De Griekse verkiezingen hebben dit weekend net geen absolute meerderheid opgeleverd voor Syriza: de partij kreeg 149 van de 300 zetels in het Griekse parlement. Maar daar had de partij slechts 36% van de geldig uitgebrachte stemmen voor nodig. Het Griekse kiesstelsel is namelijk een merkwaardige hybride. 250 zetels worden proportioneel toebedeeld, althans, met een kiesdrempel van 3%. De laatste 50 zetels worden echter automatisch geheel gegund aan de grootste partij.
Dit systeem beoogt het beste van twee werelden te zijn. Enerzijds worden minderheden gerepresenteerd, net als in proportionele kiesstelsels als Nederland. Anderzijds creëert het stabielere meerderheden in het parlement waardoor regeringen daadkrachtiger kunnen zijn, net als in meerderheidsstelsels als het Verenigd Koninkrijk.
De mate waarin de verdeling van parlementszetels representatief is voor de verdeling van de stemmen kan op verschillende manieren worden berekend. Een van de meest gebruikte maten is de Gallagher-index, waarbij een score van 0 perfecte proportionaliteit betekent (wat in de praktijk onhaalbaar is, al is het maar vanwege afronden) en hogere scores een toenemende mate van disproportionaliteit weergeven.
Scheve verkiezingen
Als we naar de meest recente parlementsverkiezingen kijken in Europa, zien we dat Griekenland hoog scoort op die Gallagher-index van disproportionaliteit. Aan de top staan achtereenvolgens Hongarije, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk, en Griekenland. Het meest proportioneel zijn landen als Denemarken, Nederland en Zweden.
De landen die hoog scoren op disproportionaliteit hebben daar verschillende redenen voor. Sommige landen (Frankrijk, VK) hebben gekozen voor een districtenstelsel, waar per district maar één afgevaardigde wordt gekozen. Bulgarije scoort hoog doordat bij de verkiezingen van 2013 een kwart van de stemmen ging naar partijen die de kiesdrempel (4%) niet haalden. Italië geeft net als Griekenland een bonus aan de grootste partij/coalitie, waarbij de Italianen ervoor kiezen de grootste partij/coalitie meteen een meerderheid te geven. Hongarije, ten slotte, heeft sinds 2014 een groot deel van de zetels in een districtenstelsel wordt gekozen.
Hongaarse mengelmoes: ook in Nederland?
Er zijn dus verschillende hybride kiesstelsels die de representativiteit van het parlement geweld aan doen om effectievere meerderheden te creëren. Ze maken gebruik van hoge kiesdrempels, van bonussen, of van een Hongaarse mengelmoes. Ook in Nederland wordt regelmatig tot dergelijke maatregelen opgeroepen. Denk maar aan de kiesdrempel van Wientjes (VNO-NCW) en van Hoogervorst (VVD), De Geus (CDA), en Van der Ploeg (PvdA). Of denk aan het curieuze kiesstelsel van Buma (CDA), dat lijkt op het Hongaarse model.
Onvoorspelbare loterij
Opmerkelijk is dat die hybride kiesstelsels de laatste jaren steeds disproportioneler hebben uitgepakt. Wanneer de grote partijen steeds kleiner worden, werkt een bonus voor de grootste steeds harder door op de samenstelling van het parlement – zoals in Griekenland en Italië. Wanneer de beweeglijkheid van kiezers van verkiezing tot verkiezing toeneemt, kan het zomaar gebeuren dat kansrijke partijen net de kiesdrempel niet halen – zoals in Hongarije gebeurde. In Duitsland leidde de kiesdrempel van 5% ertoe dat twee partijen (AfD en FDP) beide nipt de kiesdrempel niet haalden, en dus naar hun zetels konden fluiten.
Sinds het uitbreken van de crisis heeft de toenemende fragmentatie van kiezers in deze landen geleid tot een grotere disproportionaliteit. Naar mate kiezers volatieler worden in hun stemgedrag, fungeren de disproportionele maatregelen in deze hybride kiesstelsels steeds meer als een onvoorspelbare loterij: een bonus voor de grootste en een drempel voor de kleinste partijen.
Ralf zegt
Misschien een ingewikkelde vraag, maar hoe zit het met het Europees Parlement? Ik kan me voorstellen dat hier door de hoge kiesdeler – die ook nog eens verschilt per land – de proportionaliteit helemaal in het geding is.
Tom van der Meer zegt
Inderdaad, de hoge kiesdeler in veel landen leidt tot aantasting van de proportionaliteit binnen landen. Zie http://euce.org/eusa/2013/papers/10e_fortin-rittberger.pdf over de EP-verkiezingen van 2009. Op 6 landen na in elk land disproportionelere uitslag.
Armen Hakhverdian zegt
Mooi paper. Had niet verwacht dat er zulke grote verschillen tussen landen in het implementeren van de EP-regels zou zitten…
Jelke Bethlehem zegt
Waarom gebruik je de Gallagher-index en niet de Sainte-Laguë-index? Met die tweede index neem je mee dat een bepaald verschil voor grote partijen minder belangrijk is dan voor kleine partijen. Bovendien lijkt die heel veel op een chi-kwadraat-toets. Nog een stap verder is het berekenen van Cramers V.
Tom van der Meer zegt
Het eerlijke antwoord: gemakzucht. Gallagher wordt bij mijn weten vaker gebruikt, hoewel de SL ook door Gallagher als de zuiverdere wordt aangemerkt.
Edwin Hubers zegt
Wordt door politicologen een hogere representativiteit altijd als wenselijk gezien, zoals impliciet lijkt te blijken uit deze blog?
Of zijn er legitieme situaties denkbaar om hiervan af te wijken?
Tom van der Meer zegt
Nee, die voorkeur is niet unaniem. De laatste ca 15 jaar is meer inzicht gekomen in gevolgen van proportionele en meerderheidsstelsels.
Proportionele stelsels scoren hoger op ‘zachte’ indicatoren (vertrouwen, gelijkheidsrechten, etc).
Meerderheidsstelsels worden verondersteld effectiever te zijn, maar daar is qua beleidsuitkomsten eigenlijk geen bewijs voor gevonden. Wel is burgerparticipatie buiten het stemmen zelf in die landen hoger.
Veel institutionele veranderingen (oa kiesdrempel, districtenstelsel) worden in Nederland voorgesteld omdat dat de kloof tussen burger en politiek zou dichten, en de vertrouwenscrisis zou oplossen. Dat is duidelijk niet het geval. Vandaar de impliciete toonzetting.
Een meerderheidsstelsel is vooral gunstig in landen met niet al te gepolariseerde regionale identiteiten, en weinig minderheidsgroepen.
Edwin Hubers zegt
Dank, ook voor de snelle reactie!
Is er een mogelijke verklaring voor de hogere burgerparticipatie in meerderheidsstelsels?
Tom van der Meer zegt
Een mogelijke verklaring luidt dat er bij die verkiezingen meer op het spel staat: het wordt OF links/Dem/Labour OF rechts/Rep/Conservative. De verliezer staat enige tijd buiten spel. Dat stimuleert om actiever campagne te voeren.
Ook worden minderheidsgroeperingen minder goed gehoord bij verkiezingen, waardoor ze eerder van zich zullen laten horen buiten het parlement om.
Tom van der Meer zegt
Ik kan trouwens nog wel wat artikelen suggereren die hierover gaan, als u verder wil lezen.