Nederland bereidt zich voor op de kwartfinales van het WK voetbal. Toevallig valt dit op Paarse Vrijdag, de dag waarop scholieren en leraren paarse kleding dragen om aandacht te vragen voor LGBTIA-acceptatie. Met het uitbreken van heuse oranjekoorts zouden we bijna vergeten dat het WK eerst nog grootschalig geboycot werd. Onder andere het gebrek aan rechten voor LGBTIA’ers in Qatar was voor sommigen reden om het WK te boycotten of naar het WK te gaan met OneLove-band, -speldje of regenboogvlag. Zo wilden wij als Nederland laten zien dat wij wél voor homorechten zijn. Maar hoe denken Nederlanders eigenlijk over homorechten? In een recent gepubliceerd artikel onderzoek ik of kiezers Islamitische politici stereotyperen als homofoob en hoe hun eigen ideeën over homorechten hier een rol bij spelen.
Homorechten zijn sinds twee decennia steeds meer onderdeel geworden van de Nederlandse nationale identiteit, vooral als het ons differentieert van culturele “anderen”, zoals Moslims. De dynamiek van het insluiten van homo’s ten behoeve van het uitsluiten van (o.a.) Moslims wordt “Homonationalisme” genoemd. Over dit concept zijn in de academische literatuur boekenkasten vol geschreven. Homorechten worden aangezwengeld om Nederland als progressief en beschaafd neer te zetten ten opzichte van regressieve en onbeschaafde anderen. Homonationalisme is een krachtig narratief, vooral omdat kritiek erop kan worden opgevat als een gebrek aan loyaliteit aan homorechten.
Homonationalisme speelt ook een grote rol in discussies over diversiteit in de politiek. Leden van selectiecommissies van vooral linkse politieke partijen worstelen vaak met de inclusie van Moslims op de lijst van hun politieke partij omdat ze bang zijn dat kiezers met een egalitair wereldbeeld Moslims zullen stereotyperen als bijvoorbeeld homofoob. Maar is dat ook zo? Doen kiezers dit daadwerkelijk? Of zijn kiezers geneigd om hun eigen ideeën te projecteren op politici, ongeacht of ze Moslim zijn of niet-religieus?
Ik onderzocht dit in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Nederland was een van de eerste landen waar homorechten onderdeel werden van onze nationale identiteit, maar vele andere volgden, zoals Frankrijk en Duitsland. Ik legde mijn steekproef van meer dan 3000 respondenten experimentele profielen van fictieve politici voor en varieerde hun religie, gender en migratieachtergrond. Ik vroeg respondenten of ze verwachtten dat de desbetreffende politicus voor of tegen adoptie is door stellen van hetzelfde geslacht. Ook vroeg ik respondenten naar hun eigen standpunt.
Wat blijkt? Kiezers stereotyperen Islamitische politici inderdaad als homofoob. Zie de figuur hieronder. Slechts 31 procent van de kiezers verwacht van Islamitische politici dat ze voor homorechten ten aanzien van adoptie zijn, dit is significant minder dan wat kiezers verwachten van niet-religieuze politici.
Maar geldt deze neiging tot stereotypering van Moslims in dezelfde mate voor alle kiezers? Ik vroeg respondenten om op een schaal van 0 tot 10 aan te geven wat ze denken van adoptie door stellen van hetzelfde geslacht. Het staafdiagram hieronder laat zien dat 44 procent van de respondenten het hier volledig mee eens is: zij antwoordden 10 op een schaal van 0 tot 10. Dertien procent van de respondenten was het hier volledig mee oneens: zij antwoordden 0. Ik noem degenen die ofwel 0 of 10 antwoordden de flankers. De rest gaf een antwoord tussen de 1 en 9, ik noem hen de moderates. Voor de verdere analyses verdeelde ik de respondenten in anti-flankers, moderates en pro-flankers.
