• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Formatie

Lokale formaties tussen bestuurlijke complexiteit en politiek wantrouwen

door Simon Otjes, Joes de Natris 17/03/2022 0 Reacties

Gisteren waren er gemeenteraadsverkiezingen. Maar wat gebeurt er daarna met je stem? Als geen van de partijen een meerderheid haalt, dan zal er een coalitie gevormd moeten worden om uw gemeente te besturen. Dat is de black box van de politiek. Je stem verdwijnt erin, maar wat er uitkomt is zeer onvoorspelbaar. Alleen al hoe lang zo’n formatie duurt, is onvoorspelbaar.

Figuur 1: Coalitieformatie duur 2014 en 2018

In 2014 duurde de formatie gemiddeld 49 dagen. In 2018 was dit 64 dagen. Van 7 weken naar 9 weken. Wat zegt dat over de gemeentepolitiek? Is het lastiger om meerderheden te vinden in gemeenten? Zijn gemeenten lastiger te besturen? Komt dit omdat gemeenten veel op hun bord hebben gekregen of omdat er meer partijen aan tafel zitten? Wat bepaalt nu hoe lang die formaties duren? Samen met Maarten Allers keken wij hiernaar in een studie voor het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Informatie uitwisselen

Vanuit politicologisch opzicht zijn onderhandelingen een proces waarbij partijen informatie met elkaar uitwisselen over hun voorkeuren. Als we precies de voorkeuren van alle actoren zouden weten, dan wisten we meteen wat de ideale uitkomst is. Onderhandelen is aftasten. Als dat waar is, geldt: hoe meer onderhandelaars van elkaar weten, des te korter de formaties duren. Een gemeenteraad kan flink is worden opgeschud. Als alle zittende raadsleden zijn vertrokken dan zou een formatie langer moeten duren dan als iedereen blijft zitten. We bekijken dit aan de hand van de personele stabiliteit in de raad. In welke mate zitten voor en na de verkiezingen dezelfde gemeenteraadsleden in de raad?

Vertrouwen scheppen

Maar ook als we onderhandelaars meer zien als mensen en minder als computers, dan speelt waarschijnlijk personele stabiliteit een belangrijke rol: als je iemand kent, is de kans groter dat je die persoon vertrouwt. Hoe groter het vertrouwen, hoe makkelijker het is om afspraken te maken. Je maakt afspraken omdat je verwacht dat er gedurende de rit vraagstukken aankomen waar je het oneens over bent. Je wil er zeker van zijn dat er dan gebeurt wat je wilt, of dat er op z’n minst een compromis uitgevoerd zal worden. Echter, als het onderlinge vertrouwen hoog is, dan hoef je korter te praten: je weet dat de andere partij dan ook rekening zal houden met je voorkeuren. Een deel van formeren is ook team-building, vertrouwen bouwen.

Dat betekent dus ook dat het lastig formeren is als er een grote partij is die geen vertrouwen in de andere partijen heeft. We zien dat lokale partijen en landelijke populistische partijen die deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen vaak anti-elitaire retoriek hanteren in hun programma’s. Ze uiten hiermee hun wantrouwen in de lokale politiek. Het is dus niet onredelijk te verwachten dat naar mate deze partijen groter zijn, de formatie langer duurt. Eerder schreef één van ons over het anti-elitisme in lokale programma’s. We kijken nu naar het gemiddelde van de partijprogramma’s in de gemeenteraad.


Politieke Complexiteit

Een andere factor die formaties ook langer zal laten duren is de complexiteit. Als er drie even grote partijen zijn, zijn er vier meerderheidscolleges mogelijk (A+B, A+C, B+C en A+B+C). Als er 9 even grote partijen zijn, zijn er 511 coalities mogelijk waarvan er 256 een meerderheid hebben. Dan zijn er dus gewoon meer opties te verkennen. We meten dit als de versplintering van de gemeenteraad.

Bestuurlijke Complexiteit

Nu hebben we de formatie primair als een politiek proces benaderd: als een proces waarin politici informatie uitwisselen, vertrouwen opbouwen en opties verkennen. De formatie is afhankelijk van wie er aan tafel zit en niet van wat er op tafel ligt. Dat is alsof twee ouders die onderhandelen over de verdeling van een slagroomtaart er even snel uit zouden komen als twee ouders die onderhandelen welk kind ze uit de trojka gooien om de wolven op afstand te houden. Naast politieke complexiteit is er bestuurlijke complexiteit. Als er meer of ingewikkeldere onderwerpen op tafel liggen is het lastiger onderhandelen dan als het om minder of simpelere onderwerpen thema’s gaat. In een grotere gemeenten zijn er meer burgers en daarmee meer potentiële politieke kwesties dan in kleinere gemeenten.

