• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

kiesgedrag

Blijft links zo klein?

door Sjoerd van Heck 12/02/2021 3 Reacties

Als de verkiezingen morgen zouden plaatsvinden, dan zouden de PvdA, GroenLinks en de SP bij elkaar opgeteld ongeveer de helft van het aantal zetels krijgen dat de VVD en het CDA zouden krijgen. De Nederlandse politiek wordt gedomineerd door centrumrechts. Waarom heeft links geen antwoord? 

Op het eerste gezicht lijkt de coronacrisis de linkse partijen niet ongunstig gezind. Gezondheidszorg, solidariteit, een sterke overheid:  het zijn linkse thema’s die het huidige maatschappelijk debat domineren. En de crisis rekt de grenzen van het politiek acceptabele op. De overheid investeert miljarden om de economie te stutten. Niemand kijkt er van op.

Waarom profiteert links niet? Sommige verklaringen focussen op de rol van partijleiders, of op (het gebrek aan) samenwerking tussen partijen. Maar links heeft structurelere problemen.

What’s the matter with Kansas?

Die problemen zijn treffend beschreven door de Amerikaanse journalist Thomas Frank. Hij groeide op in Kansas en zag in 2000 hoe de van oudsher linkse staat vrij massaal voor George W. Bush koos bij de presidentsverkiezingen. Kansas was een van de armste gebieden van het land. Bush en de republikeinen waren tegen een actieve rol van de overheid in de economie, tegen herverdeling. Toch kleurde Kansas republikeins rood.

Dit verbaasde Frank. Waarom stemden inwoners van Kansas tegen hun economische belangen? Hij schreef er een boek over, exemplarisch getiteld ‘What’s the matter with Kansas?’. Zijn verklaring: inwoners van Kansas maakten helemaal geen economische afweging het stemhokje. Ze lieten ‘culturele thema’s’, zoals abortus, veel zwaarder meewegen.

Traditioneel worden verkiezingen gezien als een voortzetting van de klassenstrijd – maar dan met democratische middelen. Stembiljetten als papieren stenen. Op basis daarvan zou je een negatieve relatie tussen inkomen en voorkeur voor linkse partijen verwachten. Die samenhang blijkt echter vaak niet zo sterk als gedacht. Een belangrijke verklaring daarvoor heeft – inderdaad – te maken met kiezersvoorkeuren voor andere thema’s.

Frank’s observatie was juist. De politicologen Margit Tavits en Joshua Potter schrijven: 

concerns over noneconomic issues or values – especially those related to religiosity, ethnicity, and nationalism – can distract these voters and draw their attention away from their economic interests.

Links-conservatief

Deze analyse geldt niet alleen de kiezers in Kansas. Sociaaldemocratische partijen in Europa binden van oudsher een electoraat aan zich dat door hun onzekere sociaal-economische positie een politiek van economische herverdeling prefereert. Tegelijkertijd is deze groep kiezers gevoelig voor traditionele en conservatieve stellingname op sociaal-culturele thema’s – een tendens die door sociologen al eens beschreven is als ‘working class authoritarianism’.

Wanneer we kijken naar het Nederlandse electoraat blijkt dat steun voor economische herverdeling groot is onder laagopgeleide kiezers. En het is juist onder die groep dat cultureel conservatieve standpunten, zoals een restrictief migratiebeleid, sterk resoneren. Zie de figuren hieronder.

What’s the matter with links?

In dit stuk laat politicoloog Simon Otjes zien dat de groep ‘links-conservatieve’ kiezers in Nederland vrij groot is. Het interessante is dat deze kiezers zowel naar links als naar rechts (kunnen) kijken bij het bepalen van hun partijkeuze.

Onderzoek naar verkiezingen in Europa laat zien dat dit deel van electoraat neigt naar rechtse partijen wanneer ze bezorgd zijn over culturele thema’s. Gaat het over de economie, dan worden linkse partijen voor deze groep een aantrekkelijker optie.

De thema’s die centraal staan in een verkiezingscampagne bepalen dus voor een groot deel naar welke kant de stemmen van deze kiezersgroep vallen. De PvdA, GroenLinks en de SP maken een kans als het gaat om de economie omdat hun standpunten op het gebied van herverdeling aansluiten bij de economische  beleidspreferenties van deze groep kiezers. Maar zijn deze kiezers bezorgd over immigratie, dan stappen ze net zo makkelijk over naar een (centrum)rechtse partij.

Strategische keuzes

Dit suggereert dat er twee strategieën zijn voor linkse partijen om deze groep kiezers te bereiken, en vast te houden.

Ten eerste de ‘links-conservatieve koers’: het omarmen van conservatiever profiel op culturele thema’s. De Deense sociaaldemocratische partij won in 2019 de verkiezingen met een campagne waarbij traditionele centrumlinkse economische standpunten werden gecombineerd met een focus op een restrictief immigratiebeleid.

Het nadeel van deze strategie kan zijn dat het meestal een inhoudelijke koerswijziging vergt, en het is maar de vraag of kiezers een dergelijk flip-flop geloofwaardig vinden. Bovendien is het veranderen van standpunten intern vaak een lastige aangelegenheid. Veel partijleden zullen het niet accepteren. 

Daarnaast laat empirisch onderzoek zien dat, in weerwil van het Deense voorbeeld, sociaaldemocratische partijen niet perse electoraal profiteren van het innemen van conservatieve posities op de sociaal-culturele dimensie. Een belangrijke reden is dat zo’n koerswijziging hoogopgeleide kiezers afschrikt.

