• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

kiesstelsel

Invoeren partijstem helpt vrouwen en regionale kandidaten de Kamer in

door Marijn Nagtzaam 30/11/2021 1 Reactie

Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 schreef Rozemarijn van Dijk een mooi stuk op dit blog over hoe een nieuw kiesstelsel, dat in 2025 ingevoerd zou moeten worden, voor meer vrouwen in de Tweede Kamer zou zorgen. Belangrijkste wijzigingen in dat nieuwe kiesstelsel zijn de invoering van een partijstem en een groter effect van uitgebrachte voorkeurstemmen. Om een inschatting te maken van het effect van dit nieuwe kiesstelsel op de samenstelling van de Tweede Kamer, moest ze echter gebruik maken van een ruwe schatting van het aantal kiezers dat gebruik zou maken van de partijstem. Ze koos voor twee scenario’s: één waarbij 20% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem en één waarbij 40% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem.

Afgelopen vrijdag verscheen het rapport ‘Versplinterde vertegenwoordiging’ op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek 2021 (NKO 2021) (zie hier voor het volledige rapport). Ik schreef daar zelf een stuk in waarin ik onder meer inging op de vragen die in het NKO 2021 aan respondenten zijn gesteld over die mogelijke invoering van een partijstem bij Nederlandse verkiezingen. Met de gegevens uit het NKO 2021 kunnen we de analyse van Rozemarijn van Dijk verfijnen. Aan respondenten in het NKO gevraagd of ze – indien de mogelijkheid er is – een partijstem zouden uitbrengen. Daardoor hebben we niet alleen een preciezere inschatting van hoeveel kiezers gebruik zouden maken van de partijstem, maar kunnen we ook rekening houden met verschillen tussen partijen.

In deze bijdrage bespreek ik daarom eerst de resultaten uit het rapport ‘versplinterde vertegenwoordiging’ over het gebruik van de partijstem. Daarna bekijk ik met deze cijfers opnieuw wat dit zou betekenen voor de samenstelling van de Tweede Kamer, zowel voor de man/vrouw verhouding als voor regionale vertegenwoordiging.

Het gebruik van de partijstem

In figuur 1 is partij aangeven hoeveel procent van de respondenten in het NKO 2021 aangaf een partijstem uit te brengen, uitgesplitst naar hun stemkeuze bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Van alle kiezers zegt ruimt de helft (53,8 procent) gebruik te willen maken van een partijstem. Het is verder opvallend dat er relatief weinig verschillen tussen politieke partijen zitten bij het gebruik van de partijstem. Bij de partijen die met meer dan 5 zetels in het parlement zijn vertegenwoordigd zijn alleen de kiezers van SP en de Partij voor de Dieren iets meer geneigd tot het uitbrengen van een partijstem, voor de overige partijen ligt het percentage telkens dicht tegen het gemiddelde.

In het NKO is ook onderzoek gedaan naar waarom kiezers zouden wisselen naar een partijstem. Voor veel kiezers (ongeveer 40%) komt dit omdat ze geen voorkeur hebben voor een specifieke kandidaat. Een iets kleiner deel (ongeveer 35%) geeft aan niet voldoende informatie te hebben om een keuze te kunnen maken tussen kandidaten. Voor 20% van de kiezers is de reden voor het uitbrengen van een partijstem omdat ze het eens zijn met de lijstvolgorde (zie voor verdere analyse hoofdstuk 5 in Versplinterde vertegenwoordiging).

Figuur 1. Percentage partijstemmen per partij

Een andere samenstelling van de Kamer

Deze cijfers kunnen we toepassen op de uitslag van de meest recente Tweede Kamerverkiezingen om te zien wat de effecten van het nieuw voorgestelde kiesstelsel zouden zijn. Ter herinnering (maar zie bijvoorbeeld de bijdrage van Rozemarijn van Dijk voor een uitgebreidere uitleg): in dat systeem hebben kiezers de mogelijkheid om een partijstem of een persoonsstem uit te brengen. Bij de verdeling van zetels onder kandidaten worden per partij eerst de hoeveelheid lijstzetels en kandidaatszetels bepaald, daarvoor wordt de verhouding tussen partijstemmen en persoonsstemmen gehanteerd. Eerst worden de lijstzetels vergeven aan de hoogst geplaatste kandidaten, daarna worden de kandidaatszetels toebedeeld op basis van het aantal persoonsstemmen (en is er dus voor die zetels geen ‘voorkeursdrempel’ meer).

Net zoals Rozemarijn van Dijk heeft gedaan in haar analyse ga ik er vanuit dat binnen een partij de lijsttrekker en andere kandidaten (relatief gezien) ongeveer even veel stemmen verliezen bij de invoering van een partijstem[1]. Op basis van de gegevens uit figuur 1 kunnen we vaststellen hoeveel lijstzetels en kandidaatszetels er per partij worden verdeeld (zie tabel 1).

Tabel 1. Lijstzetels en kandidaatszetels per partij

PartijZetelsLijstzetelsKandidaatszetels
VVD341717
D66241212
PVV1798
CDA1587
SP954
PvdA954
GL844
FVD844
PvdD642
CU541
Volt321
JA21321
SGP321
DENK321
50PLUS110
BBB110
BIJ1101

Als we deze verdeling toepassen op de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 blijkt dat de samenstelling van de Kamer flink anders zou zijn. Van de 150 gekozen Kamerleden in 2021 zouden er bij het nieuwe kiesstelsel maar 115 opnieuw verkozen zijn. In de komende twee secties bespreek ik wat voor een effect dit zou hebben op de man/vrouw verhouding en de regionale afkomst van Kamerleden.

De man/vrouw verhouding

Zoals eerder vastgesteld zou het nieuwe kiesstelsel moeten zorgen voor een betere man/vrouw verhouding in de Kamer. Ook met de cijfers over het aantal partijstemmen vanuit het NKO 2021 zien we dit beeld bevestigd. Bij vrijwel alle partijen komen er meer vrouwen in de fractie als we de daadwerkelijke gekozen Kamer vergelijken met de Kamer gekozen volgens het nieuwe kiesstelsel (zie figuur 2). In totaal neemt het aantal vrouwen toe van 59 naar 81.

