De Staatcommissie Parlementair Stelsel pleit er in haar eindrapport voor om de individuele component van ons kiesstelsel te vergroten door voorkeurstemmen zwaarder te laten wegen. Laaggeplaatste kandidaten met relatief veel voorkeursstemmen maken daardoor eerder kans op een zetel. Daarom stelt de Staatscommissie voor om de aanpassingen die eerder door het Burgerforum Kiesstelsel zijn voorgesteld alsnog in te voeren. Maar hoeveel invloed zou een dergelijke aanpassing daadwerkelijk hebben op de persoonlijke samenstelling van de Tweede Kamer? In deze blogpost reken ik uit hoe de Tweede Kamer eruit zou hebben gezien als de verkiezingen van 2017 onder het voorgestelde stelsel zouden zijn gehouden.
Voorkeurstemmen
Op dit moment hanteert Nederland nog een semi-open lijstsysteem. Bij de toewijzing van zetels aan personen is de plaats op de kandidatenlijst leidend, maar kan de volgorde doorbroken worden indien een kandidaat de voorkeursdrempel (25% van de kiesdeler) passeert. Het effect van voorkeurstemmen op de persoonlijke samenstelling van de Tweede Kamer is beperkt: sinds 1922 zijn er slechts vijftien Kamerleden volledig op eigen kracht gekozen. Ondanks dat redelijk veel Nederlanders gebruik maken van het uitbrengen van een voorkeurstem, leidt het zelden tot wijzigingen in de persoonlijke samenstelling van de Tweede Kamer.
Zo werden in 2017 2.838.476 voorkeurstemmen (26,99% van het totaal) uitgebracht. Dat zijn alle stemmen die niet op een lijsttrekker zijn uitgebracht. Drie Kamerleden werden daardoor alsnog gekozen: Maurtis von Martels (CDA, #44), Isabella Diks (GroenLinks, #19) en Lilianne Ploumen (PvdA, #10). PvdA-, DENK- en CDA-stemmers brachten de meeste voorkeurstemmen uit, namelijk rond de 40% van het totaal aantal stemmen; PVV en SGP vormden het andere uiterste: bijna al hun kiezers stemden op de lijsttrekker, terwijl het aandeel voorkeurstemmen slechts respectievelijk 8,3% en 10,4% was. Hierbij dient overigens wel aangetekend te worden dat het aandeel voorkeurstemmen van het totaal aantal stemmen van een partij niet consistent is tussen verkiezingen, maar juist afhankelijk van push- en pull-factoren sterk fluctueert van verkiezing tot verkiezing. Alleen bij PVV en SGP lijkt het aantal voorkeurstemmen structureel laag te zijn (Van Holsteyn & Andeweg, 2012 p 171-172).
Er kunnen diverse redenen zijn om een voorkeurstem uit te brengen, zoals vanwege de behartiging van een bepaald thema, competentie of capaciteiten, persoonlijke connecties of zodat een bepaalde demografische of geografische groep (regio, geslacht, etniciteit) beter wordt vertegenwoordigd. Onderzoek van Van Holsteyn en Andeweg (2012) geeft een goed inzicht in de redenen voor voorkeurstemmen. Voorkeurstemmen worden met name uitgebracht door hoger opgeleiden – onder de hoogst opgeleiden zelfs maar liefst twee maal zo vaak als de laagst opgeleiden – en politiek geïnteresseerden en in iets grotere mate door vrouwen dan door mannen. Een hoge plaats op de lijst en incumbency vergroten de kans op meer voorkeurstemmen, maar geslacht, etnische afkomst en geografische nabijheid blijken juist beperkte invloed te hebben.[i] Van Holsteyn en Andeweg (p. 183) concluderen daarom dat het uitbrengen van een voorkeurstem in Nederland eerder expressief dan instrumenteel lijkt te zien: het daadwerkelijk verkiezen van kandidaten lijkt niet het primaire doel te zijn van een voorkeurstem.