Een alternatieve strategie zou kunnen zijn: vooral campagne voeren op economie. Het idee achter deze ‘economische koers’ is het bereiken van het links-conservatieve deel van het electoraat door, bijvoorbeeld, de pro-Europa en pro-immigratie standpunten niet al te luid te laten doorklinken in de campagne; en ondertussen vooral over economische herverdelingspolitiek te praten.

Het voordeel van deze strategie is dat het geen positionele wijziging impliceert. En daarmee is de kans kleiner dat de partij een deel van de huidige achterban van zich vervreemdt (door conservatieve stellingname op culturele thema’s).

Maar ook aan de ‘economische koers’ kleven nadelen voor linkse partijen. Campagne voeren op louter economische standpunten is lastig. De messaging van politieke partijen wordt gevormd door het complexe samenspel van (1) het agenderen van thema’s en (2) het innemen van posities op thema’s.

Bij het agenderen van thema’s (salience, in politicologische termen) pogen partijen de campagne dusdanig te beïnvloeden dat de thema’s waarop zij er relatief goed op staan bij kiezers (issue ownership, in politicologische termen) de boventoon voeren. Maar tegelijkertijd kunnen zij de issues van andere partijen natuurlijk niet volledig negeren (zie hier). Dat geldt zeker voor sociaal-culturele thema’s.

Het helpt in dat opzicht niet dat talkshows een voorliefde lijken te hebben voor discussies over identiteit en cultuur. Recentelijk klaagde econoom Ewald Engelen nog dat ‘we ons de blaren op de tong ouwehoeren over zwarte piet en genderneutraliteit’. Impliciet in zijn argumentatie lag besloten dat we daarmee de ‘echte’ thema’s wel eens lijken te vergeten. En zo zijn we terug bij Frank’s analyse van Kansas: identiteit gaat boven economie (of: ‘values matter most’). Wil links weer gaan groeien, dan zullen ze moeten pogen dat discours te veranderen.

Afbeelding: Element5 Digital via Unsplash.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: Groenlinks, kiesgedrag, kiezers, links, partijen, PvdA, SP

Wat willen kiezers na 17 maart?

door Mariken van der Velden 10/02/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In de aanloop naar de verkiezingen, zullen dit jaar de campagnes veelal via de media gespeeld worden, omdat campagne voeren “in het land” door de huidige Corona maatregelen niet mogelijk is. Afgelopen dinsdag 8 februari was de aftrap hiervan. Het het eerste lijsttrekkers debat vond plaats: het Lijsttrekkersdebat over het Noorden. Naast over het voetlicht brengen waar de eigen partijen voor staan, waren er ook een aantal politieke partijen die samenwerking bepleiten. Rob Jetten van D66 begon bijvoorbeeld over samenwerking als het gaat om de Lelylijn.

Het benadrukken van samenwerken is ongewoon tijdens de Nederlandse campagneperioden. Waar coalitielanden zoals Duitsland een traditie hebben van de zogenoemde coalitiesignalen, waar politieke partijen aangeven met wie ze graag willen regeren, kent Nederland deze traditie niet. Sterker nog: in een uitzending van De Wereld Draait Door tijdens de 2012 verkiezingscampagne, stelde Rutte dat de samenwerkingsvraag na de verkiezingen niet voor de verkiezingen op tafel moet komen te liggen, omdat de kiezer dan wordt overgeslagen.

Deze (oude) uitspraak van Rutte staat haaks op wetenschappelijk onderzoek. Dat laat zien dat het duidelijk uitspreken van met wie je samen wil regeren, zorgt ervoor dat kiezers hun stem hierop kunnen aanpassen (zie bijvoorbeeld het onderzoek hier). Uit onderzoek van onder andere Tom van der Meer weten we ook dat ook Nederlandse kiezers vaak meerdere partijen sympathiek vinden en een (klein) groepje van partijen als stemkeuze overwegen. Deze strategie, voorzichtig geprobeerd door Jetten in het Lijsttrekkersdebat van het Noorden, is dus nog niet zo’n gek idee: coalitiepolitiek is in Nederland een essentieel onderdeel van de politiek. Spreek uit met wie je samenwerkt, dat helpt de kiezer in haar overwegingen!

Als onderdeel van de verkiezingsstudie van Politieke Communicatie onderzoeksgroep aan de Vrije Universiteit Amsterdam, brengen wij in kaart hoe Nederlanders denken over een nieuwe regering. De linkerzijde van Figuur 1 laat zien dat een relatieve meerheid van ongeveer 35% het liefst drie partijen in een nieuwe regering samen ziet. Slechts 13% van de mensen ziet idealiter een regering van vier partijen; afgaand op de peilingen geen onrealistisch scenario. Nog meer partijen die samen de regering moeten vormen is al helemaal niet in trek. In de rechterzijde van Figuur 1 zien we dat de drie traditionele regeringspartijen – de VVD, het CDA en de PvdA – het vaakst genoemd worden, maar ook D66, Groenlinks, SP en PVV worden door ruim 20% van de ondervraagden genoemd als een voorkeurscoalitiepartij.

Figuur 1. Voorkeuren voor een nieuwe regering

Hoe realistisch zijn deze voorkeuren eigenlijk? Omdat er geen grote middenpartijen meer zijn in het Nederlandse partijlandschap, zal het vormen van de regering na de verkiezing hoogstwaarschijnlijk niet gemakkelijk gaan. Dit is overigens een trend die overal in Eurpa waargenomen wordt (voor meer informatie hierover, zie dit boek van collega’s Catherine de Vries en Sarah Hobolt). Als we de coalitiepartijvoorkeuren van mensen afzetten tegen recente polls van IPSOS politieke barometer, dan laten de gele staven in Figuur 2 zien dat een minderheid van de ondervraagden een voorkeur voor een regering heeft die op dit moment een meerderheid in de peilingen heeft. Zo heeft bijvoorbeeld slechts zes van de 37 procent die de VVD in een nieuwe regering wil, een voorkeur voor een regering met de VVD die op dit moment een meerderheid heeft. Mensen die graag 50Plus, Partij van de Dieren of Forum voor Democratie in een nieuwe regering zouden willen, hebben een ideale regering voor zich die op dit moment niet op een meerderheid kan rekenen.

