De Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) adviseerde eind juni om de stemgerechtigde leeftijd in Nederland te verlagen tot 16 jaar. Eerder gaven onder meer ook de provinciebesturen van Zeeland en Friesland al aan dat ze graag zouden experimenteren met het verlenen van kiesrecht voor 16-jarigen. Uitgerekend in het jaar dat zowel Nederland als België honderd jaar algemeen stemrecht vieren, is er heel wat belangstelling voor de vraag om het voor de democratie beter zou zijn het stemrecht nog verder uit te breiden. Maar om de provinciebesturen van Zeeland en Friesland alvast gerust te stellen: ze hoeven het warm water niet opnieuw uit te vinden. De Belgische stad Gent voerde namelijk een gelijkaardig experiment uit in 2018, en uit ons onderzoek blijkt dat de jongeren van 16 en 17 jaar oud best in staat zijn om een weloverwogen stem uit te brengen.
Stemmen op 16: Principe of instrument?
In heel wat Europese landen wordt het debat momenteel gevoerd: moet de meest gebruikelijke leeftijdsgrens om stemrecht te verkrijgen van 18 jaar oud verlaagd worden naar 16 jaar oud? Heel wat argumenten zijn naar voren gebracht door zowel voor- als tegenstanders van de mogelijke hervorming, en die argumenten worden ook overzichtelijk samengevat in het advies van de Raad voor Openbaar Bestuur. Sommige van die argumenten gaan over fundamentele democratische principes: 16-jarigen genieten dan wel al enkele rechten, pas op 18 jaar worden ze volwassen voor de wet – waarom zouden ze dan al mogen wegen op politieke beslissingen? Zouden jongeren zich dan ook kandidaat moeten kunnen stellen?
Andere argumenten zijn dan weer empirisch: jongeren zouden meer geïnteresseerd en geïnformeerd worden als ze eerder betrokken worden bij het proces. Er wordt ook geopperd dat jongeren vroeger in het politieke proces betrekken ongelijkheden in participatie later in het leven kan verkleinen. Daar waar de eerste groep argumenten niet ‘testbaar’ is, is de tweede dat wel. Dat was het doel van de ‘Ghent Study’, die werd uitgevoerd door een onderzoeksteam van de universiteiten van Leuven (België) en Montréal (Canada).
Geen uitsluitsel
Hoewel stemrecht op 16 een thema is dat heel wat aandacht krijgt, is er nog niet zo veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de gevolgen van zo’n beslissing. Het merendeel van die studies vergelijkt de politieke attitudes van 16- en 18-jarigen. Als er grote verschillen zijn in de politieke “maturiteit” van deze twee groepen, wordt dat als een argument tegen stemrecht op 16 beschouwd. Onderzoek van dit type werd reeds in verschillende landen uitgevoerd: McAllister (2014, paywall) en Chan en Clayton (2006) vinden dat jongeren over het algemeen minder politieke interesse en minder politieke kennis hebben, in respectievelijk Australië en het Verenigd Koninkrijk. Hart en Atkins (2011, paywall) komen dan weer tot de tegengestelde conclusie, aangezien ze dergelijke verschillen niet vinden in de Verenigde Staten. Deze studies werden echter uitgevoerd in landen waar 16-jarigen niet mogen stemmen, en ze geven dus geen inzicht in de gevolgen van stemmen op 16. Ander onderzoek richt zich wel op die specifieke vraag, maar ook dat onderzoek kan geen definitief antwoord bieden. Sommige studies vinden positieve gevolgen van stemrecht op 16 voor de politieke attitudes van jongeren, maar anderen niet (Bergh, 2013; Eichhorn, 2018; Zeglovits & Zandonella, 2013 – alle paywall).
Empirisch onderzoek kan voorlopig dus nog geen uitsluitsel bieden over de gevolgen van stemrecht op 16.
Het Gentse experiment
Op 14 Oktober 2018 werden er in België lokale verkiezingen gehouden, en in tegenstelling tot wat het geval is in Nederland, vinden de meeste Belgen die lokale verkiezingen wel bijzonder belangrijk. In Gent – een van de grootste steden in Vlaanderen – besliste het stadsbestuur om een uniek experiment op te zetten. Alle Gentenaars van 16 en 17 jaar oud ontvingen een gepersonaliseerde brief, waarin hen werd uitgelegd dat ze een stem konden uitbrengen via een website van de stad Gent. Op de website konden jongeren aangeven op welke partij ze zouden stemmen, en daarnaast konden ze via enkele vragen aangeven welke beleidsdomeinen voor hen meer aandacht zouden moeten krijgen. Dit was dus geen “officiële” stem – de stad kon natuurlijk niet zelf beslissen om de stemgerechtigde leeftijd te laten dalen – maar de stad nam wel maatregelen om het allemaal zo realistisch mogelijk te maken. Toch beschouwen we deze studie als een ‘least likely case’, en we nemen aan dat de resultaten die we hier vinden eerder een onderschatting zijn van wat we zouden mogen verwachten als jongeren echt stemrecht zouden krijgen.
