De tweede aflevering van de Stuk Rood Vlees Podcast is beschikbaar! Ik spreek met Catherine de Vries over haar onderzoek naar euroscepsis en aanverwante houdingen. Catherine legt momenteel de laatste hand aan een boek over dit onderwerp dat begin 2018 verschijnt bij Oxford University Press. Haar onderzoek laat overtuigend zien dat het niet zo veel zin heeft om te spreken over euroscepsis zonder daarbij rekening te houden met de nationale context waarin die houdingen gestalte krijgen. Bovendien blijkt uit haar onderzoek dat de verscheidenheid aan euroscepsis het schier onmogelijk maakt om een one size fits all-‘oplossing’ voor dit fenomeen te vinden (als je euroscepsis al zou willen ‘oplossen’…).
Kijk bijvoorbeeld eens naar de onderstaande grafiek waarin vertrouwen in het nationale parlement is afgezet tegenover vertrouwen in de EU. De landen die boven de stippellijn liggen zijn allemaal landen waarin de EU meer vertrouwen geniet dan de nationale politiek. Volgens Catherine is uiteindelijk deze vergelijking tussen de nationale en Europese context cruciaal. In de landen waar de EU een hogere waardering krijgt dan de nationale politiek zal steun voor een harde ‘EU-exit’ gemiddeld genomen laag zijn, omdat burgers de EU zien als een reddingsboei om de puinhopen die de nationale politiek aanricht te kunnen overleven. Dit terwijl juist in de relatief welvarende en corruptievrije landen in Noord- en West-Europa burgers menen dat het eigen land prima kan voortbestaan buiten de EU om. In de podcast gaan we hier uitgebreid op in.
Bron: Munoz (2017).
Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS
Arnold Jonk zegt
Interessante podcast weer. Voor mij veel eye-openers. Waar ik tijdens het luisteren vaak aan moest denken, is waar Ezra Klein de laatste tijd vaak aan refereert: zero-sum denken. Voorstanders van de EU-uitbreiding zoeken hun argument vaak in win-win-argumentaties: van samenwerking profiteert iedereen. Dat kan best kloppen, maar verreweg de meeste mensen houden er een intuïtief zero sum-beeld van de wereld op na. Waar iemand profiteert, moet iemand anders er ook op achteruit gaan. Klein wijst daarop omdat iemand als Trump de wereld, en internationale relaties, consequent en puur in termen van winst en verlies beschrijft.
Als dat klopt, de aantrekkelijkheid van het zero sum-denken, dan is iedere multi-laterale samenwerking bij voorbaat suspect.
Thomas Colignatus zegt
Misschien mag ik me herhalen: De probleemstelling lijkt me als het vergelijken van appels en peren. Laat ik ervoor pleiten dat men aandacht krijgt voor een nuttige probeemstelling. Frankrijk en Engeland hebben een districtenstelsel met First Past the Post. Wanneer veel teleurgestelde kiezers dan weinig vertrouwen in hun parlement hebben, zou dat niet moeten verbazen. Le Pen en UKIP laten zich zo goed begrijpen. De politieke dynamiek is in die landen dan ook heel anders. Het is voor de EU ook vrijwel onmogelijk om veel te doen aan wat zo binnen deze landen gebeurt. Spanje heeft wel proportionele representatie, maar daar is het vertrouwen in politiek blijkbaar algemeen afgenomen, denkelijk door de aanpak van de economische crisis. Het cruciale vraagstuk voor politicologie in de EU is hoe Frankrijk en de UK kunnen worden bewogen om hun districtenstelsel te verlaten en het verstand te laten werken en te kiezen voor proportionele vertegenwoordiging. Kunnen we ontdekken waar het onbegrip vandaan komt ? Ze kennen het al voor het EU parlement, waarom niet voor het eigen parlement ? Zie deze uitleg over de grote verwarring daarover in het UK. https://boycottholland.wordpress.com/2017/06/29/questioning-brexit-doesnt-mean-questioning-the-uk-parliament-mandate NB. Je kunt de ongelijke zetelverdeling ook weergeven met Lorenz curve en Gini coefficient, maar vergeet dan niet dat kiezers strategisch stemmen, om binnen het districtenstelsel wellicht te voorkomen dat een ongewenste kandidaat wordt gekozen. Je hebt dan ook nauwelijks iets aan verkiezingsuitslagen, die de werkelijke preferenties niet weergeven.
LJMB zegt
De Britten zullen ons kiesstelsel ongetwijfeld verschrikkelijk vinden, juist vanwege gebrek aan evenredigheid. Geografische evenredigheid welteverstaan. Zuid-Holland is oververtegenwoordigd, terwijl Gelderland en Noord-Brabant flink ondervertegenwoordigd zijn. Ook het feit dat kiezers hier geen “eigen Tweede Kamerlid” hebben die ze kunnen opbellen als ze ergens mee zitten of dat ze naar zijn spreekuur kunnen gaan, zullen ze als een democratisch gemis zien. Ik denk ook dat Britten maar moeilijk kunnen begrijpen dat Raymond de Roon met slechts 269 stemmen Kamerlid mag zijn.
Je kunt beter het beste van twee werelden hebben. Wel een personenstelsel (dus individuele kandidaatstelling), maar geen districtenstelsel en wel evenredige vertegenwoordiging, maar geen lijstenstelsel (dus geen evenredige zetelverdeling maar evenredige stemverdeling).
Thomas Colignatus zegt
@LJMB: Mijn commentaar was gericht op het artikel: dat ik aldaar de negatieve invloed van het districtenstelsel miste. Het is niet doenlijk om een bredere discussie over het kiesstelsel te voeren binnen de beperkingen van deze kleine venstertjes. Mag ik voorstellen dat je een uitleg over “evenredige stemverdeling” stuurt aan cool at dataweb.nl ? Mijn voorzet voor een eventuele discussie is dit artikel: https://mpra.ub.uni-muenchen.de/80297 Ik heb nu namelijk de Gini voor Frankrijk berekend als 41,6% terwijl Nederland 3,6% heeft. De aanname is dat de Fransen in de eerste ronde hun echte preferentie tonen, die dan in de tweede ronde flink gefrustreerd wordt. Over het UK (15,6%) kan men eigenlijk weinig zeggen omdat ze daar in een enkele ronde stemmen met dan denkelijk vanaf het begin veel strategische vertekening.