Figuur 2. Hoe realitisch zijn de coalitievoorkeuren?

Waar komen de voorkeuren voor een coalitiepartij vandaan? Politicologen hebben verschillende theorieën waarmee zij proberen te verklaren wie welk vakje rood kleurt in het stemhokje. Een belangrijke theorie om stemkeuze te verklaren gaat over ideologische afstand tussen partij en kiezer (voor het orgineel, zie hier). In Figuur 3 laat de lijn, die bijna perfect van linksonder naar rechtsboven in loopt, zien dat iemands ideologische positie sterk samenhangt met de ideologische positie van de partijen die degenen als voorkeurscoalitie aangeeft. Hoe donkerder paars de punten in de grafiek, des te meer ondervraagden zich op dat coordinaat bevinden. Figuur 3 laat ook zien dat de kwadranten linksonder en rechtsboven het dichts bevolkt zijn. Het lijkt er dus op dat ideologie zowel voor stemkeuze als coalitievoorkeur belangrijk is.

Figuur 3. Ideologie als verklaring voor coalitievoorkeur

Een andere belangrijke theorie over hoe mensen hun keuze in het stemhokje maken gaat over het evalueren van de prestaties van de regering (voor een overzicht van het toepassen van deze theoretische stroming, zie hier). In Figuur 4 laat ik zien dat dit niet de beste verklaring is voor welke partijen men graag opnieuw in de regering ziet. De eerste gele balk geeft aan 95% van de mensen die de VVD als voorkeurspartij heeft varieert tussen redelijk tevreden (score hoger dan 5) en ietwat ontevereden (score van 3), gemiddeld beoordeeld deze groep de VVD als ontevreden (score van 4). Als je de VVD graag terugziet in de regering, maar er niet zelf op gaat stemmen (groene balk), beoordeel je de prestaties van de VVD gemiddeld niet positiever of negatiever dan mensen die niet op de VVD stemmen én de VVD niet terugwillen zien in de regering (paarse balk). De spreiding in de “groene groep” is wel groter: sommige vinden dat de VVD redelijk gepresteerd heeft (scores tussen 5 en 6), andere zijn een hele andere mening toegedaan (scores tussen de 1 en 2). Een vergelijkbaar patroon zien we de ChristenUnie. Voor het CDA en D66 laat Figuur 4 zien dat het helemaal niet uitmaakt of het de voorkeurspartij is, ze graag terugziet in de regering of geen van beide, je bent ongeveer even negatief over de prestaties van respectievelijk het CDA en D66.

Figuur 4. Regeringsprestaties als verklaring voor coalitievoorkeur

Tot slot, een derde belangrijke verklaring van waarom mensen voor een partij stemmen is omdat ze de partij associëren met een bepaald onderwerp en het eens zijn met de positie van de partij op dit onderwerp. We zien ook regelmatig dat politici successen op bepaalde onderwerpen op eigen conto proberen te schrijven. Zo zagen we dat Wopke Hoekstra zich alvast te positioneren als de man die staat voor de familie door te pleiten dat de scholen weer open moeten, en Sigrid Kaag herinnerde de kiezer weer dat D66 dé onderwijspartij is door ook te stellen dat de scholen weer open moeten.

Wie associaeert welke partij met welk onderwerp? En maakt het uit of je die partij graag in de regering (terug) ziet? Over het algemeen zien we dat mensen die de partij graag in de regering zien (in het paars) en mensen die deze partij niet als voorkeurscoalitiepartij hebben (in het geel) niet verschillen: ze associeren dezelfde onderwerpen met de politieke partij en zijn het ook evenveel (on)eens met de positie van de partij op dit onderwerpen. Opvallend is dat dit voor twee partijen niet opgaat. Voor Denk en Forum voor Democratie zien we dat mensen die deze partij niet als voorkeurspartij voor een nieuwe regering hebben, zij het onderwerp asielzoekers en immigratie met de partij associeren. Als je Denk wél in de regering wil terugzien, heb je een positieve associate met het voorgestelde beleid over vrijheidsrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, discriminatieverbod, tolerantie. Voor Forum geldt dat als je de partij terug wil zien in de regering, je Forum vooral positief associeert met het coronabeleid dat zij voorstaan.

Figuur 5. Associatie met politieke onderwerpen als verklaring voor coalitievoorkeur

Of dit overzicht Mark Rutte overtuigd van het belang om coalitiepolitiek al in de campagnetijd mee te nemen weet ik niet, maar het laat wel zien dat elementen die belangrijk zijn voor politieke partijen ná de verkiezingen, zoals ideologische afstand van elkaar en ministersposten kunnen bezetten op onderwerpen die binnen het profiel van de partij vallen, óók voor de kierzer een overweging zijn bij de keuze voor een nieuwe regering. Dus, mijn oproep aan de campagnevoerende politici: wees niet bang je uit te spreken over mogelijke samenwerking. De kiezer weet dat dit onvermijdelijk is in het Nederlandse politieke landschap.

