• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Linkse samenwerking

Wat leren de Provinciale Statenverkiezingen ons over linkse samenwerking?

door Jasper Blom 16/03/2023 1 Reactie

Het zal weinigen ontgaan zijn dat GroenLinks en PvdA na de Provinciale Statenverkiezingen een gezamenlijke fractie in de Eerste Kamer zullen voeren. Een primaire boodschap van deze partijen was immers ‘stem op ons, samen kan links de grootste worden.’ Nu dat soort campagneretoriek weer achter ons ligt, is het een goed moment om te kijken wat de Provinciale Statenverkiezingen ons kunnen leren over het inhoudelijke potentieel van een mogelijke fusie. De provinciale programma’s van beide partijen waren immers de eerste die opgesteld werden in de context van steeds inniger landelijke samenwerking tussen GroenLinks en PvdA en geven daarmee nieuw inzicht in de mate waarin de partijen elkaar al programmatisch genaderd zijn.

Om te kijken waar inhoudelijke overlap en verschil zit heb ik gebruik gemaakt van de provinciale kieskompassen. De NOS constateerde al in een eerste inventarisatie dat er opmerkelijke verschillen zitten in de posities van GroenLinks en PvdA. Om die inventarisatie uit te diepen heb ik allereerst breder gekeken naar de mate van overeenkomst tussen alle partijen in het progressieve blok. Vervolgens heb ik specifieker gekeken naar de thema’s waarop de meningsverschillen tussen GroenLinks en de PvdA zitten. Uit de analyse komen twee zaken naar voren: allereerst dat er voor zowel GroenLinks als PvdA binnen het progressieve blok ook andere partijen zijn waarmee ze net zoveel of zelfs meer inhoudelijke overeenstemming hebben. Daarnaast maakt dat analyse duidelijk dat het spanningsveld in de huidige linkse samenwerking van GroenLinks en PvdA zit bij de groene agenda.

Twee handen op een buik of campagnecoalitie?

Om de programmatische overlap te bepalen heb ik het aantal stellingen geteld waar partijen tegengestelde posities innamen in het kieskompas: de ene partij ‘mee eens’ of ‘helemaal mee eens’; de andere ‘niet mee eens’ of ‘helemaal niet mee eens’ (als een van de partijen ‘neutraal’ stond tegenover een stelling is dit niet als een tegengestelde positie gerekend). Aan de hand van het aantal tegenstellingen kunnen we vaststellen of de samenwerking tussen GroenLinks en PvdA de meest voor de hand liggende is, of dat er wellicht andere samenwerkingen inhoudelijk beter passen.

De kieskompassen voor tien provincies leveren in totaal 299 stellingen op, waarvan sommige in meerdere provincies aan bod kwamen (wat overigens niet wil zeggen dat de partijen in alle provincies dezelfde positie innamen op deze stellingen). De provincie Zeeland is niet meegenomen in de analyse omdat GroenLinks en PvdA daar al als fusiepartij meedoen. De tegenstellingen zijn niet alleen bekeken voor de combinatie GroenLinks/PvdA, maar ook voor combinaties van beide partijen met andere partijen uit het progressieve blok: D66, Partij voor de Dieren, en SP. Bij1 is niet meegenomen omdat deze partij niet deelneemt aan de provinciale verkiezingen. Tabel 1 geeft het absolute aantal tegenstellingen voor de verschillende combinaties.

Tabel 1. Aantal tegenstellingen van progressieve partijen.

Bron: inventarisatie auteur o.b.v. kieskompas.nl

De tabel laat zien dat het aantal tegenstellingen tussen de progressieve partijen varieert van 60 (PvdA/SP) tot 17 (GroenLinks/PvdD). Met andere woorden: er is inhoudelijke overlap tussen PvdA en SP op 80 procent van de stellingen en tussen GroenLinks en Partij voor de Dieren op 94 procent. De PvdA heeft de minste tegenstellingen met D66 en GroenLinks (beide 39 stellingen, oftewel 87 procent inhoudelijke overlap), maar GroenLinks vertoont beduidend meer overeenstemming met de Partij voor de Dieren. Het valt op dat de SP afwijkt van de andere progressieve partijen en voor zowel GroenLinks als de PvdA de progressieve partij met de minste overeenkomsten is. Specifiek voor de samenwerking tussen GroenLinks en PvdA lopen de tegenstellingen uiteen van 0 in Zuid-Holland tot 8 in Flevoland (meer dan een kwart van het aantal stellingen uit het kieskompas).