Wat verklaart de duur van de formaties?

Om de verklarende kracht van de verschillende verklaringen te evalueren gebruiken we een regressie. We duiden in termen van het aantal dagen: de formatie duurde in 2014 gemiddeld 49 dagen en in 2018 gemiddeld 64 dagen. De kortste formatie was twintig dagen en de langste formatie was 113 dagen.

We kijken eerst naar personele samenstelling van de raad. Als we gaan van een raad waarvan de helft van de leden wisselt naar een raad waar van 62% van de leden wisselt, duurt de formatie twee dagen langer. Versplintering heeft een even grote verklarende kracht. Als we van een gemeenteraad gaan met gemiddeld aantal partijen (6) naar een raad met 7,5 partijen, duurt de formatie twee dagen langer. Als we van een gemeente met een gemiddeld inwonertal (met 45.000 inwoners) naar een gemeente gaan met 115.000 inwoners dan duurt de formatie bijna twee-en-een-halve dag langer. Van deze factoren is anti-elitisme de sterkste verklaring. Als we een van een gemeenten met gemiddelde anti-elitaire retoriek (gemiddeld 7 van de 10.000 woorden in de partij programma’s), naar een gemiddeld programma gaan waar 11 van de 10.000 woorden anti-elitair zijn, duurt de formatie meer dan drie dagen langer.

Bestuurlijke complexiteit en politiek wantrouwen

Al met al kunnen we ongeveer een kwart van de formatieduur zo verklaren. Het meest opvallende is dat zelfs als we controleren voor al deze factoren de formatie in 2014 twee weken korter is dan in 2018. Dat verschil kunnen we dus niet verklaren. Mogelijk speelt de grote van de bestuurlijke opgave in 2018 en belangrijke rol. Immers in de vorige periode werden taken op het gebied van het sociaal domein (jeugdzorg, ouderenzorg, werk en inkomen) overgedragen. We zien in elk geval dat gemeentegrootte, dat ook raakt aan deze bestuurlijke complexiteit, een rol speelt. Andere indicatoren die we gebruikten om naar bestuurlijke complexiteit te kijken (begrotingsruimte, grootte van het sociaal domein, samenwerking tussen gemeenten) hadden er echter geen invloed op.

Onderling vertrouwen lijkt een belangrijke factor te zijn. Partijen die met wantrouwen kiezers mobiliseren maken formeren en besturen lastiger. We meten dit nu op het partijenniveau waar, maar op het individuele niveau is dit mogelijk nog belangrijker. Dat zien we ook terug in het effect van de personele stabiliteit van de raad.

Politiek is mensenwerk merken collega’s die veel onderzoek doen naar lokale politiek vaak op. Dat zien we ook hier. Maar dat betekent niet dat we geen grip kunnen krijgen op wat die samenwerking tussen mensen bemoeilijkt of vergemakkelijkt.

Filed Under: Lokale politiek, Regering en beleid Tagged With: Bestuur, coalitieformatie, complexiteit, Formatie, formatieduur, lokale politiek

Formeren bij de buren

door Simon Otjes, Tim Mickler 03/11/2021 2 Reacties

De huidige kabinetsformatie is vandaag 231 dagen bezig. Hiermee is deze formatie de langstdurende kabinetsformatie in de Nederlandse geschiedenis. Ook in Duitsland zijn coalitieonderhandelingen al jaren een vast onderdeel van de vorming van een regering op federaal niveau. Na de verkiezingen gaan partijen samen gesprekken aan, onderhandelen over politieke kwesties en over de verdeling van regeringsfuncties.

Het proces van formeren in Duitsland heeft een vergelijkbare uitkomst (een akkoord te bereiken waar de coalitiepartijen zich de komende vier jaar aan gebonden weten). In beide landen zijn er geen wettelijke vereisten voor de coalitieformatie. Hoe verschillende de weg naar een coalitieakkoord in Berlijn en Den Haag?

Formeren is faseren

Zowel in Nederland als in Duitsland is de formatie in verschillende fases ingedeeld. In Nederland hanteren we sinds 2012 de driedeling verkenning-informatie-formatie. In de verkenningsfase spreekt een verkenner met de fractievoorzitters over wat er nodig is. Dit gebeurt in de periode na de verkiezingen maar vóór de beëdiging van de nieuwe kamer. Als de Tweede Kamer eenmaal beëdigd is, kan deze formeel een informateur aan stellen. De eerste informateur spreekt met verschillende constellaties van partijen om te kijken wat er mogelijk is. Er blijft dan één constellatie staan, dan wel omdat deze voor de hand ligt (2012), ofwel omdat alle andere geblokkeerd zijn (2021). De informateur gaat dan met de fractievoorzitters en secondanten van die constellatie in gesprek. Als alles goed gaat, komt hier een regeerakkoord uit.

