• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

glazen plafond

M/V in de rvc’s: Wetsontwerp ingroeiquotum moet verstevigd

door Mirella Visser, Linda Senden, Ekaterina Rashkova-Gerbrands, Chantal Remery, Mara Yerkes, Anneke van Doorne-Huiskes 19/06/2020 5 Reacties

Het gebrek aan vrouwen in besluitvormende posities in het bedrijfsleven is een hardnekkig maatschappelijk probleem. Niet alleen is het strijdig met het beginsel van gendergelijkheid op alle niveaus in onze samenleving, het beïnvloedt ook hoe burgers denken over vrouwelijk leiderschap. Daarmee zet het een rem op de ontwikkeling van een inclusieve cultuur. Na het mislukken van de vrijblijvende streefcijferwet volgt de regering nu het SER-advies om een wettelijk verplichtende quotaregeling in te voeren.

Minstens 30% mannen, 30% vrouwen

Dit zogenaamde ‘ingroei-quotum’ moet ervoor zorgen dat minstens 30% mannen en minstens 30% vrouwen in raden van commissarissen (rvc’s) van beursgenoteerde ondernemingen worden benoemd. Bovendien worden de grootste 5000 bedrijven verplicht om effectieve maatregelen te treffen om ook het aantal vrouwen in de rvc’s, raden van bestuur (rvb’s) en de subtop te bevorderen. Wij hebben de SER in 2019 geadviseerd dat een dergelijke quotaregeling onontbeerlijk was om op redelijke termijn tot een evenwichtigere vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de top van het bedrijfsleven te komen. Op basis van onze brede kennis en expertise over gender in relatie tot wetgeving, beleid, organisaties, de economie en de maatschappij geven wij hieronder aanbevelingen voor versteviging van de beoogde wetgeving.

Effectiviteit van quotawet wordt ondermijnd

Het kabinet nam in februari het SER-advies over het ‘ingroeiquotum’ over. Nederland volgt nu de buurlanden door een quotawet mèt sanctie in te voeren. Doelstelling is om het aandeel vrouwen in rvc’s te vergroten en bedrijven te verplichten daartoe beleid en procedures op te stellen, waaronder voor werving- en selectieprocessen voor commissarissen. Beursgenoteerde bedrijven moeten in 8 jaar toegroeien naar een rvc met minstens een derde vrouwen. Bedrijven zonder vrouw in hun rvc moeten dus bij de eerstvolgende vacature een vrouw benoemen. Benoemen zij toch een man, dan is dat nietig en ‘kan eenieder een beroep doen op de nietigheid’. Dat klinkt eenvoudig, maar de effectiviteit wordt ondermijnd.

Ten eerste is de sanctie van nietigheid niet van toepassing bij herbenoemingen. Dit zet een stevige rem op het ‘ingroeiproces’ omdat bij een vijfde[1] van de rvc’s herbenoemingen plaatsvinden. De wetgever redeneert hier dat iedere zittende commissaris per definitie beter gekwalificeerd is dan elke mogelijke nieuwe kandidaat. Dat is niet conform de praktijk en komt de kwaliteit van rvc’s niet ten goede. Daarom moet deze bepaling worden geschrapt of gelimiteerd tot één herbenoeming per kalenderjaar.

Het tweede probleem is de onduidelijke en zwakke rechtspositie van toekomstige afgewezen kandidaten. Hier doet zich een ongelijke situatie voor. Een mannelijke commissaris die na een selectieprocedure benoemd is in strijd met de quotaregel kan zijn functie gewoon uitoefenen en rechtsgeldig (mede)beslissen. Maar de afgewezen vrouwelijke kandidaat staat als David tegenover Goliath, want wie moet zij aanspreken? De rvc, aandeelhoudersvergadering, ondernemingsraad of SER? Of het executive search bureau dat de selectieprocedure begeleidde? Of maar meteen de gang naar de rechter gemaakt? Het wetsontwerp bevat geen criteria waaraan procedures moeten voldoen en op welke manier de afgewezen kandidate bewijs kan leveren dat zij ten onrechte gepasseerd is voor de functie. Daarom dienen in ieder geval de Europese[2] randvoorwaarden te worden opgenomen; voorafgaand aan het selectieproces worden heldere, neutraal geformuleerde en transparante criteria vastgelegd, waarop de vergelijkende analyse van kandidaten plaatsvindt. Zo wordt willekeur voorkomen. Nu is de kans klein dat nietigheid überhaupt door een afgewezen kandidate wordt ingeroepen of dat de aandeelhoudersvergadering of ondernemingsraad dat gaan doen.