Figuur 2. Aantal vrouwen in de Tweede Kamer per partij

De regionale afkomst

Een van de reden om een nieuw kiesstelsel te willen invoeren is het versterken van de relatie tussen de kiezer en de gekozene. Daarbij wordt ook regio vaak als een belangrijk element genoemd. Het is daarom ook interessant of de samenstelling van de Kamer zou veranderen als we kijken naar de provincie waarin de gekozen Kamerleden woonachtig zijn. Figuur 3 laat een vergelijking zien tussen het daadwerkelijk gekozen aantal Kamerleden per provincie en het aantal Kamerleden per provincie onder de regels van het nieuw kiesstelsel. Hier zien we een wat minder sterk effect dan bij het aantal vrouwen. Maar voor een aantal (in absolute aantallen) minder sterk vertegenwoordigde provincies komen er toch wat meer Kamerleden in de Kamer. Dit gaat met name ten kosten van Kamerleden uit de provincie Zuid-Holland.

Figuur 3. Aantal Kamerleden per provincie

Ten slotte

Op basis van bovenstaande berekening kunnen we vaststellen dat er – indien kiezers inderdaad in zulke grote mate gebruik maken van een partijstem – iets minder vrouwen in de Tweede Kamer zouden komen dan voorgerekend in de analyse van Rozemarijn van Dijk. Echter, nog steeds meer dan de helft van de Kamerleden is in deze berekening vrouw. Tevens zien we een voordeligere samenstelling van de kamer voor de minder sterk vertegenwoordigde provincies.

Daarmee laat deze analyse zien dat een belangrijk doel van het nieuwe kiesstelsel, de band tussen kiezer en gekozene versterken, bereikt kan worden. Natuurlijk blijft de vraag hoe kiezer exact gebruik zouden maken van hun stem, en is het niet met zekerheid vast te stellen hoe groot de effecten zijn. Toch biedt de uitgevoerde analyse hoop voor voorstanders van meer vrouwen en kandidaten uit provincies buiten de Randstad in de Kamer. Die brengen het er een stuk beter vanaf als een partijstem ingevoerd zou worden in combinatie met het geven van meer gewicht aan de voorkeurstem.


[1] Op basis van het onderzoek uitgevoerd voor het NKO 2021 is te zien dat relatief iets meer kiezers die op een lijsttrekker hebben gestemd gebruik zouden maken van een partijstem. Voor de analyse heeft dit overigens verder geen invloed, omdat het voornamelijk gaat over de verhouding stemmen tussen de andere kandidaten (omdat vrijwel alle partijen ten minste 1 lijstzetel behalen, zie tabel 1). En het is onmogelijk om een inschatting te maken van hoe de verhoudingen tussen andere kandidaten zouden veranderen met de invoering van dit nieuwe kiesstelsel.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: kiesstelsel, Partijstem, regionale vertegenwoordiging, tweede kamer, vrouwen in het parlement

Met een nieuw kiesstelsel is in 2025 méér dan de helft van de Tweede Kamer vrouw

door Rozemarijn van Dijk 13/04/2021 1 Reactie

De verkiezingen zijn voorbij, de stemmen zijn geteld. Wat veel van de kiezers zich wellicht niet realiseren, is dat de kans groot is dat het stembiljet er bij de volgende verkiezingen anders uit zal zien. Op dit moment ligt namelijk het Wetsvoorstel ‘Met één stem meer keus’, ook wel bekend als het Burgerforum Kiesstelsel, voor bij de Raad van State. De planning is om de vernieuwing van het kiesstelsel in 2025 in te voeren. Met dit nieuwe kiesstelsel blijft het principe van evenredige vertegenwoordiging van partijen behouden, maar krijgen kiezers meer invloed op welke personen er namens die partijen in de Tweede Kamer komen. Een van de belangrijkste elementen in dit wetsvoorstel is de wijziging van het stembiljet door de invoering van een lijststem. Daarnaast wordt ook het gewicht van de voorkeursstem (in het nieuwe stelsel de persoonsstem genoemd) vergroot. Deze wijzigingen werden in het rapport Remkes geadviseerd om de band tussen de kiezer en de verkozene te versterken.  

De ‘macht van de voorkeursstem’ is in het huidige stelsel in zekere mate nog beperkt.  Hoewel dit jaar maar liefst 28% van de stemmen niet op de lijsttrekker werd uitgebracht, maar op andere kandidaten lukt het slechts een enkele kandidaat lukt het om op basis van voorkeursstemmen verkozen te worden. Als individuele politicus moet je namelijk 25% van de kiesdeler halen, dat waren bij deze verkiezingen 17.372 stemmen. Om een voorkeursstem effectief te laten zijn, is daarom enige coördinatie genoodzaakt. Het initiatief Stem op een Vrouw probeert dit bijvoorbeeld te doen om op die manier meer vrouwen in de Tweede Kamer te krijgen. Zij moedigen hun aanhangers aan om te stemmen op een vrouw die volgens de peilingen net niet verkozen zal worden op basis van hun positie op de lijst. Zo hopen zij dat een vrouwelijke kandidaat met voorkeursstemmen toch wordt gekozen. Desondanks zijn er dit jaar slechts 3 vrouwen verkozen die op basis van hun lijstpositie anders niet waren verkozen, waarvan 1 ten koste van een andere vrouw. Wat zou het Burgerforum kiesstelsel betekenen voor het aantal vrouwen in de Tweede Kamer?

Doorrekening verkiezingsuitslag 2021

Voordat we de uitslagen van de verkiezingen van 2021 kunnen doorrekenen, eerst een korte uitleg over de werking van het burgerforum kiesstelsel. Kiezers hebben in het nieuwe systeem twee opties: ofwel een lijststem of een persoonsstem op een specifiek persoon. De stemmen worden vervolgens zo geteld:

  1. Eerst wordt het totaal aantal zetels bepaald aan de hand van alle stemmen: lijststemmen én kandidaatstemmen.
  2. Vervolgens worden de lijststemmen geteld, dit aantal stemmen wordt gedeeld door de kiesdeler en dan houd je een aantal zetels over. Deze zetels worden verdeeld aan de hand van de lijstvolgorde.
  3. Ten slotte blijven er hoogstwaarschijnlijk een hoop zetels over die worden verdeeld onder de ontvangers van de persoonsstemmen. Hier is het simpel: degenen met de meeste persoonsstemmen krijgen de zetels.

