen van onderzoeksgeld in periodes van bevalling en moederschap natuurlijk buitengewoon lastig, net zoals dat het geval kan zijn bij ziekte, ongeval of veel andere gebeurtenissen die het leven beïnvloeden. Maar voor de moeders blijkt het daaruit voortvloeiende tijdverlies voldoende gecompenseerd te worden om nadelige effecten te voorkomen.
Het NRC-artikel wijst (onbedoeld) ook al in die richting. Een van de zes vrouwen uit het artikel heeft haar aanvraag gehonoreerd gekregen. Als de journalist een representatief beeld heeft proberen te schetsen, en daar ga ik van uit, dan gaat het bij de (bijna)moeders dus om een succespercentage van 16.6%. En dat is hoger dan het overall succes van vrouwen en ongeveer even hoog als dat van mannen bij de Veni- en Vidi-programma’s van NWO.
Dit wil overigens niet zeggen dat er geen gender bias zou bestaan in de wetenschap. Integendeel, uit ons onderzoek blijkt dat het glazen plafond in stand wordt gehouden door een vicieuze cirkel van minder mogelijkheden en minder output. Vrouwen krijgen gemiddeld minder onderzoeksubsidies, hebben minder vaak de leidende positie in onderzoeksteams, maken langzamer carrière in de wetenschap, en zitten bijgevolg minder vaak op de hogere (hoogleraar) posities. Dit leidt tot minder mogelijkheden om onderzoek te doen en tot gemiddeld een kleinere onderzoekoutput, die op zijn beurt weer leidt tot minder onderzoekbeurzen en het vaker blijven steken in lagere posities. En dit alles samen leidt tot een stereotypering waarin topwetenschappers man zijn, en waarin vrouwen minder geschikt worden geacht voor de wetenschap. Selectiecommissies voor onderzoeksubsidies en voor hoogleraarposities leven in deze wereld vol stereotypes en vooroordelen, en selecteren dan ook gemakkelijker mannen dan vrouwen.
Deze vicieuze cirkel is moeilijk te doorbreken anders dan door objectivering van de selectiecriteria, en nog beter, door het gebruik van quota voor de verdeling van subsidies en banen onder mannen en vrouwen. De oorzaken van gender bias in de wetenschap moeten nodig worden aangepakt, maar dan wel graag de échte oorzaken. Gendergelijkheid in de wetenschap wordt niet bereikt als regelingen die goed blijken te werken – zoals de verlenging van de aanvraagperiode – nog verder (te ver?) worden uitgebreid, terwijl allerlei andere mechanismen buiten beeld blijven.
Het is tot slot buitengewoon jammer dat ook in de zogenoemde serieuze pers subjectieve verhalen de plaats innemen waar empirische evidentie zou moeten domineren.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.