Methodologische informatie

De figuren in deze blog zijn gebaseerd op data van de eerste wave van verkiezingsstudie opgezet door de Politieke Communicatie onderzoeksgroep aan de Vrije Universiteit. Op dit moment zijn we nog bezig met het verzamelen van opvolgende waves (6 in totaal tot aan na de verkiezingen). Deze data zullen zodra ze beschikbaar zijn opengesteld worden. Mocht je meer willen weten, kan je hier alvast een kijkje nemen in het codeboek waarin de vragen van de eerste wave beschreven staan.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: kiesgedrag, Publieke opinie, regering, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: de PvdA

door Matthijs Rooduijn 04/02/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 5: de PvdA.

Zoals de meeste lezers van deze blog zich waarschijnlijk nog wel kunnen herinneren, heeft de PvdA bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen een gigantische klap te verduren gekregen. De partij viel terug van 38 naar 9 zetels, en was daarmee meer dan vier keer zo klein geworden. Sindsdien is de partij langzaam weer iets opgekrabbeld. Maar niet veel. Met name sinds het uitbreken van de coronacrisis (en daarna ook de toeslagenaffaire) gaat het weer wat minder in de peilingen.

De sociaaldemocraten hebben nu nog een paar weken om met een nieuwe (nog relatief onbekende) leider, Lilianne Ploumen, het tij te keren. Dat gaat geen sinecure worden met flink wat concurrentie op links, een rechtse premier die populairder is dan ooit, en een coronacrisis die alle aandacht opeist. De PvdA lijkt ervoor gekozen te hebben in te zetten op een klassieke sociaaldemocratische campagne, en vooral sociaaleconomische thema’s te benadrukken.

In vogelvlucht gaat het PvdA-verkiezingsprogramma over vijf kernthema’s: arbeid (“werk, werk, werk”), zorg (o.a. verlaging van de maandelijkse zorgpremie), wonen (er komen “stevige boetes voor huisjesmelkers”), onderwijs (“basisbeurs voor studenten komt terug”) en herverdeling (“voor mensen die méér dan €150.000 per jaar verdienen komt er een nieuw toptarief”). Tijdens het verkiezingscongres van de sociaaldemocraten maakte Ploumen duidelijk zich met een duidelijk sociaaleconomisch links geluid af te willen zetten tegen het volgens haar failliete “rechts-liberale denken” van Ruttes VVD.

Deze strategie mag niet verbazen. De PvdA is een sociaaldemocratische partij. En sociaaldemocratische partijen richten zich traditioneel op sociaaleconomische thema’s waarop ze behoorlijk linkse standpunten innemen. Toch is een typisch linkse opstelling van de PvdA allerminst vanzelfsprekend. In de jaren onder Kok werd er druk geëxperimenteerd met het afschudden van ideologische veren en het flirten met neoliberale standpunten. Deze “Derde Weg” lijkt de partij inmiddels echter verlaten te hebben, en het ziet er naar uit dat we de komende weken een relatief traditionele sociaaldemocratische campagne zullen gaan zien.

Hoe zal een dergelijke campagne aansluiten bij de kiezers van de PvdA? Om dat te onderzoeken zoom ik hieronder in op de achterban van de sociaaldemocraten. Wat voor mensen stemmen op de PvdA? En wat zijn hun opvattingen? De analyses zijn gebaseerd op gegevens van het LISS panel (zie ook de verantwoording onder dit stuk).

Figuur 1 laat zien dat PvdA-kiezers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om geslacht, opleiding en de plek waar ze wonen. Wel is er een duidelijk verschil als we kijken naar leeftijd: de PvdA is vooral goed vertegenwoordigd onder 65-plussers. Bijna de helft van alle PvdA-kiezers is ouder dan 65 (tegenover ongeveer 35% onder andere kiezers).

Figuur 1: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Uit Figuur 2 (linker grafiek) blijkt dat PvdA-kiezers zichzelf als veel linkser positioneren dan andere kiezers. Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) scoren PvdA’ers gemiddeld ongeveer een 3.5 en andere kiezers een 5.5. Dat is een flink verschil. De rechter grafiek laat zien dat de PvdA-achterban gemiddeld meer vertrouwen in de politiek heeft dan kiezers van andere partijen – al zijn de verschillen hier een stuk minder uitgesproken. 

Figuur 2: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

In Figuur 3 laat ik de opvattingen van PvdA-kiezers zien in vergelijking met die van andere kiezers. Ik richt me daarbij op sociaaleconomische onderwerpen (inkomensherverdeling), ethische kwesties (euthanasie), en sociaal-culturele thema’s (immigratie en Europese integratie). Ook heb ik hier een tijdscomponent toegevoegd: we zien de verschuivingen in opvattingen tussen 2010 en 2020. Ten eerste valt op dat PvdA-kiezers op alle drie de dimensies (sociaaleconomisch, ethisch en sociaal-cultureel) linkser zijn dan andere kiezers: ze zijn sterker voor inkomensherverdeling, vinden in sterkere mate dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daarom vraagt, en zijn positiever over immigratie en Europese eenwording. Ten tweede is het duidelijk dat de gemiddelde opvattingen van de PvdA-kiezers nauwelijks veranderd zijn tussen 2010 en 2020, terwijl er in de tussentijd toch behoorlijk wat kiezers het sociaaldemocratische nest verlaten hebben. Wel zie je dat met name vanaf 2017 de betrouwbaarheidsintervallen (weergegeven door de schaduw rondom de rode lijn) wat groter zijn geworden. Dit komt doordat het aantal mensen dat zegt op de PvdA te willen stemmen is afgenomen.