Dat onderstreept ook het belang van een toezichthoudende instantie die actief monitort hoe bedrijven te werk gaan bij werving- en selectieprocedures en hen rekenschap laat afleggen. Dat brengt ons bij het derde probleem in het wetsontwerp, namelijk dat de SER verantwoordelijk wordt voor handhaving en monitoring. De SER gaat bedrijven aanspreken indien zij minder dan een derde vrouwen in de rvc hebben benoemd. Maar deze taak als toezichthouder is wezensvreemd voor de SER en zou eerder bij een inspectie SZW of een specifiek toezichthoudend orgaan moeten worden ondergebracht. Het wetsontwerp geeft geen duidelijkheid over de juridische basis en het handhavingsinstrumentarium voor deze keuze. Vrijblijvendheid ligt hier op de loer.

Tenslotte krijgt de SER nòg een nieuwe verantwoordelijkheid toebedeeld, namelijk voor de infrastructuur voor de verwerking van rapportages van de 5000 grootste bedrijven. Deze moeten regelmatig rapporteren over de maatregelen die zij nemen om het aandeel vrouwen in de rvc, rvb en subtop te vergroten. De SER zoekt hiervoor samenwerking met bestaande initiatieven als Topvrouwen.nl en Charter Talent naar de Top. Maar deze initiatieven worden juist gekenmerkt door vrijwillige aansluiting en geheimhouding van resultaten, terwijl er nu een wettelijke transparante rapportageverplichting wordt vormgegeven. De wettelijke basis voor de SER om bedrijven deze rapportageverplichting op te leggen, deze op kwaliteit te toetsen en waar nodig handhavend op te treden ontbreekt in dit wetsontwerp. Ook dit kan leiden tot vrijblijvendheid. Ook al is het ingroeiquotum een eerste belangrijke stap, zonder grote aanpassingen dreigt het straks vele competente, ambitieuze vrouwen meer schade dan goed te doen.

Afbeelding: Bron


[1] Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2019, pag. 31: In 2017 was in 12,5% van de rvc’s sprake van herbenoemingen, in 2018 bij een vijfde (19,5%). In 2017 ging het in 29,3% van deze rvc’s om de herbenoeming van een of meer vrouwen, in 2018 was dat in 31,3% van de rvc’s het geval.

[2] Zaak C-407/98, Abrahamsson, ECLI:EU:C:2000:367

Filed Under: Economie Tagged With: gender, gender gap, glazen plafond, quota

Is het glazen plafond in de wetenschap plots verdwenen? Dat lijkt me sterk

door Peter van den Besselaar 16/07/2019 0 Reacties

Er is een langlopend debat – ook op deze website – over de vraag of er in de wetenschap sprake is van een glazen plafond. Zo liet ik enige jaren geleden in Stuk Rood Vlees zien dat gender bias ook in academische loopbanen wel degelijk een belangrijke factor is. En eerder dit jaar stelde Marceline Van Furth, hoogleraar kindergeneeskunde aan de VU, in Trouw dat “mannen stijgen makkelijker in de wetenschap”.

De NRC ging hierop in. In de rubriek Fact Checken vroeg wetenschapsredacteur Maarten Huygen zich blijkbaar af wat een hoogleraar kindergeneeskunde weet van de dynamiek van academische loopbanen. Hij confronteerde de uitspraak van Van Furth met een Factsheet van het Rathenau Instituut, en hij concludeerde dat er iets belangrijks ontbreekt in de redenering van Van Furth (en in de cijfers van de LNVH Monitor): de factor tijd.