Voorstel Burgerforum Kiesstelsel
Alexander Pechtold stelde in 2006 als minister voor bestuurlijke vernieuwing het Burgerforum Kiesstelsel in. Het burgerforum werd gevormd door 140 burgers die door loting waren geselecteerd met als opdracht om de regering te adviseren over een nieuw kiesstelsel. Het burgerforum was in grote lijnen voorstander van het handhaven van het evenredige kiesstelsel, maar stelde wel twee aanpassingen voor. Op de eerste plaats moesten kiezers zowel op een partij – formeel op een lijst – als op een individuele kandidaat kunnen stemmen. Daarnaast moest de invloed van voorkeurstemmen groter worden: bij de toewijzing van zetels moest eerst een deel worden toegewezen op basis van de volgorde op de kandidatenlijst en het resterende deel op basis van het aantal voorkeurstemmen.[ii] De facto wordt dus een deel van zetels toegewezen via een gesloten lijst en een deel via een volledig open lijst. De voorkeursdrempel zou komen te vervallen.
Het aantal zetels dat verdeeld wordt via de lijstvolgorde dan wel het aantal voorkeurstemmen is afhankelijk van de verhouding tussen het aantal partijstemmen en voorkeurstemmen: indien X% van de stemmen op een partij op een persoon (inclusief de lijsttrekker) worden uitgebracht, wordt X% van de zetels van deze partij toegewezen op basis van voorkeurstemmen. Het aantal zetels dat per methode wordt verdeeld zal dus per verkiezing en partij variëren.
De voorgestelde aanpassingen werden uiteindelijk afgewezen door kabinet-Balkenende IV, maar worden nu opnieuw omarmd door de Staatscommissie Parlementair Stelsel.
Simulatie
Het voorstel van de Staatscommissie en Burgerforum Kiesstelsel houdt de bestaande zetelverdeling tussen de partijen in tact, maar heeft wel (grote) invloed op welke kandidaten er wel en niet in de Tweede Kamer worden gekozen. Hieronder simuleer ik in hoeverre de persoonlijke samenstelling van de Tweede Kamer anders zou zijn geweest indien de verkiezingen in 2017 volgens het bovenstaande voorstel zouden zijn gehouden. De Staatscommissie vermeldt niet of zetels binnen een partij via de grootste gemiddelden of de grootste overschotten worden verdeeld. In deze simulatie ga ik ervan uit dat dit net als binnen lijstencombinaties via de grootste overschotten gebeurd.
Een complicatie in deze simulatie is dat in het huidige stelsel een stem op de lijsttrekker zowel steun aan de partij als aan de persoon kan signaleren (Van Holsteyn & Andeweg, 2012, p. 166). In welke verhouding deze stemmen in het nieuwe stelsel naar de partij of naar de lijsttrekker zouden gaan is een onvoorspelbare en variabele factor. Om toch een inschatting te kunnen maken, rekenen we vier verschillende scenario’s uit waarbij de verhouding partij- vis-à-vis lijsttrekkerstemmen respectievelijk 0%, 25%, 50% en 75% is.
Ten behoeve van de simulatie gaan we er van uit dat andere factoren hetzelfde blijven. In werkelijkheid is het echter goed denkbaar dat bijvoorbeeld meer kiezers voorkeurstemmen uitbrengen, gezien deze in het nieuwe systeem zwaarder wegen. We kunnen op basis van deze simulatie dat soort gedragsfactoren dus niet goed inschatten, maar waarschijnlijk geeft de simulatie wel een beeld van het soort veranderingen dat we kunnen verwachten.