Als de Kamerfracties van de onderhandelende fractievoorzitters deze tekst geaccordeerd hebben, wordt er een formateur aangesteld door de Tweede Kamer. De formateur spreekt met de beoogde bewindspersonen. Parallel hieraan houden sommige partijen, zoals de PvdA, een congres over het onderhandelingsresultaat. Aan het slot van de formatiefase beëdigt de Koning de bewindspersonen.

In Duitsland is de fasering iets anders. In Duitsland begint het onderhandelingswerk voor de partijleiding traditioneel met het sluiten van de stembureaus en de eerste extrapolatie van de resultaten op verkiezingsavond. Het begin van de formatie is de Elefantenrunde, een TV-debat op avond van de verkiezingsuitslag waar de leiders van de gekozen partijen naast een algemene reflectie over de campagne ook hun voorkeuren voor een coalitie uitspreken. De eerste schoten zijn dus publiek.

Vervolgens vindt een eerste, verkennende fase (in het Duits: Sondierungsgespräche) plaats. De partijleiders testen in gesprekken met een of meer potentiële coalitiepartners of er een gemeenschappelijke basis is voor onderhandelingen. Tot het recente verleden speelden deze gesprekken een nogal ondergeschikte rol: de coalitiemogelijkheden waren beperkt en vaak was het voor partijen mogelijk om met hun directe voorkeuren voor partners een meerderheid te vinden. Zo duurden deze gesprekken in de eerste vier verkiezingen na de Duitse hereniging in 1990 tussen drie en elf dagen.

Sinds 2013 duren deze Sondierungsgespräche echter langer.[1] Bij succes stellen partijen het resultaat van de eerste, verkennende fase voor in een Sondierungspapier. Dit hebben de SPD, Grünen en FDP op 15 oktober gepubliceerd. De belangrijkste pijlers en hoofdlijnen staan op ruim 12 pagina’s (4500 woorden).

Na deze fase gaan de partijen over tot coalitieonderhandelingen (Koalitionsverhandlungen) om een regeerakkoord (Koalitionsvertrag) te formuleren. Voordat het contract wordt ondertekend, vindt er een interne partijratificatie plaats. Hiervoor kunnen partijen verschillende groepen deelnemers inzetten: ofwel de partijleiding, afgevaardigden of alle leden. Meestal worden de partijleden vooraf op verschillende momenten betrokken, bijvoorbeeld voordat coalitieonderhandelingen of verkennende gesprekken worden gestart. Deze beslissingen worden vaak overgelaten aan het partijcongres, omdat dit het hoogste besluitvormende orgaan van de partij vertegenwoordigt. Een trend van de laatste jaren is de ondervraging van leden. De SPD voerde in 2013 voor het eerst een dergelijk onderzoek uit na de coalitieonderhandelingen met CDU en CSU. De leden konden binnen een week per post stemmen of het partijbestuur het regeerakkoord met de CDU en CSU moest sluiten.

Pas hierná wordt het parlement actief. Op voordracht van de Bundespräsident kiest de Bundestag de Bundeskanzler. De Grondwet omschrift de procedure: er is geen debat en er moet in de eerste ronde een absolute meerderheid voor de nieuwe kanselier zijn. Mocht er ook na de tweede ronde geen absolute meerderheid zijn voor een kandidaat kan een kandidaat met relatieve meerderheid worden gekozen. De Bondspresident moet de gekozen kandidaat binnen zeven dagen benoemen of kan besluiten om de Bondsdag te ontbinden.

Verkenners, formateurs en fracties

Een opvallend verschil tussen de formatieprocessen is dat er in Nederland allerlei verkenners, formateurs en informateurs worden aangesteld om het proces te leiden. Formeel is de formateur politiek neutraal. Dit zijn soms nauwe politieke vrienden van de winnaar van de verkiezingen, soms zijn dit oud-gedienden van een partij die juist weinig kans heeft om in de regering te komen. Tot 2010 wees de Koning(in) deze aan. De informateur vertegenwoordigde zo de monarch in dit proces. Sinds 2012 heeft de Tweede Kamer een leidende rol en benoemt de Kamer de informateur. De informateur is zo de vertegenwoordiger van een Kamer die zelf op zoek moet naar de meerderheid.