Het belang van het aanbod van geschikte kandidaten

Het duurt volgens de berekeningen van het Rathenau Instituut gemiddeld negentien jaar tussen het promoveren en een benoeming tot hoogleraar, en – belangrijk – dat zou gelijk zijn voor mannen en vrouwen. Dit gegeven moet natuurlijk worden meegenomen in het beoordelen van genderverschillen in academische loopbanen. Want als er negentien jaar geleden weinig vrouwen in een vakgebied zijn gepromoveerd, dan is er nu een maar kleine pool gekwalificeerde vrouwelijke kandidaten.

Vervolgens stelt het Factsheet dat het percentage vrouwen onder de nieuwbenoemde hoogleraren hoger ligt dan het percentage vrouwen onder de gepromoveerden negentien jaar eerder. Dit zou een stabiel verschijnsel sedert tenminste 2004. Dat suggereert dat er geen sprake is van gender bias of glazen plafonds – en dat zou goed nieuws zijn.

We nemen deze benadering hier als uitgangspunt, maar met een wijziging. De conclusie van het Factsheet is namelijk gebaseerd op de al genoemde negentienjarige tijdspanne (Rathenau Instituut Factsheet: Vrouwen in de wetenschap – 19 januari 2018). Een herberekening liet echter zien dat de loopbaan van promotie tot hoogleraar gemiddeld zeventien jaar duurt en niet negentien jaar (Rathenau Instituut nieuws: Aandeel nieuwe vrouwelijke hoogleraren stijgt sneller dan verwacht). Als je dat meeneemt blijkt de conclusie ‘sneller dan verwacht’ onjuist te zijn (Figuur 1). Er zijn niet meer vrouwen tot hoogleraar benoemd zijn dan verwacht; gemiddeld is het op zijn best zo een beetje het verwachte aantal. Ik had overigens graag de microdata gekregen om de berekeningen van de zeventien dan wel negentien jaar te begrijpen. Het is namelijk nogal een verschil in korte tijd. Dat bleek niet mogelijk.

Figuur 1: Benoeming van vrouwen tot hoogleraar en de arbeidsmarkt

Bron: Rathenau Instituut, Factsheet Vrouwen in de wetenschap (19 januari 2018). De ‘timelag’ is aangepast door de auteur.

Intussen groeit het aantal vrouwelijke gepromoveerden sterk, en dat zullen we dan in de toekomst dus (met die vertraging van 17 jaar) terugzien in het percentage vrouwelijke hoogleraren. Dat er nu in alle disciplines veel minder vrouwen hoogleraar zijn dan mannen zou dan weinig te maken hebben met langzamere loopbanen of glazen plafonds. Het is gewoon een gevolg van de tijd die een loopbaan nodig heeft. Het nu lage aantal vrouwelijke hoogleraren is dus alleszins verklaarbaar: in het verleden waren er weinig gepromoveerde vrouwen, en daardoor is vandaag het aantal geschikte vrouwelijke kandidaten te klein.

Fact checken?

Fact checken is echter ingewikkelder dan Van Furth’s uitspraak confronteren met het genoemde Factsheet. Want zijn de conclusies daarvan wel correct? Er lijken tenminste twee problemen met het Factsheet.

Ten eerste dekt het maar een deel van het wetenschapssysteem, omdat de universitaire medische centra niet zijn meegenomen. Dat is nogal problematisch omdat het medische onderzoek een groot deel van het totaal aan wetenschappelijk onderzoek uitmaakt, van alle promovendi, en van alle hoogleraren: tegen de 40%. Overigens is binnen het biomedische domein ook het aandeel vrouwelijke promovendi heel hoog: sinds 2000 ligt dat boven de 40%, en sinds 2007 zelfs boven de 50%.