Figuur 3: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

Dat de PvdA-kiezer gemiddeld linkser, progressiever en kosmopolitischer is dan andere kiezers zal weinig mensen verbazen. Het is misschien interessanter om te kijken hoe de PvdA-kiezer zich verhoudt tot de kiezers van de twee directe linkse concurrenten: de SP en GroenLinks. (De verschillen met D66 zal ik bespreken in mijn blogje over de D66-kiezer.) Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Ik pik er de twee meest in het oog springende uit: leeftijd en opleidingsniveau.

De bovenste grafiek in Figuur 4 hieronder vergelijkt de kiezers van de drie partijen op het gebied van leeftijd. Laten we even met GroenLinks (blauw) beginnen. De verdeling is bimodaal: er is een piek rond de 25 jaar en een piek rond de 60. Onder SP-kiezers (groen) is er geen piek onder jongeren, en de SP-kiezer is gemiddeld dan ook een stuk ouder. De PvdA-kiezer (rood) is gemiddeld weer een stuk ouder dan de SP-kiezer. De grafiek laat mooi zien dat de piek een stuk later inzet. De PvdA doet het veel minder goed onder 40- en 50-jarigen en veel beter onder 70-jarigen. Dan opleidingsniveau (onderste grafiek): PvdA- en GroenLinks-kiezers verschillen nauwelijks van elkaar. Maar er zijn wel heel duidelijke verschillen met SP-kiezers. Onder kiezers van de partij van Marijnissen zijn veel minder hoger opgeleiden.

Figuur 4: PvdA-kiezers vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers: leeftijd en opleiding, 2020.

Hoe verschillen de achterbannen van deze partijen nu van elkaar als we kijken naar hun gemiddelde opvattingen? De grafiek linksboven in Figuur 5 hieronder laat zien dat PvdA-kiezers zich als minder links omschrijven dan SP- en GroenLinks-stemmers, en de grafiek rechtsboven laat zien dat PvdA-kiezers en GroenLinks-kiezers ongeveer even veel vertrouwen in de politiek hebben. De SP-achterban onderscheidt zich op dit vlak: de partij heeft veel minder vertrouwen in politieke partijen. PvdA-kiezers zijn iets minder sterk dan SP- en GroenLinks-stemmers voor het verkleinen van inkomensverschillen (midden links) en verschillen met betrekking tot hun ideeën over euthanasie helemaal niet van de achterbannen van de twee andere partijen (midden rechts). Qua opvattingen over sociaal-culturele thema’s zitten PvdA’ers tussen SP’ers en GroenLinks’ers in: ze zijn kosmopolitischer dan kiezers van de SP, maar nationalistischer dan kiezers van GroenLinks. Als het gaat om de EU verschilt de SP-achterban echt flink van de PvdA- en GroenLinks-electoraten.

Samengevat: vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers zijn PvdA’ers sociaal-economisch het minst links, op ethisch vlak even links (= progressief), en met betrekking tot sociaal-culturele thema’s linkser ( = kosmopolitischer) dan de één (de SP) en rechtser (= nationalistischer) dan de ander (GroenLinks). Als we ook meewegen hoe groot de verschillen met de andere partijen zijn wordt duidelijk dat PvdA-kiezers heel sterk lijken op die van GroenLinks, al zijn ze op de meeste vlakken iets gematigder. De verschillen met de SP-achterban zijn een stuk groter.  

Figuur 5: De opvattingen van PvdA-kiezers vergeleken met die van SP- en GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

De typisch sociaaldemocratische campagne die de PvdA lijkt te (willen gaan) voeren sluit goed aan bij de huidige achterban van de partij: de hoogopgeleide, linkse, progressieve en kosmopolitische oudere. Ik verwacht niet dat de PvdA met deze strategie veel mensen die nu van plan zijn op de partij te stemmen kwijt zal raken. Aan de andere kant is het nog maar de vraag of het genoeg zal blijken te zijn om andere kiezers te verleiden. Door het terugtreden van Asscher zal de partij er vooral alles aan moeten doen Nederland kennis te laten maken met Ploumen. Dat zal niet makkelijk zijn met nog maar zes weken te gaan en een stevige lockdown. Veel zal afhangen van de aankomende debatten. Als Ploumen zich daar in de kijker weet te spelen zou ze zo wat zeteltjes van andere partijen kunnen afsnoepen.

Maar op de lange termijn zal de partij echt uit een ander vaatje moeten gaan tappen. De achterban van de partij is oud, heel oud. Om op termijn interessant te blijven voor (jongere) kiezers is een focus op “werk, werk, werk” alleen niet genoeg. Wat dan wel? Lastig. Het is al behoorlijk druk op links… Terug naar de “Derde Weg” lijkt me om meerdere redenen in ieder geval geen goed idee (denk bijvoorbeeld aan de linkse opvattingen van de huidige achterban, maar ook aan de huidige coronacrisis en de groeiende steun voor een sterke staat).

Maar dít weet ik wel: met een focus op de klassieke sociaaleconomische thema’s alleen is het allesbehalve ondenkbaar dat de PvdA-achterban op termijn alleen maar kleiner zal worden.      

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiesgedrag, links, Publieke opinie, PvdA, sociaal-democratie, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: FVD

door Matthijs Rooduijn 06/01/2021 1 Reactie

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, PvdA, SP, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 1: FVD.

En dat is meteen de lastigste van de tien… In april 2019 stond Forum voor Democratie (FVD) op 22-26 zetels  in de Peilingwijzer. Na het vertrek van partijorganisator en gematigde kracht Henk Otten, het uitbreken van de coronacrisis, en als klap op de vuurpijl de eindejaarschaos van een paar weken geleden, zijn daar inmiddels nog maar 2-4 virtuele zetels van over. FVD staat nu op een keerpunt. Zal de partij volledig instorten? Of zullen Baudet en de zijnen de komende maanden weer voorzichtig wat opkrabbelen?