De rol van de informateur verschilt van fase tot fase. Als er nog geen beoogde coalitie is, nodigt de informateur fractievoorzitters uit en praat met hen over de mogelijkheden. Als de fractievoorzitters onoverkomelijke verschillen hebben die het proces onmogelijk maken, gaat een informateur soms uit armoede maar met vertegenwoordigers uit de maatschappij praten. Uiteindelijk blijft er één beoogde coalitie over. Als deze vaststaat, verandert de rol van de informateur. Deze wordt voorzitter van de coalitie-onderhandelingen en kan inhoudelijk mee denken en beleidsmatige of tekstuele suggesties doen.

In Duitsland mist zo’n leidende figuur. Aangezien het Duitse systeem de positie van de formateur ontbeert en de Bondspresidenten in het verleden terughoudendheid hebben getoond, hebben partijen bij het voeren van deze gesprekken de grootst mogelijke vrijheid. Coalitiegesprekken in Duitsland is ‘freestyle onderhandelen’. Omdat er in Duitsland, net als in andere landen, in toenemende mate sprake is van politieke fragmentatie moeten Duitse partijen ideologisch meer heterogene coalities omarmen en ‘meer creativiteit’ tonen bij het vinden van coalities. De recente verkenning heeft hierdoor meer het karakter van een chaotische free-for-all: de leiders van de partijen verkennen allerlei varianten.

Dit jaar beseften Die Grünen en de liberale FDP dat zij samen de sleutel tot het Kanzleramt, het Duitse Torentje, hadden. Dus orkestreerden zij samen de gesprekken in allerlei paren: FDP & SPD, Die Grünen & SPD, FDP & CDU/CSU en Die Grünen & CDU/CSU. Deze gesprekken vinden plaats tussen partijleiders maar ook tussen een wat grotere groepen van leidende politici. De Sondierungsteams bestonden uit groepen van 6 politici (SPD) of 10 politici (Die Grünen/FDP). De gesprekken verlopen vrij open: politici delen de inhoudelijke bezwaren tegen aspecten van de programma’s van de andere partijen niet alleen binnenkamers maar ook in persconferenties en media-interviews.

Maar zelfs in de tweede fase, de Koalitionsverhandlungen is er niet één leider. Dit jaar onderhandelen 276 politici over de inhoud van het Koalitionsvertrag. Dat doen ze in 22 werkgroepen over inhoudelijke thema’s. Deze hebben ongeveer twee weken de tijd om hun teksten aan te leveren. De hoofdonderhandelaars hebben hun heldere instructies gegeven over het eindproduct: 6 pagina’s in grootte 11 met anderhalve regelafstand.

De 22 werkgroepen hebben driekoppige voorzitterschappen die lastige kwesties moeten oplossen. De partijleiders gezamenlijk hebben uiteindelijk het stuur in handen: zij hebben de onderhandelaars aangesteld en met hun keuze deels de uitkomst beïnvloedt. De hoofdonderhandelaars voegen de 22 documenten samen en redigeren deze. Onopgeloste kwesties die noch in de werkgroepen, noch in de voorzittersteams opgelost kunnen worden, komen op hun bordje terecht en moeten worden opgelost.

Het proces in Berlijn is hierdoor minder strak georganiseerd dan het helder geleide en ordentelijke proces in Den Haag. Tegelijkertijd zorgen de personen van de verkenner en de informateur ervoor dat de Nederlandse politici geen eigenaar hoeven te zijn van de formatie. Maandenlang kunnen ze richting zo’n goedbedoelende informateur hun veto’s blijven uitspreken zonder tot elkaar te komen.

Wie praat er mee?

In Nederland onderhandelen de partijleiders en hun secondanten. De gesprekken verlopen in Nederland in absolute radiostilte. Dat gaat gepaard met oud-Hollandse platitudes als “een broedende kip moet je niet storen”. We weten dat ingewikkelde kwesties op een zijtafel door specialisten worden voorbereid. Wie daar zitten is formeel niet bekend. In 2017 onderhandelde de toenmalige staatssecretaris Wiebes op zo’n zijtafel mee, buiten het oog van het publiek. Er was een verzoek op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur nodig om zijn rol duidelijk te krijgen.

Een grote rol is weggelegd voor ambtenaren. Er fungeren twee gedetacheerde ambtenaren van Algemene Zaken als secretarissen van de formatie. Zij maken gespreksverslagen in de eerste fase en voeren de pen over het regeerakkoord. De Rijksvoorlichtingsdienst doet de woordvoering. Maar er sluiten ook andere actoren aan: Terwijl veel Kamerleden moeten wachten op wat er uit de onderhandelingen komt, schuiven de directeur van het CPB, de president van De Nederlandse Bank en de voorzitter van de studiegroep begrotingsruimte aan om te bespreken waarvoor begrotingsmatig ruimte is voor plannen vanuit de politiek. Ook de SCP-directeur leverde een bijdrage met de sociologische diagnose van het land of de PBL-directeur met berekeningen van wat nodig is om de klimaatdoelen te halen.