Waar ligt het verschil

Om nader in te zoomen op de programmatische verschillen tussen GroenLinks en PvdA in de verschillende provincies heb ik de tegenstellingen gecategoriseerd volgens de thema’s die het kieskompas gebruikt: Bestuur & Sociale Zaken, Bouwen & Wonen, Duurzaamheid & Energie, Economie & Financiën, Natuur & Landbouw, en Verkeer & Vervoer. Tabel 2 hieronder geeft voor elk thema aan hoe vaak GroenLinks en PvdA het oneens waren in de verschillende provincies zowel in absoluut aantal tegenstellingen als in percentage ten opzichte van het totaal aantal stellingen in de betreffende categorie.

Tabel 2. Tegenstellingen GroenLinks en PvdA per thema.

Bron: inventarisatie auteur o.b.v. kieskompas.nl

Op het eerste gezicht lijkt de samenwerking tussen GroenLinks en PvdA programmatisch zijn vruchten af te werpen: de minste tegenstellingen zijn te vinden op het ‘rode’ thema sociale zaken & bestuur en het ‘groene’ thema duurzaamheid & energie. Als we echter de specifieke tegenstellingen onder de andere thema’s nader beschouwen zitten deze juist vaak op ‘groene’ aspecten. Bij bouwen & wonen is de PvdA het eens met de stelling ‘Er moeten meer woningen worden gebouwd, ook al verdwijnt er dan groen buitengebied’ in zes provincies, terwijl GroenLinks dat niet is. Ook voor uitbreiding van provinciale wegen (Limburg), verdubbeling van de N33 en uitbreiding van de Eemshaven (Groningen) is de PvdA wel bereid groen op te offeren en GroenLinks niet. GroenLinks wil vliegverkeer inperken door Groningen Airport Eelde te sluiten en Lelystad Airport niet te openen, terwijl de PvdA in resp. Groningen en Flevoland het tegenovergestelde wil. Tenslotte valt bij het thema natuur & landbouw op dat PvdA in tegenstelling tot GroenLinks voorstander is van het doden van edelherten en grote runderen (Flevoland), ganzen (Groningen, Noord-Holland), en roofdieren (Friesland).

Conclusie: grenzen aan groen

De partijprogramma’s voor de provinciale verkiezingen 2023 zijn geschreven tegen de achtergrond van verregaande samenwerking tussen GroenLinks en PvdA op landelijk niveau. Desondanks blijven er duidelijke verschillen bestaan tussen de partijen op provinciaal niveau, waar GroenLinks een groenere koers kiest dan de PvdA. Het spanningsveld in de samenwerking zit duidelijk op de groene thema’s. Op provinciaal niveau vertoont de PvdA net zoveel overeenstemming met D66 als met GroenLinks, wat voor deze partij zou kunnen pleiten voor een samenwerkingsverband waarin dit drietal de romp van een progressief centrumlinks kabinet zou vormen. GroenLinks, daarentegen, vertoont duidelijk meer overeenstemming met de Partij voor de Dieren (nog een indicatie dat het verschil met de PvdA met name op de groene agenda zit). Deze partij zou dus ook in kunnen zetten op een ecologistische samenwerking met de Partij voor de Dieren om te ‘scoren in de linkerbovenhoek’ van het kieskompas – zoals een verkiezingsevaluatierapport van Bram van Ojik dat ooit noemde.