Vervolgens keek ik of kiezers hun ideeën projecteren op politici, ongeacht welke religie de politici aanhangen. Zie de figuur hieronder. Kiezers projecteren hun eigen ideeën over homorechten duidelijk ook op politici. Anti-flankers verwachten dat politici significant minder dan de helft van de tijd voor homorechten zijn, pro-flankers verwachten juist dat politici significant vaker voor homorechten zijn. Moderates zitten er tussenin.
We weten nu dat kiezers aan de ene kant stereotyperen maar aan de andere kant ook projecteren. Maar welke het meest belangrijk: stereotypering of projectie? Ik laat dit zien in de figuur hieronder. Ik keek naar hoe flankers en moderates per groep naar Islamitische politici keken. Ik concludeer dat pro- en anti-flankers geen significant verschillende verwachtingen hebben van Islamitische en niet-religieuze politici: zij stereotyperen Islamitische politici dus niet, maar projecteren hun eigen ideeën op politici, of deze politici nou Moslim of niet-religieus zijn. Moderates, daarentegen, blijken wel significant verschillende verwachtingen te hebben van Islamitische en niet-religieuze politici: zij stereotyperen Islamitische politici dus wel.
Hieruit concludeer ik dat flankers projecteren terwijl moderates stereotyperen: juist de kiezers met lauwwarme gevoelens over homorechten zijn degenen die Moslims stereotyperen als homofoob. Ondertussen stereotypeert de grootste groep kiezers Moslims niet als zodanig. In mijn exploratieve onderzoek kijk ik waarom pro-flankers niet stereotyperen. Het blijkt met hun gepercipieerde afstand tot Moslims te maken te hebben: de kiezers die het meest voor homorechten zijn voelen zich ook het minst verschillend van Moslims. Hoe minder zij het idee hebben dat ze verschillen van Moslims, hoe meer ze geneigd zijn om hun eigen ideeën over homorechten op Islamitische politici te projecteren.
Mijn belangrijkste bevinding is dat juist kiezers met lauwwarme gevoelens over homorechten geneigd zijn om Moslims te stereotyperen als homofoob, terwijl kiezers met sterke gevoelens over homorechten dat niet geneigd zijn te doen. Zijn diegenen die homorechten aanzwengelen in discussies over Moslims degenen die het meest voor homo’s zijn, of zijn het diegenen die het meest tegen Moslims zijn? Ik verwacht dat mijn bevindingen veel verder reiken dan de politieke arena, maar wil hier nog veel meer onderzoek naar doen.
Professioneel voetbal is niet bepaald het bastion van LGBTQAI-activisme, maar homofobie is er misschien ook niet meer zo sterk aanwezig als voorheen. Het is daarom niet zo gek dat fans en spelers initieel wel voor homorechten in Qatar opkwamen, maar dat in het kader van de Qatarese weerstand hiertegen ook weer snel lieten varen.
Dit onderzoek is gepubliceerd in het decembernummer van Electoral Studies, lees het volledige onderzoek hier: https://doi.org/10.1016/j.electstud.2022.102553.
Afbeelding: Grass Lawn Field van StockSnap (via Pixabay).
Ronald Heijman zegt
Als je de flankers indeelt in 0+1 en 9+10
En de middengroepen vormt uit disagree: 3,4+ 5 en
Agree: 6,7+8,
Dan krijg je m.i. een beter beeld en krijgen de groepen meer betekenis.
Belangrijke constatering blijft: kiezers projecteren hun (voor) oordelen op politici, andere personen en organisaties. Vaak uit positieve- of negatieve emoties, die onder gewijzigde omstandigheden snel kunnen wijzigen. NL voetballiefhebbers hadden initieel lage verwachtingen van Oranje. Na gewonnen wedstrijden draaide dit naar “misschien toch nog wereldkampioen”.
Fans blijken dus gewoon mensen te zijn. De straten zijn weer oranje.
Daarna de grote deceptie…