Wij maakten van dit initiatief gebruik om de gevolgen van stemmen op 16 te onderzoeken. Met dat doel zetten we een grootschalig survey-onderzoek op, waarbij we een vragenlijst opstuurden naar alle jongeren tussen 15 en 21 jaar die in Gent woonden. Naast de jongeren, stuurden we ook telkens een vragenlijst mee die ze aan één van hun ouders konden doorgeven. In totaal verstuurden we 11016 vragenlijsten naar jongeren en 8770 naar hun ouders, en we ontvingen respectievelijk 2373 en 1378 antwoorden, en bij de jongeren is dat dus een responsgraad van 21,7 procent.
De gevolgen van stemmen op 16
Een algemeen overzicht van de resultaten – inclusief wie ging stemmen en op welke partijen de jongeren stemden – is onder deze link te vinden. Hier gaan we dieper in op enkele specifieke onderzoeksvragen die we diepgaander hebben onderzocht. Meer bepaald vroegen we ons af of jongeren meer geïnteresseerd werden omdat ze mochten gaan stemmen, en of ze ook een geïnformeerde stem uitbrachten. Ten slotte vroegen we ons af of jongeren wel willen gaan stemmen.
Grotere betrokkenheid?
Ten eerste onderzochten we of de politieke attitudes van jongeren veranderen omdat ze het recht krijgen een stem uit te brengen. Een argument van de voorstanders van stemrecht op 16, is dat het jongeren zou aanzetten om meer interesse te vertonen in het politieke proces. Als ze zelf mogen gaan stemmen, hebben jongeren meer belang bij het volgen van de politiek, en de verwachting is dan ook dat ze dat in grotere mate zullen doen. Maar is dat wel zo? Om dit te onderzoeken, maakten we gebruik van het quasi-experimentele design van onze studie. Jongeren die 16 jaar oud waren op 14 oktober 2018 werden uitgenodigd om te stemmen. Jongeren die op 15 oktober of later geboren waren, niet. Daarom kunnen we het gevolg van het stemrecht onderzoeken door de politieke attitudes van de jongeren die net oud genoeg waren om te gaan stemmen te vergelijken met de attitudes van jongeren die net te jong waren om te mogen gaan stemmen. Het verschil in attitudes, is dan het effect van het verkrijgen van het recht om te stemmen.
De resultaten laten ons zien dat jongeren wel degelijk meer aandacht voor de politiek hadden als ze mochten gaan stemmen. Echter, naast aandacht voor politiek onderzochten we ook andere variabelen, zoals politieke kennis, praten over politiek, en politiek vertrouwen. Hiervoor vonden we geen effecten.
Geïnformeerde stem?
Ten tweede onderzochten we of jongeren in staat zijn om een geïnformeerde stem uit te brengen. Een argument dat vaak tegen stemrecht op 16 wordt gebruikt, is dat jongeren niet “matuur” genoeg zouden zijn, en daardoor niet in staat zouden zijn om geen goede en geïnformeerde stem uit te brengen. Het is natuurlijk altijd moeilijk om te bepalen wat een “geïnformeerde” stem net is, of zou moeten zijn. Wat we wel als argument kunnen gebruiken, is de informatie die we hebben over de ouders van de jongeren. Het is moeilijk te bepalen om welke redenen iemand op een bepaalde partij zou moeten stemmen, maar een basisverwachting is toch dat de attitudes van de kiezers overeenkomen met de posities van de partijen. We kunnen die “congruentie” tussen kiezers en partijen zowel berekenen voor jongeren als voor hun ouders. We gaan er dan van uit dat als daar geen sterk verschil in is tussen de jongeren en de volwassenen, de jongeren dus in dezelfde mate hun attitudes uitdrukken met hun stem als volwassenen.
Om dit argument te testen, onderzochten we het verband tussen de stemkeuze en twee belangrijke fundamentele politieke vraagstukken: de rol van de overheid in economische herverdeling, en de gevolgen van immigratie voor België. Als we naar de voorkeuren van de respondenten kijken, zien we dat kiezers met het meest linkse gedachtegoed vooral op de extreem-linkse PVDA en het groen-rode kartel sp.a/Groen stemmen, terwijl eerder ideologisch rechtse kiezers op de nationalisten van N-VA en het extreemrechtse Vlaams Belang stemmen. Belangrijk voor ons onderzoek is vooral dat voor alle partijen en beide vragen de gemiddeldes van de jongeren en de volwassenen heel dicht bij elkaar liggen. Jongeren en volwassenen met dezelfde meningen stemmen dus op dezelfde partijen.