De duidelijke inhoudelijke verschillen tussen GroenLinks en PvdA alsmede de overlap met andere progressieve partijen werpt ook de vraag op waarom niet gekozen is voor een lossere maar bredere samenwerking in een progressief stembusakkoord waarin elke partij zijn eigen profiel houdt. Het heeft misschien niet hetzelfde cachet als kunnen claimen de grootste fractie in de Eerste Kamer te zijn, maar uiteindelijk zou het er voor deze partijen toch niet zozeer om moeten gaan om groter te worden dan Rutte, maar om met zo veel mogelijk progressieve zetels een ander beleid af te dwingen.

Afbeelding: “An unusual bike with wheels painted as watermelon slices” door Nick Fewings, via Unsplash.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: Groenlinks, Linkse samenwerking, Politieke partijen, Provinciale Statenverkiezingen, PvdA

Vijf creatieve alternatieven voor een kiesdrempel

door Simon Otjes 15/12/2022 3 Reacties

Vrijwel ieder jaar steekt de discussie over de kiesdrempel wel even op. Dit jaar was het Jo Ritzen die samen met CDA-, D66-, VVD- en PvdA-prominenten pleit voor een kiesdrempel van 2%. Vaak is het Tom van der Meer die hier op Stuk Rood Vlees zijn licht laat schijnen over deze discussie. Dat deed hij hier, hier, hier, hier, hier, hier, hier en hier. Ik zal zijn argumenten hier niet herhalen. U kunt in zijn eloquente betogen lezen waarom een kiesdrempel slecht is voor politiek vertrouwen.

Het is tijd voor creatieve alternatieven in het politiek debat. Daarom doe ik hier vijf voorstellen die de negatieve bijeffecten van versplintering adresseren zonder de stemmen van honderdduizenden Nederlanders weg te gooien.

Wat is het probleem waarvoor de kiesdrempel een oplossing is? Groep-Ritzen stelt dat de onelineliners domineren rond het Binnenhof. De controlerende en wetgevende taken delven ondertussen het onderspit. Dat koppelen zij in een achtergrondstuk via twee mechanismen aan versplintering.

Gemiddelde fractiegrootte

De gemiddelde Kamerfractie is nu kleiner dan 20 jaar geleden. Na de verkiezingen van 2003 waren dat 17 leden per fractie. Na de verkiezingen van 2021 waren dat 9 leden per fractie. Iedere fractie heeft voor alle onderwerpen een woordvoerder. Met kleinere fracties zijn Kamerleden dus woordvoerder op steeds meer onderwerpen. Hun portefeuille wordt steeds zwaarder portefeuille. Fracties missen daarmee kritische massa voor goede controle. Ze missen de deskundigheid om weerwerk te bieden aan het kabinet. En ze missen de tijd om zich goed in te lezen in onderwerpen.

De kiesdrempel van 2% van de stemmen die Groep-Ritzen voorstelt zou de gemiddelde fractie 11 zetels geven bij de verkiezingen van 2021. Dat waren er in realiteit 9. De fracties van BIJ1, 50PLUS en BBB zouden verdwijnen uit de Tweede Kamer. De zetels van Den Haan en BBB zouden bij de VVD komen en van BIJ1 bij Volt.

Slechtere debatten

Het tweede mechanisme dat de groep-Ritzen noemt, zijn slechtere debatten. Er doen nu veel fracties aan debatten mee. Hiervoor worden zij chaotisch en langdradig. Bovendien kan iedere fractie zoveel moties indienen als hun spreektijd toestaat. Het politiek debat heeft door al deze mini-interventies geen oog voor de lange termijn.

Er zijn volgens mij vijf manieren om het parlement op deze punten te verbeteren zonder een kiesdrempel in te voeren:

Minimale fractiegrootte

In Nederland krijgt iedere lijst die zetels haalde bij de verkiezingen de status van fractie. Ze krijgen daarmee alle rechten van een fractie. In andere parlementen moet je aan een aantal minimumeisen voldoen om een fractie te zijn. Dit is het geval voor het Europees, Franse, Duitse en Zwitserse Parlement. In ieder van die parlementen moet een fractie een bepaald aantal zetels hebben. Bepaalde rechten, zoals spreektijd, moties en vragenrecht, commissiezetels, worden vervolgens alleen aan fracties toebedeeld.[1]