Al eerder verscheen er op deze blog een doorrekening van de uitslagen van 2017 met het nieuwe voorgestelde kiesstelsel. Daarin werden vier verschillende scenario’s doorgerekend. Ditmaal doen we iets andere andere aannames en komen we uit op slechts twee scenario’s. In een door Marijn Nagtzaam en Patrick van Erkel uitgevoerd experiment, brachten 20% van de Nederlandse respondenten een lijststem uit als zij die optie kregen. Dit percentage wordt mogelijk iets hoger worden na de invoering van een lijsstem: kiezers hebben waarschijnlijk enige tijd nodig om te wennen aan de mogelijkheid van een lijststem. In België, waar de kiezer al langere tijd gewend is aan de lijststem, zijn ongeveer 40% van de stemmen een lijststem. Hoewel vaak wordt aangenomen dat een stem een lijsttrekker indirect een stem is op de partij en dat de invoering van de lijststem dus ten koste zal gaan van de stemmen op de lijsttrekker, blijkt uit het onderzoek van Nagtzaam en Van Erkel dat de lijststem ten koste zal gaan van alle ontvangers van voorkeursstemmen en niet louter die van de lijsttrekker. Daarom rekenen we de volgende twee scenario’s door:

  1. 20% maakt gebruik lijststem; verhouding tussen stem op lijsttrekken en andere kandidaten blijft onveranderd.
  2. 40% maakt gebruik lijststem; verhouding tussen stem op lijsttrekken en andere kandidaten blijft onveranderd.

Meer vrouwelijke Kamerleden dankzij het burgerforum kiesstelsel

In het eerste scenario, waarbij 20% van de kiezers gebruik maakt van een lijststem, worden maar liefst 118 zetels verdeeld aan de hand van de persoonsstemmen. In het iets conservateivere tweede scenario zijn dat er 90. Als je dat vergelijkt met de 43 Kamerleden die in het huidige stelsel de voorkeursdrempel overschrijden (waarvan er 3 op basis van de lijstpositie niet zouden zijn verkozen), neemt de macht van de kiezer dus zichtbaar toe.

Bij deze verkiezingen zijn in totaal 59 vrouwelijke Tweede Kamerleden verkozen. Dit is nog altijd geen evenredige afspiegeling van de bevolking. Bij de meeste partijen (met uitzondering van GroenLinks, ChristenUnie, PvdD en PvdA) is de man-vrouw verhouding nog steeds in het voordeel van mannen. Bij een eventuele invoering van het burgerforum kiesstelsel, zal dat plaatje er anders uitzien (zie figuur 1). In het eerste scenario zouden maar liefst 90(!) vrouwen plaatsnemen in de Tweede Kamer. En ook in het tweede scenario zal de meerderheid van Kamerleden uit vrouw bestaan: 85. Als het aan de kiezer ligt, zouden er dus meer vrouwen in het parlement komen. En dit nieuwe kiesstelsel staat het toe om deze voorkeur daadwerkelijk door te vertalen naar de samenstelling van de Tweede Kamer.

Bij alle partijen, behalve bij de SGP, zullen er meer vrouwen worden verkozen (zie figuur 2). Bij bijna alle partijen (met uitzondering van DENK, FvD, PVV en natuurlijk de SGP) is de man-vrouw verhouding in het eerste scenario gelijk. Ook bij bijvoorbeeld de VVD, waarbij slechts 27 van de 80 kandidaten vrouw is, kiest de kiezer voor gelijke vertegenwoordiging. Bij andere partijen die al een gebalanceerde lijst hadden, zoals PvdD en GroenLinks, blijven er zelfs nog maar weinig mannelijke Kamerleden over.

Figuur 1. Aantal vrouwelijke Tweede Kamerleden per scenario.

Figuur 2. Man-vrouwverhouding per partij per scenario (status quo, scenario 1 lijststem 20%, scenario 2 lijststem 40%). De partijen staan geordend naar de grootte van het verschil tussen de man-vrouwverhouding tussen het huidige stelsel en het eerste scenario.

Deze doorrekeningen laten zien dat in het nieuwe kiesstelsel de macht van de kiezer sterk wordt vergroot. Dit gaat waarschijnlijk ten koste van de invloed van politieke partijen die  zullen zien dat kiezers hun gewenste volgorde van de lijst overhoop halen. Politieke partijen zullen dus tijdens het opstellen van de lijst alle kandidaten goed moeten toetsen, want in dit stelsel zijn alle plekken verkiesbare plekken geworden. Dit is goed nieuws voor de vertegenwoordiging van vrouwen in de Tweede Kamer. De doorrekening laat goed zien waar het probleem van de ondervertegenwoordiging zich bevindt: bij de partij. Nog steeds hebben niet alle partijen evenveel mannen als vrouwen op de lijst, of ze plaatsen vrouwen op de lagere onverkiesbare plekken van de lijst. Kiezers daarentegen staan doorgaans niet negatief, maar zelfs eerder positief tegenover vrouwelijke kandidaten. Mocht de hervorming van het kiesstelsel dus onverhoopt bij de volgende verkiezingen niet klaar zijn, zouden partijen er dus goed aan doen om naar hun kiezers te luisteren en meer vrouwen op verkiesbare plekken te plaatsen. 

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: burgerforum, kiesstelsel, stemopeenvrouw, verkiezingen, voorkeursstemmen

Een Eerste Kamer gekozen door gemeenteraden

door Simon Otjes 01/12/2020 3 Reacties

Recent deed een commissie van politicologen en bestuurskundigen het voorstel om de Eerste Kamer te laten kiezen door de gemeenteraden. Al eerder deden lokalepolitiekwatcher John Bijl en hoogleraar Geerten Boogaard dergelijke voorstellen. De inhoudelijke overwegingen laat ik hier even voor wat ze zijn: de commissie hoopt dat op deze manier het criterium “uitvoerbaarheid” een belangrijkere rol speelt bij het politieke debat over mogelijke toekomstige decentralisaties. De vraag die voor mij hier centraal staat is hoe de Eerste Kamer zou worden samengesteld als deze door gemeenteraden gekozen zou worden.

