Als u in het verleden strategisch hebt gestemd, dan hebt u wellicht al eens die nare bijsmaak gehad kort na de verkiezingen. Dan heb ik het niet over het gevoel dat je tegen je voorkeur gestemd hebt, maar over het falen van de strategie. U stemde bijvoorbeeld strategisch PvdA om de VVD uit de regering te houden, of u stemde VVD om de PvdA uit de regering te houden, maar na de verkiezingen kreeg u een VVD-PvdA regering omdat iedereen massaal VVD en PvdA stemde.
Strategisch stemgedrag is steeds een risico en heeft vaak een averechtse uitwerking. Hoe groot is de kans dat strategisch thuisblijven bij het referendum een averechts effect heeft? Aanzienlijk zo lijkt het. De baten van strategisch thuisblijven zijn onzeker, terwijl de kosten zeker én groter zijn.
Drie scenario’s om te kijken wat de impact van thuisblijven is
In de peilingen is de voorsprong van het nee-kamp relatief stabiel en is de verhouding ruwweg 43% voor, 57% tegen. Soms is het percentage ‘ja’ iets lager, soms iets hoger, maar al bij al is dit de grootorde van het verschil.
Wat betreft de opkomst gaan de meest consistente verwachtingen uit van een cijfer tussen de 30 en 40% uiteindelijke opkomst (hoewel Maurice de Hond lager zit en sommigen hoger zitten). Een cijfer zoals 35% kiezers die serieus overwegen om te gaan stemmen lijkt me dus een redelijke en gepast conservatieve inschatting (waarbij ik de thuisblijvers die bijvoorbeeld niet stemmen vanwege eventuele regen niet meetel).[1]
De vraag is dan hoeveel van de ongeveer 43% voorstanders overwegen om strategisch thuis te blijven. Dit is moeilijk in te schatten. Sommige peilingen lijken zo’n 20% van de twijfelende voorstemmers te suggereren, andere zitten eerder op hogere aantallen (al valt niet te berekenen hoeveel hoger exact).
Daarom schets ik een drietal scenario’s waarbij ik uitga van 20, 33 en 50% strategisch twijfelende voorstanders en laat zien wat er gebeurt als deze allemaal thuisblijven. Wat is de impact op de opkomst en op het percentage tegenstanders?
Tabel 1. Drie scenario´s
Opkomst | Ja – Nee | |
Startpunt | 35% | 43% – 57% |
Scenario 1: alle 20% thuis | 32% | 38% – 62% |
Scenario 2: alle 33% thuis | 30% | 34% – 66% |
Scenario 3: alle 50% thuis | 26% | 26% – 74% |
*Enkele disclaimers. De cijfers zijn slechts indicatief en geven dus bredere patronen weer. Er zijn te veel onzekerheden in de peilingen om de scenario´s als echt harde cijfers te zien (!!). Vandaar ook dat ik afgeronde cijfers gebruik en uitga van conservatieve scenario´s waarbij alle twijfelaars thuisblijven – hoe onwaarschijnlijk dit ook is.
We zien drie bredere patronen in de tabel: (1) het is niet vanzelfsprekend om strategisch onder de opkomstdrempel uit te komen, (2) strategische thuisblijvers betalen een prijs en (3) deze prijs is hoger dan de daling in opkomst.
Patroon 1. De twijfelaars moeten massaal thuisblijven om onder de opkomstdrempel uit te komen
Enkel in scenario 3 slagen de thuisblijvers er in om onder de opkomstdrempel te blijven. Het succes van strategisch thuisblijven is dus helemaal niet zeker. Dat ligt aan het relatief lage totale aantal ja-stemmers, maar ook aan de sowieso lage opkomstinschattingen.
Patroon 2. De thuisblijvers betalen een prijs
Dat alles is niet zo’n probleem als je voor thuisblijven geen prijs hoeft te betalen. Dan kun je gerust de gok wagen. Maar je betaalt als thuisblijver wel degelijk een prijs: het percentage nee-stemmers loopt er door op. En niet een klein beetje ook.
Patroon 3. De prijs is aanzienlijk hoger dan impact op de opkomst
Inderdaad, de prijs die strategische thuisblijvers betalen is relatief groot. Intuïtief voelen we dat allemaal aan. Als alle ja-stemmers zouden thuisblijven is het percentage nee 100% (+43%), maar is de opkomst nog steeds ongeveer 20% (-15%). Alle nee-stemmers stemmen immers nog steeds.
De prijs die je betaalt is non-lineair: hoe meer mensen thuisblijven, hoe sneller de stijging in het percentage nee-stemmers oploopt. Grosso modo geldt voor de scenario’s dat voor elke 1% daling in opkomst het percentage nee-stemmers met het dubbele stijgt, namelijk met zo’n 2%.
Samengevat: als de strategie om onder de opkomstdrempel te komen faalt, zit je algauw met bijvoorbeeld een duidelijke twee derde meerderheid nee-stemmers. Natuurlijk kan het zijn dat er zich nog zaken voordoen (weer, schandalen, aanslagen, de peilingen waren incorrect) waardoor toch blijkt dat de opkomstdrempel niet gehaald wordt. Het kan, maar het is op basis van de peilingen eerder onwaarschijnlijk. Dan moet je je als strategisch twijfelende voorstander afvragen: wil ik die gok nemen en thuisblijven? Je speelt hoe dan ook met vuur.
Dan om te eindigen nog een uitsmijter: de opkomstdrempel is vooral symbolisch
Alleen als je er vanuit gaat dat dit referendum enkel gaat over het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne is de opkomstdrempel belangrijk.[2] Het gaat hier immers om een niet-bindend referendum dat een politieke impact kan en zal hebben. Wanneer er een duidelijk signaal is (groot percentage nee-stemmers bijvoorbeeld door strategische thuisblijvers) kan de uitslag nog wel degelijk een rol spelen in hoe Nederlandse regeringen zich gedragen bij toekomstige onderhandelingen over de uitbreiding van de EU. Kortom, lees vooral ook mijn eerdere blogje over waarom een opkomstdrempel sowieso eigenlijk nonsens is bij een niet-bindend referendum.
[1] Volgens dit onderzoek en op basis van de weersvoorspelling van het KNMI zou de opkomst 0.5 tot 1.5% lager kunnen uitvallen. Geen grote impact dus wellicht (al gaat het uiteraard slechts om 1 onderzoek).
[2] Dan geloof je overigens de initiatiefnemers van het referendum niet wanneer ze zeggen dat het hen om veel meer te doen is dan het associatie-akkoord.
Foto door Roel Wijnants, license.
Ik laat me niet door zo’n Geenstijl-publiciteitsstunt als een schaap naar het stemhok drijven.