Wat is het effect hiervan? Stel dat we de huidige uitslag hadden gehad en een minimumeis van vier zetels per fractie, dan had Volt zich kunnen aansluiten bij D66. Dat had ook de formatie een stuk sneller gemaakt. BBB, JA21 en SGP hadden een gezamenlijke conservatieve fractie kunnen vormen. Sylvana Simons had zich bijvoorbeeld aan kunnen sluiten bij de PvdD. Liane den Haan had zich aan kunnen sluiten bij DENK of bij de mysterieuze fractie die haar in de zomer van 2021 gevraagd had. Die fracties hoeven niet per sé met ijzeren fractiediscipline te opereren maar zouden wel inhoudelijk werk kunnen afstemmen, woordvoerders in commissies kunnen benoemen en één vertegenwoordiger naar Kamerdebatten kunnen sturen.

De gemiddelde fractiegrootte neemt in dit voorbeeld toe van 9 naar 12.5 zonder dat er ook maar een stem extra verdwenen is. Als dergelijke fractiesamenwerking was aangemoedigd, dan zou in mijn inschatting tussen 1956 en nu de gemiddelde fractie zes zetels groter zijn geweest dan nu.

Een groter parlement

Als kleine fracties het probleem is, dan is een groter parlement een oplossing. Nederland heeft vergelijkingsgewijs een heel klein parlement. We wijken sterk af van de derdemachtswortelwet. Dit is de empirische wetmatigheid dat het gemiddelde Lagerhuis evenveel leden heeft als de derdemachtswortel van de bevolking die vertegenwoordigd wordt. Dat zouden er in Nederland 259 zijn. Dat levert een gemiddelde fractiegrootte op van 14. Ik heb al eerder betoogd dat dit kan zorgen voor een sterker parlement. Dat geldt zeker als je ervoor zorgt dat deze extra Kamerleden inhoudelijk werk kunnen doen in commissies.

Niet alleen dat: de proportionaliteit van het parlement zou er op vooruitgaan in plaats van achteruit. De stem van de kiezer wordt in een groter parlement beter vertegenwoordigd.

Politieke samenwerking

Eén antwoord op de nadelen van versplintering is politieke samenwerking. Fracties voeren nu al vaak het woord voor elkaar. Deze samenwerking versterken zou enorm kunnen helpen om de versplintering te keren. Bij samenwerking denken de meeste journalisten meteen aan een fusie. Er is echter nog zo veel meer mogelijk: gezamenlijke woordvoerders, gezamenlijke voorstellen, gezamenlijke programma’s, zoals Keerpunt ‘72, of schaduwkabinetten. Je zou deze samenwerking kunnen bevorderen door de lijstverbinding nieuw leven in te blazen. Dit beloont samenwerking electoraal.

Meer ondersteuning

Als je betere debatten wilt, betere controle en betere wetgeving dan moet je Kamerleden beter ondersteunen in hun werk. Het gaat bij ondersteuning niet alleen maar om het aantal medewerkers. Het gaat ook om de kwaliteit van medewerkers en om de taken van die medewerkers, zo betoogde ik eerder met collega’s. Wil de Kamer meer inzetten op haar controlerende taak, dan zal zij moeten investeren in informatiemakelaars: dat zijn medewerkers die contact maken met experts en belanghebbenden om onafhankelijk informatie te verzamelen over de effecten van beleid. Voor een sterker wetgevend parlement is er juist behoefte aan meer slimme wetgevingsjuristen.

Parlementaire agenda

Als het probleem is dat debatten ellelang en zinloos zijn, moet je het reglement van orde aanpassen. Dat betoogde Tim Mickler en ik eerder. Je zou ervoor kunnen zorgen dat er minder plenair gedebatteerd wordt en dat er meer in commissies gebeurt. Het afschaffen van het plenaire dertigledendebat is een optie. Dat kan zeker als daar tegenover staat dat je een commissiedebat met een minderheid van de commissie kan aanvragen. Dat laatste kan nu alleen met een meerderheid. En dus is er veel druk op de plenaire agenda: als het goedkoper is om Carré af te huren dan een zaaltje in het café op de hoek, moet je niet verbaasd zijn dat Carré permanent is volgeboekt.