Eerste Kamer gekozen door gemeenteraden

Om die vraag te beantwoorden, gebruik ik hier de uitslag van de laatste gemeenteraadsverkiezingen en hetzelfde kiesstelsel dat nu gebruikt wordt voor de Eerste Kamerverkiezingen: de stemmen van de kiezers worden zo direct mogelijk vertaald naar de Eerste Kamer door de stemmen van raadsleden een gewicht te geven op basis van het inwonertal van de gemeente. Dat betekent het grootste gewicht wordt gegeven aan de grootste fractie uit de grootste gemeente: GroenLinks in Amsterdam. Zij zijn samen goed voor 1900 van de 171,451 stemmen (1%). Het kleinste gewicht wordt in de schaal gelegd door Schiermonnikoogs Belang: 2 stemmen (0.001% van totaal). De vraag is nu hoe deze gemeenteraadsleden stemmen.

Ongeveer 67% van de stemmen bij deze alternatieve Eerste Kamerverkiezing komt van fracties die dezelfde naam hebben als landelijke partijen. Deze deel ik zo in. Maar 33% van de stemmen gaat naar andere lijsten: combinatielijsten, lokale partijen, provinciale partijen. Deze deel ik als volgt in:

  • Alle combinatielijsten, vaak CU-SGP of PvdA-GL verdelen hun stemmen tussen de landelijke partijen in hun naam in de volgorde van hun naam: dus een CU-SGP lijst met een zetel stemt CU; met twee zetels een keer CU en een keer SGP. Met drie zetels twee keer CU en een keer SGP.  Christelijke combinatielijsten waren goed voor 1% van de stemmen en progressieve combinatielijsten voor 2%.
  • Alle ouderenpartijen stemmen op 50PLUS (1,4% van de stemmen). Dat is een wat onwaarschijnlijke propositie omdat ouderenpartijen heel goed zijn in ruzie maken, maar het doel is om een beeld te krijgen van de ideologische verhoudingen en in dat opzicht zijn ouderenpartijen verenigd. Ook krijgt 50PLUS de stemmen van Hart voor den Haag/Lijst De Mos die in 2019 nog een samenwerking aanging met 50PLUS (0,4% van de stemmen).
  • Alle jongeren- en studentenpartijen stemmen D66 (0,4% van de stemmen). Dit gaat met name om studentenpartijen, zoals Student & Starter in Utrecht. Die sluiten qua programma goed aan bij D66.
  • Lokale partijen met banden met Forum, zoals Leefbaar Rotterdam stemmen FvD: in 2018 gingen Baudet en Eerdmans nog in elkaars armen op de foto. Dit geldt ook voor alle overblijfselen van de LPF en Trots op Nederland. In totaal gaat dit om zo’n 2,5% van de stemmen. Daar tel ik liberale lijsten ook bij (0,4% van de stemmen). Dat zijn vaak om VVD-afsplitsingen.
  • Lokale groene lijsten stemmen Partij voor de Dieren (0,2% van de stemmen).
  • Alle lokale Protestants-Christelijke groeperingen stemmen ChristenUnie (0,01% van de stemmen).
  • Alle lokale migranten- en islamitische partijen stemmen op DENK. Daar zit een boel diversiteit onder: Bij1 in Amsterdam is uit DENK getreden, de NIDA heeft als Islam-geïnspireerde partij een heel ander karakter dan DENK. Samen zijn ze goed voor 0,5% van de stemmen. Ze zouden ook verdeeld kunnen stemmen dan komt er geen fractie van, voor en door migranten in de Eerste Kamer.
  • Alle communistische partijen en linkse lokale partijen die bestaan in gemeenten waar de PvdA ook in de raad zit, stemmen SP. Dit gaat vaak om activistische lokale partijen. Samen zijn ze goed voor 0,4% van de stemmen. De gemeenteraadsverkiezingen waren nog ver voor de recente communisten in Rood-rel; nu zou de SP misschien communistische steun weigeren.
  • De overige lokale partijen met een links karakter (met name progressieve of sociale lijsten waar de PvdA niet deelneemt aan de verkiezingen) stemmen PvdA. Samen zijn ze goed voor 0,5% van de stemmen.
  • Alle andere lokale partijen (22,4%) en Friese Nationale Partij (0,4%) stemmen op een Onafhankelijke Senaatsfractie.

Tabel 1: Gemeenteraden kiezen de Eerste Kamer

Partijen Huidige stelsel EK uit gemeenteraad Verschil
FvD 13 2 -11
VVD 12 11 -1
CDA 9 10 +1
GL 9 7 -2
D66 6 8 +2
PvdA 6 7 +1
PVV 6 1 -5
SP 4 3 -1
CU 4 3 -1
PvdD 2 1 -1
50PLUS 2 2 =
SGP 1 1 =
OSF 1 18 +17
DENK 0 1 +1

De continuïteit van het gemeenteraadsstelsel

Dit levert de volgende uitslag in Tabel 1 op. Opvallend genoeg zijn bijna alle partijen maar een of twee zetels groter of kleiner dan de uitslag onder het huidige stelsel.[1] Er zijn eigenlijk maar drie grote verschillen: Forum is elf zetels kleiner, de PVV is vijf zetels kleiner en de OSF is zeventien zetels groter. Dit ondersteunt het idee dat stemmers die landelijk op de PVV en FvD stemmen die maar in weinig gemeenten meedoen, lokaal stemmen op deze partijen. De PvdD of DENK zouden zonder lokale steun geen zetel halen.

Het huidige kabinet heeft onder het huidige stelsel 31 zetels. Met zes extra zetels (van GL of FvD) hebben ze een meerderheid. In de Eerste Kamer gekozen door gemeenteraden heeft deze coalitie 32 zetels: de PvdA, GL of de OSF zijn genoeg voor een meerderheid. Dat is dus niet minder bestuurbaar dan de huidige Eerste Kamer.

Een gemengd stelsel

Minister Ollongren heeft het voorstel gedaan om de Eerste Kamer om de zes jaar voor de helft te laten kiezen. Dat zou als het aan de minister ligt nog steeds door dezelfde Provinciale Staten gebeuren. Dat vertraagt het effect van de Provinciale Statenverkiezingen op de samenstelling van de Eerst Kamer. Maar als er twee verkiezingswijzen zijn, de Provinciale Staten en de gemeenteraden, zou het redelijk zijn om deze allebei de helft van de Kamer te laten kiezen.