In Duitsland is het veel duidelijker wie onderhandelt: de 276 politici die in 22 werkgroepen over de verschillende hoofdstukken van het akkoord (denk digitalisering, arbeid, klimaat, migratie) discussiëren, zijn voor een groot deel Mitglieder des Bundestages (MdBs). Een snelle telling leert dat van de 276 onderhandelaars er 160 MdBs zijn.

De rest heeft een functie elders: een deel zijn politici uit de Länder (76), waarvan ruim de helft minister-presidenten (5) en ministers (34) van deelstaten zijn. De anderen zijn lid van een Landtag. Maar voor die Grünen onderhandelt zelfs een fractiemedewerker van een deelstaat mee. Er onderhandelen ook 20 Duitse leden van het Europees Parlement en 12 lokale politici mee. 8 onderhandelaars hebben op dit moment geen politieke functie: dit zijn met name oud-politici, alhoewel er voor de FDP ook een museumdirecteur en uitgever meeonderhandelen. Er zijn hier in beperkte mate verschillen in zichtbaar. Bij de SPD onderhandelen relatief veel landelijke politici (onder wie vier van de vijf zittend minister) en deelstaatpolitici. Voor Die Grünen onderhandelen relatief veel Europarlementariërs. En voor de FDP relatief veel gemeentelijke politici. Zie Figuur 1.

Een recent overzicht van Kannenberg, Schindler en Schüttemeyer laat zien dat het aantal deelnemers tussen 2002 en 2017/18 meer dan verzesvoudigd is in deze belangrijke onderhandelingsronde. Ook is het aandeel Bondsdagleden gedaald van 86 naar 52 procent. Het aantal regeringsfunctionarissen op het niveau van de federale staten en de leden van de partijleiding op federaal niveau (presidium of bestuur) is aanzienlijk toegenomen. Hetzelfde geldt voor partijleden die betrokken zijn bij de onderhandelingen in de werkgroepen.

Wie er onderhandelt, is daarmee veel duidelijker dan in Nederland. Bovendien is de notie dat je lekken kan beheersen als bijna 300 mensen onderhandelen ook ondenkbaar. Dat betekent dat er veel meer inhoudelijk wordt gecommuniceerd over de beleidskeuzes tijdens de formatie. Het proces is transparanter richting het electoraat en de fracties.

De Jamaica-Sondierungen (CDU, CSU, FDP, Die Grünen) in 2017 waren een groot media-evenement. Tweets en interviews zorgden tijdens deze gespreksrondes herhaaldelijk voor onrust. Meerdere keer fotografeerden en twitterden politici bijvoorbeeld documenten van de (eigenlijk) niet-openbare gesprekken. Hoewel dit kan helpen om een ​​geïnformeerd publiek te creëren, waren deelnemers kritisch over het ‘lekken’ van informatie.

In Nederland worden fracties op een ochtend geconfronteerd met een regeerakkoord waar ze een paar uur later mee moeten instemmen om vervolgens er vier jaar aan gebonden te zijn. In Duitsland is zo’n akkoord, waar partijen ook aan gebonden zijn, een product wat door een groot deel van de fracties zelfs en – sterker nog – door een aanzienlijk deel van de politieke partijen buiten Berlijn is meegeschreven.

Nederland-Duitsland

Zowel in Nederland als Duitsland bepalen de komende weken in grote lijnen welk beleid er gevoerd gaat worden. Coalitiefracties onderwerpen zich aan een regeerakkoord en spreken af om belangrijke kwesties onderling af te stemmen. Toch zijn er grote verschillen tussen de Nederlandse en de Duitse formaties. Grofweg zou je kunnen stellen dat de belangrijkste actoren tijdens de Nederlandse onderhandelingen de partijtop is, gevolgd door politiek neutrale, ambtelijke actoren, en dat de fractieleden maar in heel beperkte mate inspraak hebben. In Duitsland is de machtsbalans anders: de partijtop staat nog steeds bovenaan maar fractieleden en leden van de partij hebben een grotere rol. Ambtelijke actoren hebben hier geen rol.

