Zelfs buiten verkiezingstijd lezen we regelmatig over het stemgedrag van burgers ‘als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn’. Gek genoeg lees je veel minder over het werkelijke stemgedrag van Tweede Kamerleden. Natuurlijk is er enige aandacht voor opmerkelijk stemgedrag, zoals het stemgedrag van de PvdA-fractie over moties die letterlijke teksten van fractieleider Samsom bevatten, de ene steunde de PvdA wel, de andere niet. Over de algemene patronen van parlementair stemgedrag lees je echter maar af en toe iets. Politicologen maken echter dankbaar gebruik van parlementair stemgedrag om parlementaire representatie, het effect van nieuwe partijen of de mate van partijeenheid te bestuderen. Bovenal zegt het iets over de keuzes die partijen namens ons maken in het parlement. En als je het stemgedrag van de in september 2012 gekozen Tweede Kamer op een rijtje zet, valt een aantal van die keuzes op, vooral van de PvdA en 50+.
Analyse van stemgedrag
Het parlementair stemgedrag van partijen wordt over het algemeen verklaard door twee belangrijke factoren: politiek-inhoudelijke stellingname en coalitiedeelname. Dit zien we ook terug in de Nederlandse Tweede Kamer: de PvdA stemt bijvoorbeeld in 84% van de gevallen hetzelfde als de VVD, terwijl de sociaal-democraten ‘maar’ in 57% van de stemmingen hetzelfde stemmen als GroenLinks. Over het algemeen vinden we echter een links-rechts tegenstelling terug in het stemgedrag. Als je het stemgedrag analyseert met een eendimensionale Optimal Classification-methode die partijen in een rangordening plaatst op basis van hoe verschillend ze stemmen, zien we dat het spectrum loopt van SP tot PVV. Overigens was dit ook in de vorige kabinetsperiode het geval. Tussen de vorige en de huidige kabinetsperiode zien we maar weinig verschillen in de rangordening, met een voorname uitzondering: de PvdA.
In de periode 2010-2012 voerde de PvdA oppositie tegen het rechtse Rutte-I en stond zij qua stemgedrag tussen GroenLinks en D66. Nu de partij is toegetreden tot Rutte-II is ze sterk opgeschoven en staat ze tussen de SGP en de VVD. Dit kunnen we verklaren door het feit dat er behalve een tegenstelling tussen links en rechts ook een tegenstelling tussen coalitie en oppositie in het stemgedrag verscholen ligt.
Als we simpelweg de percentages van overeenkomst tussen partijen bekijken, zien we dat de PvdA weliswaar een grote overeenkomst met de VVD heeft (84%), maar ook vaak met D66 (72%) optrekt en relatief weinig met de PVV (56%). De positie van de PvdA in de bovenstaande figuur impliceert dus niet dat ze het vaker eens is met de PVV dan met bijvoorbeeld GroenLinks (57%), maar dat het stemgedrag van de partij voornamelijk gedomineerd lijkt te worden door coalitieoverwegingen.
Een andere partij waarvan het stemgedrag opvalt is 50PLUS. De Gelderlander berichtte hier al over: de partij staat tussen GroenLinks (77% overeenkomst) en de ChristenUnie (71% overeenkomst). Hoewel de partij dus kiezers lijkt te trekken van zowel rechts als links, stemt ze in de Kamer toch vooral als een centrum-linkse oppositiepartij.
Meer dimensies
De eendimensionale weergave van het stemgedrag voldoet echter niet helemaal om het stemgedrag accuraat in beeld te brengen. Zo stemmen SP en PVV, die aan de tegenpolen staan, toch vaker samen (44%) dan PVV en GroenLinks (37%) of SP en VVD (39%). Dat komt enerzijds omdat de PVV soms samen met de (linkse) oppositie stemt en anderzijds omdat op een aantal specifieke onderwerpen de links-rechts tegenstelling niet opgaat, bijvoorbeeld Europese integratie.
Een tweedimensionaal plaatje geeft de stemverhoudingen beter weer. Partijen die in dit plaatje dichter bij elkaar staan, stemmen gemiddeld genomen vaker samen dan partijen die ver verwijderd zijn van elkaar. Net als in het eendimensionale model gaat het om een benadering, zo zijn er dus best voorstellen die niet in het plaatje passen, zoals moties die alleen door GroenLinks, ChristenUnie en de VVD worden gesteund.
In de tweedimensionale figuur zien we op de horizontale as ongeveer dezelfde tegenstelling als eerder: SP, PvdD en GroenLinks aan de ene kant van het spectrum, VVD en PVV aan de andere kant. In het verticale vlak zien we echter ook een andere tegenstelling, namelijk tussen meer gevestigde partijen (de regeringspartijen voorop) en de uitdagers, bovenal PVV en, in iets mindere mate, SP. De confessionele partijen nemen een middenpositie in.