Ten tweede suggereren de data waarop het Factsheet is gebaseerd dat voor de niet-medische velden het percentage benoemde vrouwelijke hoogleraren het percentage gepromoveerde vrouwen zo een beetje lijkt te volgen. Los van de vraag of dit zich in de toekomst zo voortzet, is het gevonden patroon een optelsom van ongelijke en ongelijktijdige ontwikkelingen binnen de verschillende disciplines waarvan sommige hogere percentages vrouwelijke gepromoveerden en hoogleraren hebben en andere lagere. Als het door het Rathenau Instituut gevonden patroon echt zou bestaan, moet het ook op disciplineniveau zichtbaar zijn.

In het medisch domein neemt het aantal vrouwen in HL-posities langzamer toe dan verwacht op basis van de beschikbaarheid van goede kandidaten

Hoe zit het dan met het medische domein? Helaas zijn de data over de UMCs nog schaarser dan over de universiteiten. Ik neem daarom een van de Universitaire Medische Centra als case: het VUMC. Dit is een goede case, want het VUMC heeft een hoger percentage vrouwelijke hoogleraren (figuur 2, lichtblauwe lijn) dan de andere UMCs (figuur 2, donkerblauwe lijn). Omdat het om relatief lage aantallen gepromoveerden per jaar gaat, en om nog kleinere aantallen jaarlijks benoemde hoogleraren, gebruik ik een 5-jaar gemiddelde (moving average) om de jaarlijkse schommelingen te dempen. 

Figuur 2: Ontwikkelingen van de genderverhoudingen binnen het VUMC

Data over promovendi (1997-2018) en benoemingen (2016-2018): VU.
Data over percentage vrouwelijke hoogleraren bij de VU en bij alle UMCs: LNVH Monitor, diverse jaren.

In de periode 2016-2018 werden er bij het VUMC 42 nieuwe hoogleraren benoemd, van wie 13 vrouwen. Dat is dus 31%.[i] Volgens het Factsheet moeten we het percentage vrouwen onder de nieuwbenoemde hoogleraren vergelijken met het percentage vrouwen onder de gepromoveerden van zeventien jaar daarvoor.

Hoe was het percentage vrouwen onder de bij het VUMC-gepromoveerden in 2001, zeventien jaar voor 2018? Dat vinden we ook in figuur 2 (groene lijn), en we zien dat in 2001 de helft van de gepromoveerden vrouw is. Als het patroon uit het RI-rapport hier zou zijn gevonden, had dat precies dat percentage vrouwen moeten zijn onder de nieuwbenoemde hoogleraren in 2018. Maar in feite is het slechts 62% daarvan. De genderkloof is hier dus nog groter dan in de andere gebieden: er worden ongeveer 35% te weinig vrouwelijke hoogleraren benoemd. Tabel 1 (rechter kolom) vat het samen. Om de robuustheid te vergroten gebruik ik data over een periode van drie jaar.

Kunnen we dit generaliseren naar een landelijk patroon voor het medische domein? In figuur 2 zien we dat het percentage benoemingen van vrouwen bij het VUMC een paar procentpunten boven het percentage vrouwelijke hoogleraren ligt, en dat veroorzaakt de (matige) groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren aldaar. Omdat de groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren binnen VUMC en landelijk parallel loopt (de lichtblauwe en donkerblauwe lijnen in figuur 2) kunnen we veilig aan nemen dat het ook voor het hele medische domein het aandeel nieuwe benoemingen van vrouwen een paar procentpunten boven het aandeel vrouwelijke hoogleraren ligt. Het verschil landelijk/VUMC wat betreft benoemingen van vrouwen is dan ongeveer gelijk aan het verschil landelijk/VUMC in aandeel promoties van vrouwen. Dat zou impliceren dat binnen het medische domein de genderkloof landelijk ongeveer gelijk aan die bij het VUMC (tabel 1).

In ieder geval zien we dat het gemiddelde beeld dat door het Rathenau Instituut wordt geschetst te rooskleurig is. In het medische domein, waar veel vrouwen werken, ziet het er veel minder goed uit dan dat gemiddelde beeld suggereert. Prof. Marceline Van Furth lijkt het goed gezien te hebben.