In Nederland is het proces verambtelijkt en sterker gedepolitiseerd dan in Duitsland. Dat levert een keurig doorgerekend regeerakkoord op Nederland en in Duitsland een akkoord dat breder gedragen is binnen de partijen. De Nederlandse onderhandelingen reflecteren zo drie aloude principes van de Nederlandse politiek: depolitisering, geheimhouding en topoverleg. Door het proces te verambtelijken worden ingewikkelde ideologische problemen tot technische kwesties gereduceerd. Dat maakt het makkelijker om afspraken te maken. Voor de thema’s die politiek wel gevoelig zijn, helpt het om buiten de ogen van het publiek compromissen te sluiten. En naarmate onderwerpen belangrijker worden, wordt het aantal betrokkenen kleiner. Coalitie-onderhandelingen in Nederland zijn Chefsache: alleen de top onderhandelt.


[2] 31 dagen in 2013, 30 dagen voor de eerste, mislukte ronde in 2017 en 48 dagen in 2018 voor de tweede ronde na de verkiezingen van 2017.

Filed Under: Politieke partijen, Regering en beleid Tagged With: Duitsland, Formatie, informatie, kabinetsformatie, Koalitionsverhandlung, Nederland, Sondierungen

Hoe realistisch is de ambitie voor een beknopt regeerakkoord?

door Rick van Well 25/10/2021 1 Reactie

Toen informateurs Remkes en Koolmees de opdracht kregen om onderhandelingen tussen VVD, D66, CDA en ChristenUnie over een nieuw kabinet te begeleiden, namen zij voor ‘echt iets nieuws’ te gaan proberen. Daarbij hoort onder meer een ‘beknopt’ regeerakkoord ‘op hoofdlijnen’ dat ten goede moet komen aan de veel besproken gewenste nieuwe bestuurscultuur. Wat zegt de politicologie over de omvang van coalitieakkoorden?

Waartoe dient een regeerakkoord?

In een regeerakkoord leggen toekomstige regeringspartijen afspraken over de hoofdlijnen van het overheidsbeleid vast. Het is als het ware een politiek ‘contract’ waarmee regeringsfracties en ministers zich aan elkaar binden. De regeringsfracties fungeren hier als opdrachtgevers (principals) van de ministers (de gemachtigden of agents).

Deze situatie kan conflicten veroorzaken als ministers (maar ook de coalitiefracties) tijdens het beleidsproces hun eigen beleidsagenda bepalen en te veel afdwalen van de coalitiebelangen (minsterial drift of moral hazard). Om conflicten tussen de regeringspartijen tijdens de kabinetsperiode te voorkomen, worden daarom beleidsafspraken tussen de coalitiepartners van tevoren schriftelijk vastgelegd.

Waar hangt de omvang van regeerakkoorden vanaf?

Hoewel beleidsvoornemens waarover regeringspartijen het makkelijk eens worden ook in een regeerakkoord opgenomen kunnen worden om daadkracht uit te stralen, ligt het voor de hand dat partijen die zich voornemen om een dun regeerakkoord te schrijven zich beperken tot die beleidsvraagstukken die een bron voor coalitieconflicten kunnen vormen. Regeerakkoorden zijn niet voor niets ‘gestold wantrouwen’ genoemd.

De potentie voor conflicten neemt toe met het aantal regeringspartijen en de complexiteit van de actuele beleidsvraagstukken. Een relatief hoog aantal onderhandelende partijen (4) en de aard van de urgente beleidskwesties (bijv. klimaat, stikstof, wonen, toeslagenstelsel) zijn momenteel dus geen gunstige omstandigheden voor een beknopt regeerakkoord. Maar de belangrijkste factor die de omvang van coalitieakkoorden beïnvloedt, is in hoeverre regeringspartijen programmatisch van elkaar verschillen.

Wanneer doen programmatische verschillen ertoe?

Onderzoek van Heike Klüver en Hanna Bäck toont aan dat programmatische verschillen vooral leiden tot meer aandacht in coalitieakkoorden wanneer álle regeringspartijen het betreffende beleidsterrein van groot belang vinden (bijv. economie, sociale zekerheid, milieu). Klüver en Bäck onderzochten 224 coalitieakkoorden en de verkiezingsprogramma’s van regeringspartijen in 24 Europese landen sinds 1945 en categoriseerden de (quasi-)zinnen hierin naar beleidsterrein.

Hun analyse wijst uit dat coalitiepartijen minder geneigd zijn iets over een specifiek beleidsterrein vast te leggen in een coalitieakkoord wanneer zij dit van minder belang achten, zelfs als zij hierover diep van mening verschillen (bijv. onderwijs, internationale politiek, defensie). Als slechts één regeringspartij grote waarde hecht aan een bepaald beleidsvraagstuk wordt de relevante minister van deze partij enige autonomie op het betreffende beleidsterrein gegund.