Dat levert de onderstaande uitslag op: de VVD haalt uit beide organen zes zetels en komt zo uit op 12. CDA, GL, D66, PvdA, SP en CU zijn in beide helften ongeveer even groot. De PvdD, 50PLUS en de SGP krijgen alleen van de Provinciale Staten zetels. De FvD en de PVV zijn veel groter in de provincies dan zij zijn in de gemeenteraden; voor de OSF is dat omgekeerd.

Dit stelsel biedt dezelfde stabiliteit als het voorstel van Ollongren. Het huidige kabinet zou onder dit gemengde stelsel 32 zetels halen en FvD, GL, OSF en de PvdA zouden het aan een meerderheid kunnen helpen. Dat zijn meer opties dan in de huidige Eerste Kamer.

Tabel 2: Een gemengd stelsel

Partijen Zetels Nu Helft via gemeenteraadHelft via Provinciale Staten Totaal
FvD 13 1 7 8
VVD 12 6 6 12
CDA 9 5 5 10
GL 9 4 5 9
D66 6 4 3 7
PvdA 6 3 3 6
PVV 6 1 3 4
SP 4 2 2 4
CU 4 1 2 3
PvdD 2 0 1 1
50PLUS 2 0 1 1
SGP 1 0 1 1
OSF 1 10 1 11
DENK 0 0 0 0

Nog gemengder?

Een nog gemengder stelsel zou zijn om alle drie de decentrale besturen vertegenwoordiging te geven in de Eerste Kamer: gemeenteraden, provinciale staten en waterschappen. Dat is natuurlijk meer wiskundige Spielerei. Water Natuurlijk wordt hier opgesplitst tussen de partijen die deze groene waterschapspartij steunen: D66 en GL. Bij oneven verdelingen krijgt GL meer vertegenwoordigers dan D66. Opvallend is hier weer de continuïteit: VVD, CDA, GL, D66, PvdA en CU halen overal evenveel zetels. De SP doet niet mee aan waterschapsverkiezingen, 50PLUS en PvdD doen het daar juist beter. FvD en PVV halen alleen zetels in de Provinciale Staten. De OSF haalt juist geen zetels in de Provinciale Staten. SGP en DENK halen nergens de hogere kiesdrempel.

Tabel 2: Een zeer gemengd stelsel

Partijen Zetels Nu Derde via
gemeenteraad
Derde via
Provinciale Staten
Derde via
waterschappen
Totaal
FvD 13 0 5 0 5
VVD 12 4 4 5 13
CDA 9 4 3 5 12
GL 9 3 3 4 10
D66 6 3 2 2 7
PvdA 6 2 2 3 7
PVV 6 0 2 0 2
SP 4 1 1 0 2
CU 4 1 1 1 3
PvdD 2 0 1 1 2
50PLUS 2 0 1 2 3
SGP 1 0 0 0 0
OSF 1 7 0 2 9
DENK 0 0 0 0 0

Conclusie

Het doel van de commissie van bestuurskundigen en politicologen is om door de gemeenteraden een stem te geven in de Eerste Kamer dat zij die ook gebruiken om invloed te hebben op de decentralisaties. Zij hopen dat raadsleden die decentralisaties niet uitvoerbaar achten, stemmen op partijen die zich tegen decentralisatie uitspreken zoals in het verleden de SP en de PVV. Dat doe ik hier juist niet. Ik ga uit van partijdiscipline en zelfs een Onafhankelijke Senaatsfractie. Dat landelijke partijen op hun eigen partij stemmen is volgens mij alleszins te begrijpen vanuit partij-identificatie en de noodzaak om meerderheden te krijgen voor coalities. De vraag is wel hoe de lokale partijen met hun 23% van de stemmen op zullen treden. Zullen die ieder gemeenteraadslid zelf te laten beslissen wie het beste hun belang kan vertegenwoordigen in Den Haag? Of zouden ze als een blok optreden om lokale belangen te verdedigen? Hoe dit systeem precies zou werken, weten we niet. Uit deze analyse komt met name het beeld van stabiliteit omhoog: tussen de twee verkiezingen zat een jaar, en uitgezonderd het effect van wel of niet participeren van PVV en FvD, is de continuïteit groot.

Ik zou daarom niet per sé verwachten dat een anders gekozen Eerste Kamer tot andere meerderheden en daarmee tot ander beleid, leidt.

[1] Ik kijk hierbij naar de uitslag onder het huidige stelsel als iedereen stemt op de partij waarvoor ze verkozen zijn en laat strategisch stemgedrag buiten beschouwing.

Filed Under: Democratie, Lokale politiek Tagged With: eerste kamer, gemeenteraad, kiesstelsel, provinciale staten, waterschap

CDA-kiesstelsel dwingt alle kiezers tot regionale stem

door Tom van der Meer 30/10/2020 2 Reacties

Vandaag pakte het Algemeen Dagblad uit met een grote kop: CDA wil radicaal ander kiesstelsel. Van de 150 Tweede Kamerzetels zouden er voortaan 100 via 12 tot 15 regio’s (kiesdistricten) moeten worden vastgesteld, waarbinnen meerdere Kamerleden worden verkozen. De overige 50 zetels zouden niet regionaal zijn, maar ingezet worden om nationale evenredigheid te garanderen. Daarmee omarmt het CDA (na eerdere steun voor een Duits kiesstelsel en het Buma-kiesstelsel) nu het Deense model.

Maar dit voorstel is helemaal niet radicaal anders dan het Nederlandse. Het is ook niet voor het eerst dat het CDA dit plan lanceert. En het voorstel perkt de opties tot voorkeursstemmen juist in.

Niet radicaal anders

Om met het eerste te beginnen: dit kiesstelsel is niet radicaal anders dan het huidige. De evenredige vertegenwoordiging wordt er nauwelijks door geschaad. Sterker, in termen van evenredigheid lijkt geen kiesstelsel zo op het Nederlandse als het Deense kiesstelsel in de afgelopen decennia (met 2019 als afwijking op dat patroon). In mechanisch opzicht gaat het de netto-verhoudingen tussen partijen relatief weinig beïnvloeden, hoewel het hier en daar een of twee zetels kan uitmaken. Simon Otjes heeft dit model doorgerekend in het politicologische magazine De Kiezer.

