Het vorige kabinet-Rutte II had beloofd om met een wetsvoorstel te komen om de financiering van partijen op lokaal niveau toe te passen. Verder dan een consultatie over een concept is het niet gekomen. Als het nieuwe kabinet-Rutte III het menens is met versterking van de lokale democratie, dan zou het eerlijk zijn als lokale partijen ook aanmerking zouden komen voor subsidie.
In 2012 spraken PvdA en VVD af in hun regeerakkoord dat ook lokale partijen onder de wet financiering politieke partijen (Wfpp) zouden komen te vallen. Sinds 2013 vormt de Wfpp het wettelijk kader voor de transparantievereisten en overheidssubsidies aan partijen op landelijk niveau. De Wfpp is niet van toepassing op het lokaal niveau, behoudens de formele eis van een openbaar toegankelijk giftenreglement. Indirect heeft de Wfpp wel consequenties voor het lokale niveau. Lokale afdelingen van landelijke partijen kunnen namelijk profiteren van de overheidssubsidies die de landelijke partijen krijgen.
Eind 2013 bracht het ministerie van Binnenlandse Zaken een conceptwetsvoorstel getiteld ‘Wijziging van de Wfpp voor financiële transparantie bij lokale partijen’ in consultatie. Zoals de titel al duidelijk aangeeft, omvat deze wet alleen transparantievereisten. In reactie op het conceptwetsvoorstel gaven de Vereniging van Gemeenten, de Vereniging van Raadsleden en ook de Eerste Kamer aan dat het kabinet daar geen overheidssubsidie voor lokale partijen tegenover stelt. Na de consultatie bleef een definitief wetsvoorstel uit. Ook nadat de Raad voor het Openbaar Bestuur nog in april 2016 schreef dat het onrechtvaardig is dat lokale afdelingen van partijen in tegenstelling tot lokale partijen wel kunnen profiteren van overheidssubsidie. Dat houdt namelijk een ongelijk speelveld in stand. De ongelijkheid in overheidssteun kan een reden voor het kabinet zijn geweest om te wachten om het wetsvoorstel in te dienen, dat al dan niet bij amendement zou kunnen leiden tot uitbreiding van subsidie naar lokale partijen. Waarom politieke concurrenten in de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 al ondersteunen?
Op zich zijn er goede redenen voor de landelijke overheid om geen subsidie aan lokale partijen te verstrekken. Zoals de vorige minister van binnenlandse zaken Ronald Plasterk stelde, is het aan gemeenten en niet de landelijke overheid om subsidies aan lokale partijen te verlenen. Als hij consistent was geweest, had hij dan ook de regeling van transparantievereisten aan gemeenten moeten overlaten. Als financiering inderdaad bij gemeenten blijft, kan er ongelijkheid tussen gemeenten ontstaan op dat punt. Dat is echter lokale diversiteit die lokale partijen met hun oog voor lokale eigenheid zouden moeten toejuichen. Gemeentelijke financiering neemt overigens de ongelijkheid tussen lokale afdelingen van gesubsidieerde landelijke partijen enerzijds en lokale partijen anderzijds niet weg.
Een andere reden is om politieke partijen überhaupt geen subsidie te verlenen. Subsidie maakt partijen immers afhankelijk van de overheid. Daarmee zouden ze steeds meer die overheid naar de mond kunnen praten en zich nog minder richten op de maatschappij om steun te verwerven. Een kwart van lokale partijen achten overheidssubsidie daarom onwenselijk, zou blijkt uit een recent gepubliceerde enquête over de financiering van hun campagneactiviteiten, de belangrijkste kostenpost op lokaal niveau. De discussie over de vraag of er overheidssubsidie moet komen, is echter een gelopen race op landelijk niveau. Die subsidie vormt al een belangrijke inkomstenbron voor de zittende partijen.
De aanzwellende roep om de vergoeding van raadsleden vooral in kleine gemeenten te verhogen zou ook een reden kunnen zijn om af te zien van landelijke financiering van lokale partijen. Uit de aangehaalde enquête blijkt dat afdrachten van raadsleden veruit de grootste inkomstenbron van lokale partijen te zijn. Een verhoging van raadsvergoeding zou dus indirect aan partijen ten goede kunnen komen, ook al haalt dat de ongelijkheid tussen lokale afdelingen en lokale partijen niet weg.
Een volgende reden is dat ook zonder overheidssubsidie lokale partijen succesvol zijn geweest: ze bezetten nu ruim 30% van de gemeenteraadszetels. Dit punt dragen lokale partijen ook zelf aan in de bovengenoemde enquête. Een deel van lokale partijen stelt daarom dat ze wel zonder overheidssubsidie kunnen. Ze zouden dat ook acceptabel vinden als landelijke partijen niet langer gesubsidieerd zouden worden. En daar komt de belangrijkste reden naar voren om wél tot financiering van lokale partijen over te gaan: gelijkheid, een kernprincipe van de democratie. Nu landelijke partijen al subsidie krijgen, zouden lokale partijen daarvoor eveneens in aanmerking moeten komen. In veel debatten over overheidssubsidies geldt het creëren van een gelijk speelveld als kernargument. Overheidssteun kan voorkomen dat rijke partijen kunnen domineren, zeker nu de professionalisering van campagnes steeds meer geld eisen. Een daaraan verwante reden voor subsidiëring voor lokale partijen is het proberen te voorkomen dat partijen afhankelijk zouden kunnen worden van andere minder frisse financieringsbronnen zoals criminelen.
Er zijn dus zwaarwegende redenen voor de landelijke overheid om lokale partijen te steunen met subsidie. Als de nieuwe minister van binnenlandse zaken Kajsa Ollongren in de Tweede Kamer werk wil maken van de kabinetsbelofte om de lokale democratie te willen versterken, en zich gelijk in doortastendheid wil onderscheiden van haar voorganger, dan kan ze met de financiering van lokale partijen een vliegende start maken.
LJMB zegt
‘Lokale democratie’ in dit stuk zou eigenlijk ‘lokaal (of decentraal) (zelf)bestuur’ moeten zijn. Alleen een overheidslichaam met een oorspronkelijke, door het eigen volk gegeven, staatsmacht kan een volksheerschappij zijn. Een gemeente daarentegen is een door een staat (of deelstaat) ingesteld overheidslichaam waaraan deze (deel)staat een deel van zijn staatsmacht delegeert op een wijze dat de lokale bevolking zelf de eigen aangelegenheden kan en mag regelen. Lokale democratie bestaat dus niet, maar een goede democratie wordt wel gekenmerkt door het bestaan van lokaal zelfbestuur. Samengevat zou je kunnen stellen: democratie is eigen (‘het volk bepaalt dat het volk bepaalt’); zelfbestuur is van bovenaf gegeven (‘de staat bepaalt dat het (gemeente)volk bepaalt’).
Jontie Haans zegt
Beste Hans,
Ik heb bovenstaand bericht naar veel pers- en media- organisaties gemaild in Nederland om hier aandacht aan te geven, want het is inderdaad een “ongelijk speelveld” wat intact wordt gehouden
Mvg Jontie Haans
Burger Initiatief Tilburg (BiT)
Dit is een nieuwe politieke partij in Tilburg