Wijziging van het reglement van orde kan ook helpen tegen de overvloed aan moties. De Kamervoorzitter zou het oude ondersteuningsvereiste serieus kunnen hanteren: over een motie wordt pas gestemd als ten minste vier leden de indiening ervan ondersteunen. En je zou dat ook nog kunnen versterken: als er Kamerleden onder staan uit fracties die samen ten minste 20% van het parlement vertegenwoordigen.

Voorbij de kiesdrempel

De kern van mijn verhaal is: er is zoveel meer mogelijk dan een kiesdrempel. Je kan samenwerking tussen partijen bevorderen of opleggen met een minimumfractievereiste, je kan het parlement, of in elk geval de ondersteuning ervan, vergroten. Dat alles kan zorgen voor betere controle, betere debatten en betere wetgeving. Sterker nog, ik denk dat het effect op het functioneren van het parlement groter is dan als we de kiezers van BIJ1, BBB of 50PLUS hun vertegenwoordiging in de Kamer ontzeggen.

[1] Dat kan in elk geval voor rechten die grondwettelijk niet aan een individueel Kamerlid toebedeeld worden, zoals het indienen van wetsvoorstellen en amendementen.

Filed Under: Democratie, Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: fractie, fractionalisatie, kamerondersteuning, kiesdrempel, Linkse samenwerking, parlement, parlementaire agenda, versplintering

De electorale risico’s van een linkse fusie

door Tom van der Meer 05/03/2020 1 Reactie

Het wordt weer lente, en dus staat de droom van de Linkse Fusie weer op de agenda. Het is een rituele dans die met grote regelmaat op de opiniepagina’s wordt gevoerd. De afgelopen maand verschenen artikelen van opiniepeiler Peter Kanne in de Volkskrant en partijprominenten Dick Pels (GroenLinks) en Niesco Dubbelboer (PvdA) in de NRC. Het vond weerklank bij columnisten als Hans Wansink en Bert Wagendorp in de Volkskrant, en journalist en podcaster Jaap Jansen op de site van BNR. Tegenwerpingen verschenen van een andere opiniepeiler (Maurice de Hond) en een andere oud-voorzitter van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks (Jasper Blom).

Lyrisch zijn de voorstanders vooral over het electorale vooruitzicht. “In één klap de grootste partij kunnen worden: Een geweldige game-changer voor de komende campagne” (Pels en Dubbelboer). “De macht ligt voor het oprapen” (Wagendorp). “Tijd voor een nieuw politiek landschap” (Jansen).

En de steun blijft niet bij deze mannen; het idee van de fusie speelt al langer. In 2017 riep Ronald Plasterk de PvdA op zich aan te sluiten bij GroenLinks. Eind 2016 bleek in een radio-interview oud-fractievoorzitter en oud-burgemeester Job Cohen (PvdA) overtuigd van het nut van zo’n fusie. In 2015 noemde toenmalig Tweede Kamerlid Mei Li Vos (PvdA) zo’n fusie een “normale ontwikkeling in de Nederlandse politiek”. Eerder klonken oproepen tot fusie van Andrée van Es en Ineke van Gent (beide van GroenLinks).

Feitelijk hebben de linkse partijen het al moeilijk genoeg om de linkse samenwerking gedurende langere tijd in gedrag vorm te geven. De begrotingsbehandeling in oktober 2019 onderstreepte dit nog maar eens. De worst die de PvdA en GroenLinks-kiezers de laatste weken wordt voorgehouden – electorale winst en daarmee een greep naar de macht – doet deze hindernis verbleken. Maar is de electorale worst wel zo reëel?

Twijfelachtige zetelbonus op de korte termijn

Een eerste reeks argumenten gaat over de zetelwinst die de fusie zou opleveren. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar de korte termijn; de middellange en lange worden goeddeels overgeslagen.