Gemiddelden zijn misleidend (en de conclusie van het Rathenau Instituut is onjuist)

Vinden we het gemiddelde patroon wel in de andere gebieden? Dat blijkt niet zo te zijn. De data die ik kreeg laten dat zien. In onderstaande tabel 1 zien we de toename in aantallen vrouwelijke hoogleraren (2003-2015) en aantallen vrouwelijke gepromoveerden zeventien jaar eerder (1984-1998).

Inderdaad blijft over de lange periode de gemiddelde groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren een beetje (3 %) achter bij het aandeel vrouwelijke gepromoveerden. Dit is echter een compositie-effect. Het komt vooral door de technische wetenschappen, waar het percentage vrouwelijke hoogleraren over de bekeken periode 34 % sneller groeide dan het percentage gepromoveerden 17 jaar eerder.

In alle andere gebieden blijft het percentage nieuwe vrouwelijke hoogleraren achter bij de verwachtingen die het gemiddelde suggereert. Dat geldt heel sterk voor de landbouwwetenschappen (39%) en de medische wetenschappen (35%), maar ook vrij sterk voor de sociale wetenschappen (18%) en natuurwetenschappen (19%). De geesteswetenschappen blijven het miste achter (7%).

Overigens verandert het beeld niet ingrijpend als we de negentien jaar vertraging nemen: ook dan blijft de het percentage benoemde vrouwen achter bij de verwachting in de meeste gebieden (tabel 1). Het Rathenau Instituut heeft het dus bij het verkeerde eind: er zijn in de meeste gebieden niet meer maar juist minder vrouwen tot hoogleraar benoemd dan verwacht.

Tabel 1: Volgen hoogleraarsbenoemingen de beschikbaarheid van gekwalificeerd aanbod?

Wel inlopen, maar nog lang geen inhalen

De data laten zien dat vrouwen de achterstand wel inlopen, want het aantal en het aandeel vrouwelijke hoogleraren neemt overal toe. Maar de data laten ook zien dat er vooralsnog geen sprake is van een inhalen want ondanks dat de achterstand afneemt blijft deze groot. Natuurlijk is het aanbod van gekwalificeerde kandidaten van invloed, maar de analyse suggereert dat dit niet het enige factor kan zijn: er is wel degelijk sprake van andere factoren die stimulerend of (meestal) belemmerend werken. Er lijkt dan ook meer nodig dan alleen de arbeidsmarkt en de tijd hun werk te laten doen. [PvdB1] 

Het alleen ophoesten van ‘feiten’ is in deze context onvoldoende en risicovol. Nu zien we dat verkeerde feiten in het nieuws komen. Maar wanneer men beleid wil informeren, is dubbelcheck noodzakelijk. Dat vereist peer review en een intensieve discussie over de bevindingen, zoals in het wetenschappelijk onderzoek gebruikelijk is. Er is dringend behoefte aan grondig onderzoek naar genderverschillen in academische loopbanen, zeker gegeven het belang van het onderwerp.


[i] In 2016 en 2018 ging het om 4 vrouwen tegenover 10 mannen, in het “Westerdijkjaar” (2017) met de speciale stimulans voor vrouwelijke hoogleraren om 5 vrouwen en 9 mannen. Als dit betekenis heeft – de aantallen zijn laag – dan ligt het percentage benoemingen van vrouwen (zonder stimulans) rond de 29% en is de ‘gender gap’ nog iets groter. 


Afbeelding: Bron (Ruben Nijveld)

Filed Under: Overig Tagged With: gender, glazen plafond, vrouwen in de wetenschap, wetenschap

Een glazen plafond voor vrouwen in de wetenschap? Verkenning van twee alternatieve verklaringen