Met andere woorden, het lijkt erop dat jongeren in staat zijn om zowel hun eigen meningen en die van de verschillende partijen te evalueren, en de kiezen voor de partij die hun mening het best vertegenwoordigt – of toch minstens even goed als hun ouders.
Wat willen jongeren zelf?
Een derde vraag die we onderzochten, is of jongeren wel überhaupt willen stemmen. Om dit te onderzoeken, vroegen we aan onze respondenten wat volgens hun de ideale leeftijd is om stemrecht te krijgen. Ze konden daarbij kiezen uit 4 opties (15, 16, 18 of 21 jaar oud) of zelf een andere suggestie doen. Onderstaande figuur geeft de percentages van de verschillende antwoorden voor verschillende groepen respondenten weer.
De Figuur laat duidelijk zien dat, over het algemeen, de meeste Gentenaars de huidige leeftijd van 18 jaar oud de ideale leeftijd vinden om stemgerechtigd te worden. Van de 16- en 17-jarige respondenten, vindt 57.9% dat 18 jaar oud de ideale leeftijd is, terwijl 19.2% die liever zou zien dalen tot 16 jaar oud. Als we kijken naar al de jongeren die werden ondervraagd voor het project, vindt 56.1% dat de huidige leeftijd ideaal is, terwijl 20.9% vindt dat dat 16 jaar oud zou moeten zijn. Bij de Gentse volwassenen vinden we het minste steun: 63.6% vindt de huidige leeftijd ideaal, en slechts 15.7% zou die liever zien dalen.
Opvallend is ook dat voor alle leeftijdsgroepen bijna hetzelfde aantal respondenten dat de stemgerechtigde leeftijd liever zou zien dalen, die leeftijd net liever zou optrekken naar 21 jaar oud. Bij de volwassenen lijkt er zelfs meer steun te zijn voor een verhoging dan voor een verlaging van de stemgerechtigde leeftijd. Alles samen lijkt het dus duidelijk dat er niet veel steun is voor een verlaging van de kiesleeftijd.
Besluit
Het debat over stemrecht op 16 raakt aan de fundamenten van onze democratie: moeten deze jonge burgers gehoord worden, en een kans krijgen om hun stem uit te brengen op de verkiezingsdag? Wetenschappelijk onderzoek vindt bewijs voor zowel argumenten pro als argumenten contra, maar er is nog niet veel onderzoek naar de gevolgen van stemrecht op 16. Onze studie maakte gebruik van een uniek initiatief in Gent, waarbij jongeren hun stem mochten uitbrengen in een gesimuleerde verkiezing. Onze resultaten lijken erop te wijzen dat het verkrijgen van stemrecht wel degelijk een invloed kan hebben op de politieke attitudes van jongeren aangezien hun aandacht voor politiek toenam. Ook vonden we aanwijzingen dat jongeren wel degelijk een geïnformeerde stem kunnen uitbrengen. Echter, als we aan mensen vragen wat volgens hun de ideale stemgerechtigde leeftijd is, lijkt er weinig steun te zijn voor een verlaging van de huidige grens.
Ondersteunen onze resultaten een mogelijke verlaging van de stemgerechtigde leeftijd of niet? De vraag naar wie mag stemmen en wie niet is intrinsiek politiek. Onze resultaten geven geen aanwijzing dat er negatieve gevolgen zouden zijn aan het verlagen van de kiesleeftijd. Echter, we onderzochten slechts enkele specifieke elementen, en verder onderzoek is nodig om een meer alomvattend beeld te krijgen van de mogelijke gevolgen van dergelijke verandering. Daarnaast zijn veel argumenten die in het debat worden gemaakt normatief, en kunnen niet empirisch getest worden. Met ons onderzoek spreken we dus geen steun uit voor een van beide kampen in het debat. We vinden enkele ‘positieve’ resultaten, maar ook heel wat nulresultaten.
Het verstrekken van stemrecht kan dus wel positieve gevolgen hebben, een wondermiddel is het zeker niet.
Afbeelding: Bron
Bram Eidhof zegt
Mooie, interessant studie. Zoals we het in ROB advies schrijven, is de vraag of jongeren willen stemmen vanaf hun 16e het meest relevant wanneer deze (ook) vergezeld gaat met de voorwaarde van beter (burgerschaps/politiek) onderwijs. In gesprekken met jongeren merkten we onder die voorwaarde er substantieel meer support is voor verlaging.