Anders dan bijvoorbeeld het Duitse parlement is de eventuele aantasting van de evenredigheid ook dusdanig beperkt, dat het niet nodig zal zijn om de grootte van het parlement te doen variëren. Dat Duitse kiesstelsel zou een grondwetswijziging vergen, omdat de grondwet zowel de evenredigheid als de gefixeerde grootte van het parlement heeft gecodificeerd. Dat lijkt met het Deense geen zorg: een grote inbreuk op de partijpolitieke samenstelling zal het kiesstelsel normaliter niet maken.

Dit kiesstelsel kan vervolgens weer gedragsmatige effecten creëren, waardoor kiezers eerder op grotere partijen zullen stemmen (die immers meer kans hebben om al via de districten verkozen te raken). Maar ik schat de grootte van die effecten in als beperkt.

Inperking voorkeursstemmen

Wat doet het kiesstelsel dan wel? De belangrijkste wijziging is het regionale element. Dat zorgt ervoor dat alle kiezers een stem uitbrengen op een kandidaat in de regio waar zij ingeschreven staan. Hoe verhoudt dat zich ten opzichte van de huidige situatie?

Wel, het systeem dwingt alle kiezers tot het uitbrengen van een regionale voorkeursstem. Maar dat gaat ten koste van de mogelijkheid om een andersoortige voorkeursstem uit te brengen, bijvoorbeeld op basis van de waardering voor een politicus, of diens expertise, geslacht, beroepssector, migratie-achtergrond, of activisme.

Het gevolg daarvan is dat het tamelijk lastig wordt om een stem uit te brengen op dat ene Kamerlid dat u zo goed vindt en waar u zich zo goed in herkent, omdat die niet in uw district kandidaat is. Het CDA kan in dat licht denken aan een type-Omtzigt, bijvoorbeeld. Of een type-Keijzer. Regionale kandidaten met een nationale herkenbaarheid en achterban.

Weinig behoefte onder kiezers

Het Deense kiesstelsel dwingt iedereen tot een regionale voorkeursstem, en perkt het uitoefenen van ander voorkeuren in. Dat is opmerkelijk, omdat regio geen dominante factor is in het voorkeursstemgedrag. Sekse en politieke profilering zijn dat veel sterker. Maar juist die verliezen aan relevantie in dit voorstel, althans ten opzichte van het huidige kiesstelsel.

Sterker nog, wanneer we mensen direct vragen of ze behoefte hebben aan regionalisering van het kiesstelsel, blijkt die steun heel beperkt. In het Nationaal Kiezersonderzoek van 2017 is gevraagd naar de steun voor een grote reeks mogelijke institutionele hervormingen. De analyse van Kristof Jacobs laat zien dat slechts 35% van de kiezers steun uitspreekt voor een kiesstelsel waarin iedere regio of provincie eigen Tweede Kamerleden heeft. Dat is maar een kleine minderheid, en ook vergeleken met andere voorstellen een beperkte steun.

Regionale vertegenwoordiging lijkt voor een heel groot deel van de kiezers geen wezenlijk punt. Dat komt misschien ook doordat de veelgehoorde ondervertegenwoordiging van de regio’s afhangt van de meting ervan. Als je kijkt naar woonplaats is er bijvoorbeeld een zeer sterke oververtegenwoordiging van Randstedelijke kandidaten. Maar als je kijkt naar geboorteplek, liggen de verhoudingen al wezenlijk anders. Ga maar na, waren politici als Wilders, Remkes, Verhagen, en Sap vooral Randstedelijke kandidaten of kandidaten uit uiteenlopende regio’s?

Of het dwingen tot regionale vertegenwoordiging zodoende bijdraagt aan de daadwerkelijke vertegenwoordiging van kiezers in het algemeen, is maar de vraag.

Wat staat daar tegenover?

Een complicerende factor is bovendien dat regionale vertegenwoordiging uitgaat van sterke regionale identiteiten. Maar hoe minder districten er zijn, hoe groter het aantal kiezers per district is, en hoe minder effectief het regionale kiesstelsel zal zijn.

Vanuit dat perspectief heeft het voorstel van het CDA beperkingen. 12 tot 15 kiesdistricten, betekent 1,2 tot 1,5 miljoen Nederlanders per kiesdistrict. Wanneer we denken aan regio’s, zijn dat vaak veel kleinere eenheden. De kiesdistricten vallen niet samen met herkenbare regio’s als Zeeland (383k), de Achterhoek (389k), Twente (626k), Friesland (647k), Groningen (584k), of het Westland (128k). De kiesdistricten zijn fors groter dan dat.

Alternatieven?

Er zijn alternatieven voor dit voorstel. Het faciliteren van regionale voorkeursstemmen kan ook zonder deze af te dwingen, en zonder alternatieve motieven om een voorkeursstem dwars te liggen. Dat kan via het Kiesstelsel Burgerforum, dat ook door de Staatscommissie Parlementair Stelsel in 2018 werd geadviseerd, en hier nader is gewogen. Dat kiesstelsel faciliteert de invloed van voorkeursstemmen, ongeacht of die nu worden ingezet op basis van regio, expertise, sekse, of politiek profiel, zonder de evenredige vertegenwoordiging te beïnvloeden.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: cda, deens kiesstelsel, kiesstelsel, regio, regionale vertegenwoordiging

Wat als de Verenigde Staten proportionele representatie zou hebben?

door Simon Otjes 27/10/2020 2 Reacties

Veel mensen kijken met spanning naar de komende verkiezingen in de Verenigde Staten: wie gaat er winnen, de zittende Republikeinse president Donald Trump of zijn Democratische tegenkandidaat Joe Biden. Een paar stemmen in een staat als Wisconsin kunnen het verschil maken tussen een Democratische of een Republikeinse regering.

Hoe zou de uitslag van de verkiezingen eruitzien als de VS een ander kiesstelsel zou gebruiken? Wat gebeurt er als we evenredige vertegenwoordiging toe zouden passen, zoals we dat in Nederland en andere Europese landen kennen?

Dat bekijk ik hier. Ik ga op basis van evenredige vertegenwoordiging het Amerikaanse Huis van Afgevaardigen vullen.  Om een uniform beeld te krijgen van hoe sterk partijen en stromingen in bepaalde staten zijn maak ik gebruik van de presidentsverkiezingen en presidentiële voorverkiezingen. Daar zijn een boel bezwaren tegen in te brengen, die zal ik beneden doorlopen.  Dit geeft een zeer ruwe schets van hoe zo’n uitslag eruit zou zien. Dit is dus een illustratie van hoe zo’n systeem zou werken, geen wetenschappelijk onderbouwde voorspelling.