Extra impuls voorkeurstemmen
In 2017 werden onder het huidige stelsel drie kandidaten dankzij voorkeurstemmen, ondanks hun te lage plaats op de kandidatenlijst, alsnog in de Kamer gekozen. Dat zou volgens mijn simulatie bij een invoering van de voorgestelde aanpassingen een veel groter aantal zijn geweest, zoals tabel 1 laat zien. Zelfs in het scenario dat alle lijsttrekkerstemmen op de partij zouden zijn uitgebracht, zouden er al 21 Kamerleden louter dankzij voorkeurstemmen zijn gekozen. Dat aantal neemt verder toe indien er verhoudingsgewijs meer stemmen worden uitgebracht op de lijsttrekker in plaats van op de partij: bij het tweede scenario zouden er al 34 Kamerleden alsnog zijn gekozen. Wel bestaan er belangrijke verschillen tussen partijen: bij de PVV en de Partij voor de Dieren zouden in dit scenario slechts 20% van de zetels bezet worden door Kamerleden die dankzij voorkeurstemmen worden gekozen, terwijl dit bij de PvdA en ChristenUnie respectievelijk 33% en 40% is. Bij die laatste partij dient te worden aangetekend dat het om een kleine fractie gaat, waardoor het percentage relatief hoog uitvalt.
In scenario III is er nog sprake van enige serieuze toename, namelijk tot 38 Kamerleden. Overigens niet bij alle fracties: bij het CDA is geen enkele toename meer. Indien de verhouding lijsttrekker- vis-à-vis partijstemmen nog hoger is dan 50% gaat het stelsel de facto functioneren als een volledig open lijst.
Voorbeelden van de kandidaten die alsnog gekozen zouden zijn: Maarten van Weijden (VVD, #80), Wybren van Haga (VVD, #41), Hilde Palland (CDA, #21), Vivianne Heijden (CDA, #26), Ron Meyer (SP, #22), Ahmed Marcouch (PvdA, #13), Don Ceder (ChristenUnie, #7) en Stieneke van der Graaf (ChristenUnie, #6).
Grotere impact dan bij verlagen voorkeursdrempel
Een andere wijziging die de Staatscommissie sterk heeft overwogen is het verlagen van de voorkeursdrempel van 25% naar 10% van de kiesdeler. Ook dat voorstel zou de invloed van voorkeurstemmen vergroten, maar wel duidelijk minder dan het voorstel van Burgerforum Kiesstelsel. Elf kandidaten zouden ceteris paribus op eigen kracht zijn gekozen, maar wel met grote variatie tussen partijen, namelijk geen bij VVD en PVV en vier (21%) bij bijvoorbeeld CDA. Bij een volledig open lijst zou de impact van voorkeurstemmen overigens waarschijnlijk wel groter zijn.
Effecten op diversiteit Tweede Kamer
De grotere invloed van voorkeurstemmen heeft ook zijn weerslag op de descriptieve afspiegeling van Kamerleden en dan met name op de man-vrouw verhouding. In scenario II zou het aantal vrouwen in de Tweede Kamer toenemen van 56 tot 71. In scenario III gaat het om 73 en bij scenario 4 of een volledig open lijst zou ceteris paribus zelfs een Kamermeerderheid vrouw zijn. De toename doet zich voor bij alle partijen – met uitzondering van de PVV in sommige scenario’s en de hele kleine partijen –, maar is groter onder progressieve partijen. In scenario IV slaat de samenstelling van GroenLinks en Partij voor de Dieren zelfs naar de andere kant door: de GroenLinks-fractie zou voor 79% uit vrouwen bestaan en bij de Partij voor de Dieren zelfs alle Kamerleden.
Het effect op etnische diversiteit is minder eenduidig. In scenario I en II zou er netto een afname zijn van één Kamerlid met een migratieachtergrond. Daar staat echter een toename van de diversiteit binnen deze groep tegenover. Naast Turkse en Marokkaanse Nederlanders, zouden ook Kamerleden met een Surinaamse (Don Ceder) en Aziatische achtergrond (Sun Yoon van Dijk) gekozen zijn en zou het aantal vrouwen met een migratieachtergrond toenemen. Bij een open lijstenstel of bij scenario III en IV doet de lichte afname en de schevere verhouding tussen links en rechts zich echter niet voor.