Opvallend is hier dat 50PLUS, die zich naar buiten toe duidelijk als uitdager van de gevestigde orde presenteert, qua stemgedrag weinig rebels lijkt. De partij lijkt qua stemgedrag ongeveer even veel op D66 (72%) als op de SP (73%). Ze stemt vaker met regeringspartij PvdA (62%) mee dan andere partijen dat doen: de ChristenUnie stemt bijvoorbeeld in 58% van de gevallen met de PvdA mee, GroenLinks in 57% van de gevallen, en de SP in 50% van de gevallen. Geen enorme verschillen, maar het is wel opvallend in het licht van de forse kritiek van 50PLUS op het kabinet waarin de sociaal-democraten deelnemen.
Goede representatie?
Afgezien van het feit dat de coalitiepartijen sterk naar elkaar toe schuiven, lijkt er een behoorlijke overeenstemming tussen het stemgedrag van partijen in de Tweede Kamer en hun politieke stellingname voor de verkiezingen. Daar zagen we ook een tegenstelling tussen links en rechts alsmede een tegenstelling tussen hervormers (VVD, GL, D66) en behouders (SP, PVV). Het stemgedrag in de Tweede Kamer lijkt voor een groot deel ook door deze tegenstellingen verklaard te kunnen worden. Belangrijke uitzondering vormen de coalitiepartijen, die elkaar zoals gebruikelijk volgen in het stemgedrag. Immers, om in de regering wat gedaan te krijgen, moet je in de Kamer concessies doen.
Technische toelichting
Bovenstaande analyse van het stemgedrag over moties, amendementen, wetten en (bij uitzondering) andere voorstellen is gebaseerd op de periode vanaf de installatie van de Tweede Kamer tot en met 17 januari 2013 (de laatste dag waarvoor de Handelingen een week geleden op Officiële Bekendmakingen te vinden waren). Voor de periode 2010-2012 maak ik gebruik van alle stemmingen tussen de installatie van de Kamer in 2010 en het afscheid in 2012.
Het stemgedrag is ontleend aan de Handelingen, zoals gepubliceerd op Officiële Bekendmakingen. Omdat de daarin woordelijk weergegeven stemmingsuitslagen automatisch worden omgezet naar een tabel, kunnen er kleine foutjes optreden, die het algemene beeld overigens nauwelijks zullen verstoren. Het aantal opgenomen stemmingen is als volgt: N(2012-2013) = 793, N(2010-2012) = 6301.
De eendimensionale OC-weergave voor 2012-2013 geeft 88,8% van de stembesluiten correct weer (APRE=0,63), de tweedimensionale OC-weergave voor 2012-2013 geeft 94,1% van de stembesluiten correct weer (APRE=0,81).
Karel de Groot zegt
In hoeverre zegt dit overzicht iets over de plek van partijen in het politieke spectrum? Het is immers sterk afhankelijk van de toevallige wetsvoorstellen of actualiteit in een specifieke periode. Als er zeer intensief over ontwikkelingssamenwerking zou zijn gesproken zou het CDA linkser scoren dan de VVD. Als dat het geval was geweest met de woningmarkt wellicht rechtser. Of event zich dat uit?
Tom Louwerse zegt
Dat is een goede vraag. Het merendeel van de stemmingen in de dataset (2012-2013) betreft moties (75%). Het staat Kamerleden vrij om deze in te dienen over alle onderwerpen die besproken worden; in de praktijk dienen vooral oppositiepartijen moties in (bijv. PvdA was (co)indiener van 95 moties, SP van 262 moties). Waarover gestemd wordt, is dus niet puur afhankelijk van de wetsvoorstellen die de regering aandient.
Bovendien waren in de onderzochte periode de begrotingsbehandelingen. Van de 793 onderzochte moties, kregen er 396 het label ‘Financiën | Begroting’ mee. De meeste voorstellen werden ingediend op de begroting van Buitenlandse Zaken (49), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (49) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (38). Dit is niet zo raar; het betreft politiek belangrijke dossiers. De moties die worden ingediend bij begrotingsbehandelingen zijn overigens niet allemaal specifiek op de begroting gericht; vaak spreken ze zich uit over een deel van het kabinetsbeleid.
Al met al geeft deze verzameling voorstellen volgens mij een redelijk beeld van waar de Kamer mee bezig is. De ‘vertekening’ zit ‘m er in dat oppositiepartijen veel meer indienen dan regeringspartijen. Die oppositievoorstellen krijgen vervolgens vaak geen steun van de coalitiepartijen óf omdat ze het er inhoudelijk niet mee eens zijn, maar vaak ook omdat ze het kabinet niet voor de voeten willen lopen, of meer positief gesteld, omdat ze vertrouwen hebben in de koers van de bewindspersoon en de motie daarom ‘overbodig’ vinden.
Jasper van de Pol zegt
Kan men hieruit concluderen dat de PvdA een stuk méér richting VVD is opgeschoven dan de VVD richting PvdA? En dat misschien de PvdA meer ‘rechts’ is gaan stemmen dan dat de VVD ‘linkser’ is gaan stemmen?