Kiesstelsels

De Verenigde Staten gebruiken een first-past-the-post kiesstelsel. Dat betekent dat de partij die in een district de meeste stemmen krijgt, alle zetels of kiesmannen van dat district krijgt toegewezen. Dat betekent dat het van cruciaal belang is of de ene partij nét groter is dan de andere. Veel Europese landen gebruiken een proportioneel stelsel. Daarbij worden er meerdere zetels verdeeld zodanig dat het aandeel zetels evenredig is met het aandeel stemmen.

In de Amerikaanse politiek is nu een levendige discussie (bijvoorbeeld hier) hoe het politieke systeem veranderd zou moeten worden: hoe het democratischer zou kunnen worden. Proportionele representatie vormt slecht een klein element in die discussie, terwijl het een groot effect zou kunnen hebben op hoe het politieke systeem werkt.

Rekenen met de presidentiële uitslag

In dit artikel bekijk ik hoe dit een proportioneel systeem in de VS zou kunnen werken bij de verkiezing van het Huis van Afgevaardigden. Om dit te illustreren, gebruik ik bestaande verkiezingsuitslagen. Dat is slechts een benadering van hoe de echte uitslag er onder zo’n systeem uit zou zien, omdat mensen onder een ander kiesstelsel anders gaan stemmen. Andere opties worden dan mogelijk voor kiezers. Maar dit geeft een ruwe eerste indruk van de impact van zo’n verandering.

Ik gebruik hierbij de uitslag van de presidentsverkiezingen van 2016. Ik kijk dus naar de uitslag van de presidentsverkiezingen om de samenstellingen van het parlement te bepalen. Natuurlijk zijn daar bezwaren tegen: dat gaat om de keuze voor een persoon die het land moet leiden en niet om de keuze welke partij de kiezer moet vertegenwoordigen. Maar verkiezingen van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Senaat worden vertekend door een aantal factoren: het maakt uit wie er in ieder district mee doet. Kandidaten van kleine partijen, als de Libertariërs en de Groenen, doen lang niet in alle districten mee; soms doen zelfs de Republieken en Democraten niet mee als ze geen kans maken in een district. Bovendien kan de persoon van de kandidaat er ook op het districtsniveau ertoe doen: man, vrouw, zwart, wit, zittende kandidaat of nieuwe kandidaat dat doet er allemaal toe. De uitslagen van de presidentsverkiezingen worden daar natuurlijk ook door vertekend, maar dan is er in elk geval in iedere staat dezelfde vertekening. Bovendien wordt het verschil tussen presidentsverkiezingen en verkiezingen voor het huis steeds kleiner. Hoe dan ook: als illustratie geeft het in elk geval een helder beeld van de politiek voorkeuren van Amerikanen.

Hoe een evenredig kiesstelsel werkt

Ik behandel hier de vijftig Amerikaanse staten als kiesdistricten. Ik ken hen evenveel zetels toe als ze in het Huis van Afgevaardigden hebben. Binnen de 45 districten met meer dan één zetel gebruik ik evenredige vertegenwoordiging met Sainte-Laguë-methode om restzetels te verdelen. In de vijf districten met één zetel haalt de grootste partij de zetel. Het gemiddelde district heeft acht zetels. Het grootste district (Californië) heeft er 53.

In dit eerste model gebruik ik de verkiezingsuitslagen en verdeel ik de zetels evenredig aan de stemmen. Bijvoorbeeld North Carolina heeft 13 zetels te verdelen. De Republikeinen halen 50%, de Democraten 46% van de stemmen en de Libertariërs 3%. De Democraten krijgen zeven zetels (46% x 13 = 6) en de Republikeinen krijgen zeven zetels (50% x 13 = 6). De Libertariërs hebben maar genoeg stemmen voor 0,35 zetel en krijgen er dus 0. Er is dan een restzetel te verdelen. Deze gaat naar de Republikeinen.

Dit specifieke kiesstelsel wordt nergens in de wereld gebruikt. In veel landen (België, Duitsland, Oostenrijk, Denemarken Noorwegen, Zweden) worden subnationale overheden gebruikt als kiesdistricten. Sainte-Laguë wordt gebruikt in veel van die systemen maar vaak in combinatie met een kiesdrempel. Dat doe ik hier niet om juist het effect van districtsgrootte te laten zien.

Uitslag onder evenredige vertegenwoordiging

Als we de zetels van alle staten optellen krijgen we de volgende uitslag: 217 zetels voor de Democraten (in het blauw), 208 zetels voor de Republikeinen (in het rood). 8 zetels voor de Libertariërs met name uit de grote staten (in het geel). Zij halen maar 3% van de stemmen landelijk en zijn vrij gelijkmatig over het land verdeeld. In de staten die meeste zetels te verdelen hebben, zoals Californië, Texas en New York halen ze genoeg stemmen voor een zetel.

De Amerikaanse verkiezingsuitslag voor het Huis van Afgevaardigden als zetels in staten proportioneel verdeeld zouden worden

De Groenen halen een zetel (in Californië; met groen weergegeven). De onafhankelijken kandidaat Evan McMullin, die 22% haalde in Utah, krijgt daar een zetel (in grijs).

De uitslag is niet perfect evenredig vanwege het gebruik van districten: de Groenen halen 1% van de stemmen. Dat zou genoeg moeten zijn voor vier zetels, maar ze halen maar in één staat genoeg stemmen voor een zetel. Ook de Libertariërs en de onafhankelijke kandidaat McMullin halen minder zetels dan dat ze stemmen hebben. De Republikeinen en de Democraten die in bijna allen districten zetels halen staan er iets beter voor.

Rekenen met de primaries

De meeste landen met evenredige vertegenwoordiging hebben ook een meerpartijensysteem. De Democratische en Republikeinse partijen opereren allebei als een brede tent waarin meerdere stromingen samenwerken om verkiezingen te winnen. In landen met evenredige vertegenwoordiging kunnen deze stromingen apart zetels krijgen en hoeven ze niet samen te werken.