De campagne is nog jong, dus het kan nog alle kanten op. Maar het opkrabbelscenario is alleen denkbaar als Baudet er in zal slagen een (flink) deel van de virtueel weggelopen kiezers weer aan zich te binden. In dit blogje zal ik aan de hand van een aantal grafieken laten zien wat de kenmerken waren van de FVD-achterban van ongeveer een jaar geleden. In de peilingen stond de partij toen op 13-17 zetels. Wat waren de sociaal-demografische kenmerken en opvattingen van de FVD-kiezers van destijds? En hoe verschilden ze van de kiezers van FVD’s directe politieke concurrenten? Als Baudet een comeback wil maken zal hij zich op deze kiezers moeten gaan richten.

FVD is een typisch radicaal-rechtse populistische partij. De belangrijkste standpunten van de partij hebben te maken met immigratie (daar moet een harde rem op), de Europese Unie (de partij pleit voor “een intelligente uittreding”) en de politieke elite (“kartelpartijen” moeten worden weggestemd). Door middel van bindende referenda hoopt FVD Nederland “weer op de eerste plaats” te zetten. Volgens gegevens van het Chapel Hill Expert Survey (dat op basis van de oordelen van politicologen en andere experts de inhoudelijke posities van partijen vaststelt) is FVD ongeveer even sterk anti-immigratie en anti-elite als de PVV, en is de partij nóg sterker Eurosceptisch. Als het gaat om ethische kwesties is de partij licht progressief, en met betrekking tot economische issues behoorlijk rechts (vergelijkbaar met de VVD).   

Zien we dit profiel ook terug bij het FVD-electoraat (van een jaar geleden)? Figuur 1 hieronder laat een aantal sociaal-demografische kenmerken van de FVD-kiezer zien (de data zijn verzameld in het LISS panel, in de methodologische bijlage wordt dit verder toegelicht). Het eerste staafdiagram linksboven toont aan dat de partij een stuk populairder is onder mannen dan onder vrouwen. Bijna 70% van de FVD-kiezers is man. Als we kijken naar opleidingsniveau (rechtsboven) valt op dat FVD vooral populair is onder middelbaar opgeleiden, en niet zozeer onder laagopgeleiden (zoals veel andere radicaal-rechtse partijen in Europa). Verder is het opvallend dat FVD-kiezers vrijwel niet verschillen van andere kiezers als we kijken naar hun woonomgeving (stedelijkheid, linksonder), maar gemiddeld wel iets jonger zijn (rechtsonder) – al zijn de verschillen met andere kiezers niet heel groot. 

Figuur 1: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Wat zijn nu de opvattingen van het FVD-electoraat? Figuur 2 laat zien in welke mate FVD-kiezers zichzelf als links (0) of rechts (10) omschrijven, en of ze weinig (0) of veel (10) vertrouwen in politieke partijen hebben. De linker grafiek toont aan dat mensen die in 2020 zeiden op FVD te willen gaan stemmen zichzelf ook als veel rechtser zagen dan mensen die van plan waren op een andere partij te stemmen (een verschil tussen de gemiddelden van 2.5 op een 11-puntsschaal is behoorlijk groot). Ook is de spreiding onder FVD-kiezers een stuk kleiner dan onder andere kiezers (de groene “box” is kleiner dan de rode). Dit is niet zo gek aangezien de kiezers van alle andere partijen (zowel links als rechts) bij elkaar zijn gegooid. FVD-kiezers verschillen ook flink van andere kiezers als we kijken naar de mate van vertrouwen in politieke partijen (zie de grafiek rechts). FVD-kiezers hebben flink minder vertrouwen dan andere kiezers (een verschil van ongeveer 2 op een 11-puntsschaal). Opvallend genoeg bestaan er wel behoorlijk wat verschillen binnen het FVD-electoraat: de spreiding is groter dan onder andere kiezers als het gaat om politiek vertrouwen.

Figuur 2: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

In Figuur 3 laat ik zien hoe de beleidsvoorkeuren van FVD-kiezers verschillen van die van kiezers van andere partijen. Ik kijk daarbij ook naar veranderingen over de tijd. Laten we beginnen met de opvattingen over inkomensherverdeling (linksboven). FVD-kiezers zijn minder sterk dan andere kiezers van mening dat inkomensverschillen verkleind moeten worden. De lijnen geven de gemiddelde scores aan (gemeten op een schaal van 1-5), en de gekleurde gebieden daaromheen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen. De verschillen tussen FVD-kiezers en andere kiezers zijn met de jaren steeds uitgesprokener geworden. Het is wel belangrijk daar bij aan te tekenen dat die verschillen klein zijn: in 2020 ging het om een verschil van maar 0.3 op een schaal van 1-5. De grafiek rechtsboven laat zien dat FVD-kiezers sterker dan andere kiezers vinden dat euthanasie mogelijk zou moeten zijn, maar ook hier is het contrast weinig uitgesproken (0.2 op een schaal van 1-5). Zoals verwacht lopen de opvattingen veel meer uiteen als we kijken naar immigratie en Europese eenwording. De FVD-achterban vindt in veel sterkere mate dat mensen met een migratie-achtergrond zich moeten aanpassen en dat de Europese eenwording te ver is doorgeschoten (de verschillen met de gemiddelden van andere kiezers bedragen respectievelijk 0.8 en 1.1 op een 5-puntsschaal).