De tijd en moeite (transactiekosten), en het eventuele gezichtsverlies van een extra compromis dat gesmeed zou moeten worden (publiekskosten), is het de partijen dan niet waard om afspraken vast te leggen in een coalitieakkoord; mogelijke toekomstige conflicten over dergelijke beleidsonderwerpen zullen immers niet zo snel hoog oplopen en leiden tot een kabinetscrisis.

Rutte IV: écht ‘iets nieuws’?

Hoewel het aantal regeringspartijen, onderlinge programmatische verschillen en relevante beleidsvraagstukken de kans op een gedetailleerd regeerakkoord vergroten, kúnnen partijen natuurlijk heel goed een beknopt regeerakkoord schrijven als zij dat zelf maar graag genoeg willen. Een regeerakkoord is echter slechts één manier om kabinet en regeringsfracties aan elkaar te binden. Als regeringspartijen vervolgens naar andere middelen grijpen om voor een (te) dun regeerakkoord te compenseren, komt er van een nieuwe bestuurscultuur met meer dualistische verhoudingen tussen kabinet en Kamer nog steeds niet veel terecht.

Filed Under: Politieke partijen, Regering en beleid Tagged With: bestuurscultuur, coalitie, coalitieak, coalitieformatie, coalitiepartijen, coalitieregering, coalities, coalitievorming, conflict, dualisme, Formatie, kabinetsformatie, kabinetsformatie 2021, monisme, onderhandelingen, partijen, Partijen & parlementen, partijstrategie, Politieke partijen, verkiezingsprogramma, verkiezingsprogramma's

Aflevering 101 – Waarom politiek vertrouwen in Nederland is gekelderd, met Tom van der Meer

door Armen Hakhverdian 27/09/2021 0 Reacties

Afgelopen week publiceerden onderzoeksbureaus Ipsos en I&O research los van elkaar cijfers waaruit bleek dat het politiek vertrouwen in Nederland het afgelopen jaar flink is gedaald. Deze resultaten sluiten aan bij eerder opinieonderzoek van het SCP. Maar waaróm is het vertrouwen zo gekelderd? En is dit zorgwekkend?

Ik spreek hierover verder met Tom van der Meer, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en expert op het gebied van politiek vertrouwen.

Achtergronden bij deze aflevering:

  • Moeten we ons zorgen maken om het hard gedaalde vertrouwen?
  • Ipsos: vertrouwen van Nederlanders in de politiek gekelderd
  • Aan de flanken radicaliseert een deel van de kiezers
  • Veerkracht, hoop en vertrouwen: de taal van de derde week van september

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Stuk Rood Vlees · #101 – Waarom politiek vertrouwen in Nederland is gekelderd, met Tom van der Meer

Muziek: Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0), www.dexterbritain.com

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Formatie, politiek vertrouwen, stuk rood vlees podcast, toeslagenaffaire

Moeten we ons zorgen maken om het hard gedaalde vertrouwen?

door Tom van der Meer 22/09/2021 0 Reacties

Vlak voor Prinsjesdag peilde opinieonderzoeksbureau Ipsos dat het vertrouwen in de politiek fors gedaald was. Ook het SCP heeft eerder laten zien dat het vertrouwen daalde. En ook I&O komt tot soortgelijke conclusies. Maar is deze daling iets om ons zorgen over te maken?

Eerst de stijging, dan de val

De daling in het vertrouwen in het afgelopen jaar is fors. Maar die daling valt niet los te zien van de enorme stijging in het vertrouwen in 2020. Als gevolg van de uitbraak van de pandemie ontstond een rally-round-the flag. De dreiging van een externe crisis leidde ertoe dat het vertrouwen in met name de regering enorm steeg. Ook de VVD plukte daar in de peilingen de vruchten van. De stijging zelf was van betrekkelijk korte duur, maar de daling duurde aanzienlijk langer. Daardoor kon het gebeuren dat we pas recent weer op het vertrouwensniveau kwamen van voor de Corona-crisis.

Een groot deel van de daling is dus eerder te omschrijven als een terugkeer naar het gebruikelijke patroon. En dat is niet ongezond. Een hoog niveau van blind vertrouwen in de politiek is immers vooral goed nieuws voor politici en beleidsmakers die daardoor makkelijker steun krijgen voor soms verregaand beleid. Een democratie heeft baat bij scepsis in beleidsmakers. Niet blind vertrouwen (dat kiezers doet berusten) of cynisme (dat de goede intenties van politici kraakt en burgers van de democratie doet afkeren) maar scepsis leidt tot actief monitorende, kritische burgers die de politiek scherp houden.