Zelfs op korte termijn is er al een risico, dat ik een paar jaar geleden op dit blog al beschreef:

GroenLinks concurreert evenzeer met de SP als met de PvdA en D66. Een fusie richting het midden (PvdA) zal de wat linksere kiezers (SP) eerder vervreemden dan aantrekken. Bovendien wordt GroenLinks door de fusie met de veel grotere partij (met veel grotere partijorganisatie) een marginale stroming. Omgekeerd is het ook niet evident dat de eerdere PvdA-kiezers die in de peilingen nu bij D66 zitten zullen terugkeren wanneer de PvdA fuseert met een nog linksere partij. 1+1 is dan al snel minder dan 2.

De nieuwe partij moet een bredere groep aan kiezers afdekken, met risico’s op weglekkende kiezers en afsplitsingen naar het midden en naar de flanken.

Nu heeft I&O-onderzoek gekeken naar de stemintenties van kiezers als GroenLinks en de PvdA zouden fuseren. De conclusie? De fusiepartij zou aanzienlijk meer zetels behalen dan de twee afzonderlijke. Het verschil kan wel 9 zetels bedragen: “groter dan de som der delen” was de samenvatting.

Maar de peiling van I&O was in zekere zin de meest gunstig denkbare manier om het gedrag te peilen. Immers, er is geen concrete partij met een concreet partijprogramma en een concrete leider voorgesteld. Het is aan de respondenten zelf om dit in te vullen. Het principe van een linkse fusiepartij kan dus – ook in gedragsintentie – op steun rekenen, maar doet de daadwerkelijke invulling daarvan dat ook?

Peil.nl herhaalde het onderzoek van I&O en voegde er een concreter element aan toe: Een fusiepartij met ofwel Asscher ofwel Klaver als partijleider. Zonder concretisering zien we ook in die peiling een fusie als meer dan de som der delen. Maar zodra een partijleider wordt genoemd, daalt die stemkans aanzienlijk. Dat verdampt de gehele ingecalculeerde winst, en dreigt zelfs het nettoverlies dat ik enkele jaren geleden al schetste. Maurice de Hond concludeert dat “een gezamenlijke lijst van PvdA en GroenLinks bij de volgende verkiezingen het beduidend slechter zal gaan doen dan als de beide partijen separaat de verkiezingen ingaan.”

Hoewel peilingen zullen verschillen over het niveau van de mogelijke winst, is dit achterliggende mechanisme van wezenlijk belang.

Een fusiepartij klinkt mooi, totdat je deze concreet moet invullen. Dan rijst toch al snel de vraag of deze fusiepartij de koers en strategie volgt van GroenLinks of die van de PvdA. Dat gaat in een tijd van volatiele kiezers met een rijk aanbod aan partijen wel degelijk een verschil maken.

De nieuwe partij zou zich daarom onderscheidend moeten profileren, stelt ook Peter Kanne: “Om electoraal succesvol te zijn, zou de nieuwe linkse partij ernaar moeten streven een links-progressieve voortrekkerspartij te zijn, met gevoel voor realisme en verantwoordelijkheid”. Maar ook dat levert risico’s op, zoals Philip van Praag vorig jaar al schreef op dit blog.

Maakt een fusie links als geheel groter?

Als er al sprake zou zijn van winst, is de vraag waar deze vandaan komt. Een terugkerende gedachte luidt dat een fusie links groter en dominanter zal maken. Maar in de februari-peiling van I&O komen de potentiële extra zetels van een nieuwe progressieve fusiepartij goeddeels van de huidige concurrenten: SP, CU, D66.

Het electorale zwaartepunt van de Nederlandse politiek ligt meestal net rechts van het midden. Electoraal rechtse partijen – CDA, VVD, LPF, PVV, FvD – schommelen gezamenlijk al sinds 1977 rond de 75 zetels – soms wat onder 70 zetels, soms (als in 2002) zo hoog als wel 93. Onder deze schommelingen gaat geen patroon schuil. Electoraal linkse partijen – PvdA, GL, SP, PvdD – schommelen gezamenlijk rond de 55 zetels. Zij piekten in 2006, maar sindsdien zijn ze in gezamenlijkheid flink gedaald. De overige partijen – vooral D66, maar ook 50Plus en CU – vormen een buffer tussen links en rechts of dekken een uniek segment af.