door Thijs Bol 24/11/2015 7 Reacties

Afgelopen week werd de Monitor Vrouwelijk Hoogleraren 2015 gepresenteerd. Hieruit bleek—wederom—dat vrouwen sterk ondervertegenwoordigd zijn in de top van de Nederlandse wetenschap: slechts 17,1% van de Nederlandse hoogleraren is vrouw. De vraag is natuurlijk waarom maar zo weinig vrouwen in Nederland hoogleraar zijn. In de Monitor wordt het glazen plafond als voornaamste reden gegeven: bij elke tussenstap zijn er structurele barrières die vrouwen belemmeren om door te stromen naar een hogere functie. Vrouwen zijn nog oververtegenwoordigd als student (53,4% van de afgestudeerden is vrouw), maar bij elke volgende stap neemt het aantal vrouwen af. Onder de gepromoveerden is nog maar 43,5% vrouw, en dat loopt via universitair docenten (UD; 37%), universitair hoofddocenten (UHD; 25,6%) terug tot de eerder genoemde 17,1% onder hoogleraren (HGL). In een interview stelt Marise Born, één van de auteurs van het rapport, dat dit komt door seksisme bij benoemingen en selecties. Nog steeds kiezen commissies vaker voor een man dan een vrouw als hoogleraar.

Het glazen plafond kan een belangrijke verklaring zijn voor het lage aantal vrouwelijke hoogleraren, maar tegelijkertijd zijn de gepresenteerde cijfers erg ongenuanceerd, en laten veel ruimte open voor vragen. In dit blog onderzoek ik twee alternatieve verklaringen: (i) historisch aanbod en (ii) de Simpson paradox.

[Read more…] about Een glazen plafond voor vrouwen in de wetenschap? Verkenning van twee alternatieve verklaringen

Filed Under: Politicologie en Methodologie, Religie, ideologie en ethiek Tagged With: glazen plafond, hoogleraren

Het Glazen Plafond: Waar blijven de relevante statistieken?

door Tom van der Meer 11/07/2014 0 Reacties

De afgelopen weken is de discussie rond het glazen plafond in de wetenschap weer op de agenda geplaatst. En terecht. Nederland scoort in vergelijking tot andere landen dramatisch wanneer we kijken naar het percentage vrouwelijke hoogleraren. Kwalitatieve onderzoeken hebben laten zien welke bewuste en onbewuste mechanismen aan de ongelijkheid ten grondslag liggen. Structurele barrières moeten geslecht worden zodat mannen en vrouwen gelijke carrière-kansen krijgen.

Het probleem is dermate serieus, dat de cijfermatige onderbouwing ervan in de jaarlijkse Monitor ronduit merkwaardig is. Waar blijven de relevante statistieken?

[Read more…] about Het Glazen Plafond: Waar blijven de relevante statistieken?

Filed Under: Economie, Politicologie en Methodologie, Religie, ideologie en ethiek Tagged With: cohort, glazen plafond, lnvh, statistiek

Vrouwen in de wetenschap: glazen plafond of gebrekkige ambitie?

door Liza Mügge, Rachel Spronk 08/07/2014 2 Reacties

Alhoewel ruim de helft van alle studenten vrouw is, ligt het percentage vrouwelijke hoogleraren in Nederland rond de 15 procent. Nederland bungelt met dit percentage onderaan de Europese ladder. Ligt dit aan structurele barrières waardoor vrouwen niet kunnen opklimmen? Of zijn vrouwen gewoonweg minder ambitieus? Wat kan de universiteit en wat kunnen vrouwen zelf doen om hier verandering in te brengen?

Over deze vragen gingen drie sprekers in debat op 19 juni in de Academische Club van de Universiteit van Amsterdam. Marise Born, hoogleraar personeelspsychologie aan Erasmus Universiteit Rotterdam en bestuurslid van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, en Marieke van den Brink, universitair hoofddocent bedrijfskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen (promoveerde op gendermechanismen in de benoemingsprocedures van hoogleraren), hielden een inleiding. Hierop volgde een korte reactie van Louise Gunning-Schepers, voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam.

[Read more…] about Vrouwen in de wetenschap: glazen plafond of gebrekkige ambitie?

Filed Under: Economie, Politicologie en Methodologie, Religie, ideologie en ethiek Tagged With: gender gap, glazen plafond, vrouwen in de wetenschap

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Wat zijn vuistregels en gebruiken politici ze, net als iedereen?

Lokale partijen: de grootste politieke familie. Ook weer in 2022?

Episode 82 – A return to Brexitland, with Rob Ford

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in