Afkeer van politiek-met-kleine-p

Maar dat is niet het hele verhaal. Er is meer aan de hand. Het vertrouwen in de politiek is in de cijfers van Ipsos nog lager dan in 2018 en 2019. En dat is ook het geval in de cijfers van het SCP. De motivatie van wantrouwende burgers ligt volgens dat laatste onderzoek in de vastgelopen formatie en de onderlinge machtsstrijd. Maar ook andere recente gebeurtenissen (van op- of overstappende ministers tot falend beleid) dringen het vertrouwen omlaag.

Dat is geen verrassing. Burgers houden niet van politiek conflict. Hoe politieker de institutie, hoe lager het vertrouwen dat mensen er gebruikelijk in hebben.

Toch is het te vroeg om heel ongerust te zijn over impact van de huidige politieke verdeeldheid en de patstelling tijdens de formatie op het vertrouwen. De daling is vooralsnog een korte-termijn effect, zoals we die in het verleden wel vaker hebben gezien. Het kabinet-Balkenende II had een slecht imago als weinig responsief kabinet. Balkenende IV probeerde dat imago om te buigen met een 100-dagen tour door het land. Dat leidde in het begin inderdaad tot een hoger niveau van vertrouwen. Maar toen het kabinet niet in staat bleek om daadkrachtig te besturen, zakte dat vertrouwen meteen weer in (afgezien van de periode rond de daadkrachtige overname van ABN Amro in 2008).

De daling van het vertrouwen is dus vooralsnog een reactie op politiek gekonkel in Den Haag, maar niet structureler dan dat. Bij het herstel van politieke omgangsvormen, bij de vorming van een kabinet of bij nieuwe verkiezingen kan het vertrouwen zich weer herstellen. Dat deed het in het verleden ook. Een probleem wordt de politieke patstelling pas, als deze lange tijd blijft aanhouden.

Structurele verklaringen van vertrouwen

Imago’s van verdeeldheid, responsiviteit, en daadkracht stimuleren of drukken het vertrouwen in de Nederlandse politiek slechts op de korte termijn. Die effecten hangen sterk samen met een generatie politici of met een zittende regeringscoalitie. Ze zijn de golven waarmee het vertrouwen stijgt of daalt. Maar ze zijn over het algemeen niet de kurk waar het vertrouwen op drijft.

Structurele bronnen van vertrouwen in de politiek zitten in andere factoren. Denk dan aan regelmatige verkiezingen (waarmee het parlement wordt samengesteld in lijn met de voorkeuren van kiezers), aan economische prestaties, aan evenredige verkiezingen (waardoor allerlei groepen gehoord worden binnen het systeem), en bovenal aan een onpartijdige en niet corrupte overheid.

Het belang van een onpartijdige overheid is zelfs zo groot dat het me verbaast dat de impact van de Toeslagenaffaire op het vertrouwen in de politiek beperkt is gebleven. Die verbazing is alleen maar groter geworden na het zien van de getuigenissen in de 2DOC-documentaire Alleen tegen de Staat.

Aandachtspunt

Het vertrouwen in de politiek is in belangrijke mate een reflectie van hoe de democratie en de regering functioneren. De huidige patstelling leidt onder burgers duidelijk tot afkeer en irritatie. Het vertrouwen kan zich herstellen, wanneer politici zich herpakken. Dat betekent een constructieve opstelling in de formatie en een hogere morele standaard onder politici.

Daarnaast blijft de onpartijdigheid van de overheid cruciaal voor het vertrouwen dat burgers hebben in de politiek. Dat is een tweede aspect waar de huidige generatie politici hard aan zal moeten werken om het hart van de legitimiteit niet te schaden.

Politieke trucjes die politici een imago moeten opleveren van responsiviteit (als de 100-dagentour) of daadkracht (als de poging om elke dag een beleidsvoorstel te pluggen in de media) stimuleren het vertrouwen alleen aan de oppervlakte. Dat draagt allemaal niets bij aan het vertrouwen van de groep waar we ons het meest zorgen om moeten maken: de groep burgers die geheel dreigt af te haken, en afdrijft van gebrekkig vertrouwen naar daadwerkelijk cynisme.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Formatie, rally round the flag, toeslagenaffaire, vertrouwen, vertrouwen in de politiek

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Rechtspopulistische partijen als ‘Männerparteien’?

Leiderschap in Corona tijd -Hot Politics Lab Online Sessie 1 met Michael Bang Petersen

Plaatjes van de electoraatjes: het CDA

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in