Figuur 3: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2018-2020 (op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De analyses bevestigen wat je zou verwachten op basis van de standpunten van de partij: FVD-kiezers zijn voornamelijk rechtse mannen met weinig vertrouwen in de politiek en sterk negatieve opvattingen over immigranten en de EU. De grafieken brengen echter ook drie interessante kenmerken van de FVD-kiezer aan het licht die niet volledig stroken met wat we weten over kiezers van radicaal-rechtse partijen. Ten eerste zijn het niet zozeer de lager opgeleiden die in 2020 op Baudet zegden te willen gaan stemmen, maar de middelbaar opgeleiden. Ten tweede zijn het vooral jongeren die Baudets partij interessant vinden. Figuur 4 hieronder laat dat op een andere manier nog eens duidelijk zien. En ten derde zijn FVD-kiezers relatief progressief als het gaat om ethische kwesties zoals euthanasie (dit in tegenstelling tot de electoraten van radicaal-rechtse partijen in veel andere landen).

Figuur 4: De leeftijd van FVD-kiezers vergeleken met die van kiezers van andere partijen, begin 2020.

Het is interessant om FVD-kiezers te vergelijken met andere kiezers in het algemeen. Maar hoe verhouden FVD-kiezers zich nu tot kiezers van de twee directe concurrenten: de PVV en de VVD? Laten we eerst kijken naar de verschillen met PVV-kiezers (zie ook hier). Het enige verschil op het gebied van sociaal-demografische kenmerken is dat FVD-kiezers gemiddeld hoger zijn opgeleid dan PVV-stemmers (hier niet weergegeven). Met betrekking tot geslacht, stedelijkheid en leeftijd verschillen de electoraten nauwelijks van elkaar. De beleidsvoorkeuren van FVD- en PVV-kiezers lijken ook zeer sterk op elkaar. Er is echter één belangrijk verschil: FVD-kiezers zijn economisch een stuk rechtser en omschrijven zichzelf ook als zodanig. Figuur 5 hieronder laat dit mooi zien. PVV-stemmers vinden sterker dan FVD-stemmers dat inkomensverschillen kleiner moeten worden. Ze scoren gemiddeld een 4.2, terwijl FVD-kiezers een 3.6 scoren op een schaal van 1-5 (waarbij een hogere score verwijst naar een sterkere voorkeur voor herverdeling). Dit uit zich ook in hun links/rechts-zelfplaatsing. Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) geven PVV-kiezers zichzelf gemiddeld een 6.5 en FVD-kiezers een 7.2.  

Figuur 5: Opvattingen over inkomensherverdeling en links/rechts-posities van FVD-kiezers vergeleken met PVV-kiezers, 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Vergeleken met VVD-kiezers zijn FVD-stemmers vooral vaker man. Er zijn nauwelijks verschillen met betrekking tot de andere sociaal-demografische kenmerken. Wel zijn er duidelijke verschillen als het gaat om opvattingen. En zoals verwacht zijn die verschillen vooral uitgesproken als het gaat om culturele thema’s. Figuur 6 hieronder laat de gemiddelde opvattingen van FVD- en VVD-kiezers zien met betrekking tot politiek vertrouwen en opvattingen over immigranten en de EU. De linker grafiek laat het verschil in politiek vertrouwen zien. Dat verschil is groot. VVD’ers scoren gemiddeld iets meer dan een 5.5 en FVD’ers ongeveer een 3.3 (op een schaal van 0 [helemaal geen vertrouwen] tot 10 [compleet vertrouwen]). Ook de immigratie-opvattingen lopen sterk uiteen (zie de middelste grafiek). Op een schaal van 1-5 scoren VVD-kiezers gemiddeld een 3.7 en FVD-stemmers een 4.3 (hoe hoger de score hoe sterker de opvatting dat mensen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen). Hetzelfde geldt voor ideeën over Europese eenwording: VVD’ers scoren een 3.3 en FVD’ers bijna een 4.5 (weer op een 5-puntsschaal waarop een hogere score duidt op sterkere Euroscepsis).   

Figuur 6: Politiek vertrouwen en opvattingen over immigranten en de EU van FVD-kiezers vergeleken met VVD-kiezers, 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

FVD-kiezers verschillen dus vooral van PVV-kiezers in dat ze hoger zijn opgeleid en (economisch) rechtser zijn. Vergeleken met VVD-kiezers zijn FVD-stemmers vaker man en veel rechtser op cultureel vlak. Bovendien hebben ze veel minder politiek vertrouwen.

Nogmaals: dit was het FVD-electoraat van een jaar terug. Ten opzichte van toen is het percentage kiezers dat nu nog op de partij zegt te stemmen vier tot vijf keer zo klein geworden. Gezien de belangrijkste redenen van de FVD-implosie – het vertrek van de gematigde organisator Otten, de radicale opvattingen van Baudet met betrekking tot covid-19, en de recente crisis die vooral het gevolg was van de radicale en zelfs extremistische opvattingen van FVD-jongeren en Baudet zelf – ligt het voor de hand dat de achtergebleven FVD-die-hards de meest radicale kiezers zijn.

Wil Baudet weer enigszins opkrabbelen uit de huidige puinhopen, dan zal hij zich op de “gematigd-radicale” kiezer moeten gaan richten. (Dat ik het hier over gematigd-radicaal heb zegt iets over de tijdgeest waarin we leven…) Specifiek zal hij de economisch-rechtse PVV’er en de cultureel-rechtse VVD’er moeten zien te verleiden. De komende maanden zullen uitwijzen of dat na alle gebeurtenissen van eind 2020 nog op een geloofwaardige manier kan. Hoe dan ook: Baudet zal zich om electoraal te groeien relatief gematigd moeten opstellen.

Vooralsnog lijkt het er niet op dat hij dit van plan is.    

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey. 