Deze effecten zijn des te opvallender omdat de verkiezingen van 2017 het minst diverse parlement sinds de eeuwwisseling als resultaat hadden. Indien deze via het voorstel van de Staatscommissie hadden plaatsgevonden, zou het resultaat volgens deze simulatie totaal anders zijn geweest. Toch is dit minder verbazingwekkend dan het lijkt: De Leeuw liet eerder zien dat vrouwen consistent meer voorkeurstemmen halen dan mannen, terwijl Marx en Amir uitrekenden dat indien in het huidige stelsel 55% van de vrouwen hun voorkeurstem op een willekeurige vrouw uitbrachten de Kamer voor twee derde uit vrouwen zou bestaan.
Conclusie
De bovenstaande simulatie laat zien dat het voorstel van de Staatscommissie inderdaad de individuele component van het kiesstelsel zou versterken, er zouden in 2017 ceteris paribus 21 tot 40 kandidaten louter op basis van voorkeurstemmen in de Kamer gekozen zijn. Als neveneffect zou ook de diversiteit van de Tweede Kamer vergroot worden, met name wat betreft de man-vrouwverhouding.
Uiteraard zijn er altijd veel kanttekeningen te plaatsen bij een simulatie als deze. Het aantal voorkeurstemmen varieert bij verkiezingen en de effecten van een kiesstelsel zijn nooit louter mechanisch, maar ook psychologisch: het (kies)gedrag van kiezers, kandidaten en partijen zal veranderen. Kandidaten worden geprikkeld om een eigen voorkeurscampagne te voeren, terwijl – doordat het gewicht voorkeurstemmen groter wordt – kiezers wellicht vaker een voorkeurstem uit zullen brengen
[i] Uit het onderzoek van Van Holsteyn en Andeweg (2012, pp. 180-182) blijkt het effect alleen op te gaan voor de eerste vrouw c.q. de eerste kandidaat met een bepaalde migratieachtergrond. Het gemiddeld aantal voorkeurstemmen van overige kandidaten week tijdens de onderzochte periode echter nauwelijks af van autochtone mannen (in 2017 lijkt dit overigens anders te liggen). Geografische nabijheid blijkt de zwakste factor te zijn en het effect daarvan is bovendien afgenomen.
[ii] Het Burgerforum Kiesstelsel pleitte ten slotte ook nog voor een andere kiesformule voor het verdelen van restzetels. Het systeem van grootste gemiddelden zou kleine partijen teveel benadelen, daarom zou moeten worden overgeschakeld naar grootste overschotten. Dit voorstel komt niet terug in het eindrapport van de staatscommissie, daarom is in de simulatie uitgegaan van grootste gemiddelden en blijft de zetelverdeling dus ongewijzigd. Bij grootste overschotten zou de zetelverdeling er iets anders hebben uitgezien. VVD en D66 zouden er een zetel op achteruit zijn gegaan; FvD en 50plus juist een zetel op vooruit.
R Van solt zegt
Dank voor dit boeiende en zinvolle artikel. U heeft ongetwijveld gebruik gemaakt van het behaalde aantal stemmen per kandidaat bij de verkiezingen in 2017. Kunt U mij aangeven waar die informatie is te vinden. Ik wil eens berekenen wat het gemiddeld aantal stemmen per huidig tweede kamerlid is , indien de lijsttrekkers niet mee tellen.
vriendelijke groet,
Ronald van Solt
GJ de Groot zegt
Op de site van de Kiesraad staat het allemaal: kiesraad.nl, meer in het bijzonder https://www.kiesraad.nl/adviezen-en-publicaties/rapporten/2017/3/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017
PS ongetwijVeld? ongetwijFeld!