Onlangs schreef ik een stukje over emotie-inflatie in de Tweede Kamer. Ik probeerde de stelling van Joost Vullings uit Politieke Junkies te toetsen dat het taalgebruik van politici emotioneler is geworden. Ik keek naar het gebruik van de woorden ‘verbaasd’, ‘geschokt’ en ‘verbijsterd’ in de Tweede Kamer. Deze woorden werden minder vaak gebruikt in de Kamer en niet vaker zoals ik had verwacht.
Joost Vullings was, gezien zijn tweets, verbijsterd over dit stuk. Hij doelde immers op uitspraken in de media en niet in de Kamer. Dat het gros van de voorbeelden die hij aandroeg uit de Kamer kwamen deed hier niet aan af:
“Toen ik ooit eind jaren ’90 begon als stagiair op de NOS-radioredactie, dat was een periode dat als je dan politici sprak en er was wat gebeurd, er stond in de krant bijvoorbeeld dat er op een school iemand niet functioneerde of zo en daar wilde we dan politici over spreken dan waren ze ‘verbaasd’. Politici waren toen over het algemeen verbaasd en als het dan echt heel erg was dan waren ze geschokt. Dat hele woord verbaasd dat is inmiddels … als je nu tegen iemand zegt ik ben verbaasd. Ja sorry maar je moet echt iets beters meenemen. Dus nu is de basisemotie is geschokt. Dat is inmiddels eigenlijk alweer passé. Tegenwoordig ben je verbijsterd. Echt verbijsterd.”
Vullings had het inderdaad over de media. En op een druilerige dag in de kerstvakantie kunnen we best een paar keer zoeken in de krantendatabase LexisNexis. Maar dan moeten we het Vermoeden van Vullings ook omzetten in toetsbare hypothese. Vullings stelt niet slechts dat het gebruik van emotionele termen als ‘verbaasd’, ‘geschokt’ en ‘verbijsterd’ toeneemt, maar dat er een verschuiving zichtbaar is. Tussen eind jaren ’90 en nu zijn er drie periode zichtbaar:
- een waarin ‘verbaasd’ vaker gebruikt wordt dan ‘geschokt’ of ‘verbijsterd’;
- een waarin ‘geschokt’ vaker gebruikt wordt dan ‘verbaasd’ of ‘verbijsterd’;
- en een waarin ‘verbijsterd’ vaker gebruikt wordt dan ‘geschokt’ of ‘verbaasd’.