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Baudet, Forum voor Democratie, FvD, kiesgedrag, Populisme, Publieke opinie, radicaal-rechts

Leeftijdskloof in stemkeuze was nog nooit zo groot

door Roderik Rekker 17/08/2020 7 Reacties

Bij recente verkiezingen waren er in veel landen opvallend scherpe verschillen tussen de stemkeuze van jonge en oudere kiezers. Het meest extreme voorbeeld is waarschijnlijk het Verenigd Koninkrijk, waar jonge en oudere kiezers sinds het Brexit-referendum lijnrecht tegenover elkaar zijn komen te staan. Bij de Britse verkiezingen van 2019 stemde slechts 21 procent van de jongeren onder de 25 jaar op de Conservatives, tegenover maar liefst 67 procent van de ouderen boven de 70. Ook in Nederland zijn er aanzienlijke leeftijdsverschillen in stemkeuze. In mijn artikel over jongeren in de Tweede Kamerverkiezingen van 2017  liet ik bijvoorbeeld zien dat D66 bijna twee keer zoveel steun had in deze leeftijdsgroep en dat de kiezers van de PvdA en 50PLUS gemiddeld bijna 30 jaar ouder waren dan de kiezers van DENK en Forum voor Democratie.

Veel politicologen vermoeden daarom dat leeftijd misschien wel sociale klasse en religie aan het vervangen is als de belangrijkste sociaal-structurele voorspeller van stemkeuze. Recentelijk poneerden Pippa Norris en Ronald Inglehart deze stelling bijvoorbeeld in hun boek ‘Cultural Backlash.’

Toename sinds de jaren ‘50

Van NWO ontving ik vorig jaar een VENI-beurs voor een onderzoeksproject naar generatieverschillen in stemkeuze. Als onderdeel van dit project vergeleek ik het stemgedrag van jonge en oudere kiezers bij alle verkiezingen tussen 1948 en 2019 in 21 landen in West-Europa, Noord-Amerika en Australië. De eerste resultaten laten zien dat leeftijdsverschillen in stemkeuze inderdaad zijn toegenomen. De onderstaande grafiek toont voor elk decennium het gemiddelde verschil tussen het percentage stemmen dat elke partij kreeg onder jonge (leeftijd < 25) en oudere kiezers (leeftijd > 24).

Deze leeftijdskloof was in de jaren ’50 nog klein en nam vervolgens gestaag toe in de jaren ’60 en ’70, wat algemeen wordt gezien als een periode waarin de politiek werd opgeschud door jonge ‘babyboomers’. In de jaren ’80 en ’90, de periode waarin ‘generatie X’ de kiesgerechtigde leeftijd bereikte, namen de leeftijdsverschillen vervolgens weer af. Sinds de eeuwwisseling, de periode waarin ‘millennials’ het electoraat instroomden, is er echter weer een scherpe stijging. In de jaren ’10 bereikte de leeftijdskloof in stemkeuze zelfs een historisch hoogtepunt. Er is nu gemiddeld meer dan vijf procentpunten verschil tussen de steun per partij onder jonge en oudere kiezers.

Figuur 1: Het gemiddelde verschil (in procentpunten) tussen de steun van elke partij onder jonge (leeftijd <25) en oudere kiezers (leeftijd >24) in 21 landen tussen 1948 en 2019.

Hoe stemmen jonge kiezers?

Wereldwijd doen vooral radicaal progressieve partijen het beter onder jonge kiezers. Dat is altijd al zo geweest, maar de laatste jaren dus in versterkte mate. Deze stemkeuze van millennials is niet verwonderlijk aangezien zij in vergelijking met eerdere generaties gemiddeld veel positiever tegenover zaken als immigratie en Europese eenwording staan. Ook klimaatverandering leeft op dit moment sterk onder jongeren. De traditionele middenpartijen (bv. CDA en PvdA) doen het in de meeste landen juist bijzonder slecht onder jonge kiezers. Voor anti-immigratiepartijen is het patroon wisselend: Met enige regelmaat zien we dat anti-immigratiepartijen het relatief goed doen onder jongeren, maar dit patroon is niet zo consistent als voor radicaal progressieve partijen.

Figuur 2: De stemkeuze van Nederlandse jongeren (leeftijd < 25) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en de gemiddelde leeftijd van kiezers per partij.

Zoals te zien is in bovenstaande grafiek had Forum voor Democratie in 2017 bijvoorbeeld een relatief jonge achterban (iets dat overigens vaak geldt voor nieuwe partijen), terwijl de PVV juist voornamelijk oudere kiezers trok. Duidelijk is wel dat millennials volwassen zijn geworden in een periode van scherpe polarisatie over culturele thema’s zoals immigratie. Dit soort vraagstukken lijkt dan ook zwaar te wegen in de stemkeuze van millennials aan zowel de linker- als de rechterkant van het politieke spectrum.

Methodologische verantwoording: Figuur 1 is gebaseerd op een analyse van nationale verkiezingsonderzoeken uit de volgende 21 landen: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, IJsland, Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland. De afgebeelde periodeverschillen zijn statistisch significant en veranderen niet na controle voor landenverschillen. Vanzelfsprekend zijn er ook andere manieren om te kijken naar leeftijdsverschillen in stemkeuze. Deze analyse, die specifiek kijkt naar de jongste leeftijdsgroep, is slechts een eerste stap in een vierjarig onderzoek.

Afbeelding: “Woman holding cardboard” door Josh Barwick via Unsplash.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: jongeren, kiesgedrag, kiezers, millennials

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Wat zijn vuistregels en gebruiken politici ze, net als iedereen?

Lokale partijen: de grootste politieke familie. Ook weer in 2022?

Episode 82 – A return to Brexitland, with Rob Ford

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in