Hoe kunnen we grip krijgen op de grootte van deze verschillende stromingen in alle staten? Ik gebruik hiervoor de uitslag van primaries en caucuses van 2016. Hier zijn misschien nog wel meer caveats bij te maken dan boven: lang niet alle kiezers komen op primaries en al helemaal niet bij caucuses. Welke kandidaten er mee doen aan de voorverkiezingen is hangt af van de volgorde: het veld en daarmee de ruimte voor verschil wordt al snel veel kleiner. Bovendien kiezen sommige kandidaten ervoor niet mee te doen aan bepaalde voorverkiezingen. Ik verdeel de stemmen die de Democraten en Republikeinen hebben gehaald bij de presidentsverkiezingen over de verschillende stromingen in de primaries. Dat is natuurlijk niet correct: de keuze in de primaries bepaalt immers de uitslag van de verkiezingen. Maar dit geeft wel een beeld van welke stromingen binnen de Democraten en Republikeinen groter of kleiner zijn in bepaalde staten. Dit is dus een schets, een gedachte-oefening, hoe zo’n uitslag eruit zou kunnen zien. Ik heb geen pretentie dat dit een met enige zekerheid correcte voorspelling is hoe die uitslag er uit zou zien.

Aan de Democratische kant was het simpel: daar waren twee stromingen: Clinton en Sanders. Clinton vertegenwoordigde de centrumstroming binnen de Democraten en Sanders de linkerstroming.

Aan de Republikeinse kant waren er meer stromingen: acht kandidaten haalden in ten minste een staat meer dan 1% van de stemmen. Ik deel deze als volgt in: Trump vertegenwoordigt de nationale conservatieven. Ik deel Cruz en Carson in als religieuze conservatieven. Rubio, Kasich, Bush en Fiorina deel ik in als economische conservatieven.

De uitslag met een zevenpartijenstelsel

Op basis van deze indeling verdeel ik de stemmen die de Democraten en de Republikeinen hebben gekregen in vijf partijen: aan de linkerkant staan de linkse “Democratic Left”. Dat is een partij die tussen de SP en de linkerflank van de PvdA staat met een economisch verhaal: hogere belastingen, grotere overheid en betere voorzieningen. Deze partij is in donkerblauw weergegeven. Daarnaast is er de centrum-linkse “Democratic Centre”, een partij die tussen de PvdA en D66 in staat met een meer cultureel verhaal: gelijke kansen voor iedereen onafhankelijk van gender of afkomst. Deze partij is in lichter blauw weer gegeven.

Aan de rechterkant zijn er de “Fiscal Conservatives”. Zij krijgen niet alleen de stemmen van de Republikeinse kandidaten maar ik heb de stemmen McMullin hier ook aan toegevoegd. Dit is een conservatieve partij die zich met name richt op een economisch verhaal: lagere belastingen, kleinere overheid, minder regels. Een soort VVD dus, maar wel een die ook op andere onderwerpen (moreel, migratie) conservatief is. Deze partij heeft een zalmroze kleur.

Daarnaast zijn er de religieus-conservatieve “Social Conservatives”. Zij richten zich met name op traditionele waarden. Ze zijn niet helemaal te vergelijken met het CDA omdat ze economisch ook duidelijk rechts van het midden staan. Deze partij is in rood ingetekend.

Ten slotte zijn er de Trumpistische “National Conservatives”. Dit is een partij die net als de PVV zich met name richt op het beperken van immigratie en het beschermen van de nationale identiteit. Deze partij is in donkerrood weergegeven. De Libertariërs en de Groenen doen ook nog apart mee.

Dat levert de volgende uitslag op: de sociaal-liberale Democratic Centre wordt de grootste partij. Deze haalt 119 zetels. De partij haalt de meeste zetels uit het Zuiden en Noordoostelijke staten als New York. De socialistische Democratic Left wordt de tweede partij met 101 zetels. De partij is met name sterk in Westelijke staten als Californië. Samen hebben de DC en de DL een meerderheid. Links van de DL halen de Groenen nog steeds een zetel.

De Amerikaanse verkiezingsuitslag voor het Huis van Afgevaardigden bij evenredige vertegenwoordiging met zeven politieke partijen

De radicaal-rechts populistische National Conservatives halen 95 zetels. Trump scoort goed in het Westen, zowel in de Pacific West en de Mountain West. Dat Trump de derde wordt in deze proportionele verkiezing, mag geen verbazing wekken: de Republikeinen waren qua stemmen kleiner dan de Democraten en Trump haalde minder dan de helft van de stemmen in de Repubilkeinse primary.

De religieus-conservatieve Social Conservatives halen 57 zetels. Ze scoren goed in Texas. De kleinste van de grootste partijen zijn de Fiscal Conservatives. Zij halen 53 zetels en scoren het beste in Florida. In het midden tussen de DC en de FC staan de Libertariërs met 9 zetels (die halen een extra zetel in Michigan door de restzetelverdeling).

In een parlementair stelsel zou er een regeringscoalitie gevormd moeten worden om te regeren. Het is niet mogelijk dat een stroming de minderheid in een voorverkiezing krijgt, de minderheid in de nationale verkiezingen en dan vervolgens een mandaat krijgt om te regeren. In zo’n PR-systeem moeten andere partijen medewerking geven aan een regeringscoalitie.

Conclusie

De uitslag van deze verkiezingen zijn heel anders dan de uitslag van de verkiezingen van 2016. En ze zullen ook heel anders zijn dan de uitslag van de verkiezingen over een paar dagen. Als de VS een proportioneel stelsel in zou voeren, zou die uitslag hier ook van afwijken. Maar dit geeft een beeld van een mogelijke uitkomst van zo’n stelsel.

In vergelijking het huidige Amerikaanse stelsel zijn er veel voordelen: de ruimte om verschillende geluiden te vertegenwoordigen, veel minder weggegooide stemmen, geen mogelijkheden meer tot gerrymandering, en een systeem dat de macht niet concentreert bij een partij maar de macht verdeelt tussen verschillende partijen.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: huis van afgevaardigden, kiesstelsel, simulatie, verenigde staten

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Economisme in de wetenschap: Waarom het debat over het CPB-rapport zo belangrijk is

Lokale verkiezingen. Foto: Flickr/RNW (CC BY-ND 2.0)

Lokale verkiezingen: heb je iets aan landelijke peilingen?

Wat doet Wilders op de PVV poster voor de Provinciale Statenverkiezingen?

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in