Tussen het linkerblok en het rechterblok vindt bijna geen uitwisseling plaats van kiezers en zetels; alleen in 2002 en 2003 was er plots overloop (vooral van en naar het CDA). De kans dat de nieuwe fusiepartij deze stugge electorale blokken weet te doorbreken is klein, zo tonen ook de peilingen. En daarmee zal de fusiepartij weinig doen aan het structurele probleem van links in Nederland: dat het electorale zwaartepunt net rechts van het midden ligt en niet makkelijk verschuift.

Risico op de middellange termijn

Maar goed, laten we ondanks deze tegenwerpingen meegaan in het idee dat onder gunstige omstandigheden op de korte termijn toch zetelwinst wordt geboekt. Dan blijft de vraag wat er gebeurt als de omstandigheden op de middellange termijn minder gunstig worden? Momenteel concurreren GroenLinks en de PvdA weliswaar met elkaar, maar dienen ze ook als elkaars schokdemper binnen het partijblok. Wanneer een partij in onmin valt door weerzin tegen regeringsdeelname of door een ongelukkig partijleiderschap, hebben kiezers op die partijen nu nog de mogelijkheid om op een verwante partij uit de keuzeset te stemmen. Denk aan de GroenLinks-kiezers die naar de PvdA verschoven tijdens het partijleiderschap van Jolande Sap. Of denk aan de PvdA-kiezers die naar GroenLinks trokken toen de PvdA in 2017 electoraal implodeerde.

Maar als die verwante partijen zijn gefuseerd, zullen ze veel gevoeliger zijn voor zulke fluctuaties dan apart. De pieken van een succesvolle koers of populair leiderschap zullen niet veel hoger zijn, maar de dalen van een impopulaire koers of leider kunnen dieper zijn dan nu het geval is. Omdat de back-up uit het systeem is.

Geen oplossing op de lange termijn

Op lange termijn zal een fusie evenmin helpen: Een fusie zal de nivellering van partijverhoudingen niet doorbreken, net zomin als de fusie van de ARP, CHU en KVP tot het CDA de structurele neergang van de christendemocratie heeft gekeerd. Eerder ontstaat er na een fusie electorale ruimte voor een nieuwe partij, of ruimte voor groei van een bestaande partij. Er ontstaan ideologische kansen in de Nederlandse politieke ruimte. En doordat nieuwe partijen door ons radicaal evenredige kiesstelsel makkelijk toegang blijven krijgen tot het parlement, zullen er altijd uitdagers binnen of buiten het parlement kunnen opstaan om die gaten te vullen. GroenLinks ondervindt nu al flinke concurrentie van de PvdD.

Uiteindelijk zal de kiezer zelf bepalen hoe hij of zij vertegenwoordigd wil worden. Echt grote volkspartijen bestaan niet meer in Nederland. Partijen kunnen op de korte termijn nog pieken, maar hebben het bijzonder moeilijk om die winst vast te houden. Een fusiepartij doet aan die ontwikkeling niet zo veel af.

Grijp de macht?

Een ander argument is dat de fusie belangrijke gevolgen zal hebben voor de macht, de formatie, en uiteindelijk de premier. Laten we dit argument eens afpellen. Zo schrijft Kanne in de Volkskrant: “Als we ervan uitgaan dat noch GroenLinks, noch PvdA, noch SP de grootste wordt bij volgende verkiezingen, en dus buitenspel staat bij de formatie.” Omgekeerd heeft Wansink het over het lokkende beeld “om de grootste partij te worden en daarmee in de kabinetsformatie het initiatief te nemen”.

De lastige positie van de linkse partijen heeft vooral te maken met de structurele minderheid die links in het algemeen heeft in Nederland. Dat betekent dat linkse partijen op korte termijn bijna altijd de afweging moeten maken om ofwel in coalitie te gaan met een of meer centrumrechtse partijen (VVD, CDA) ofwel in de oppositie te blijven. Het is wel zo dat in Nederland een traditie bestaat dat de grootste partij als eerste het voortouw mag nemen bij de formatie. Daar wordt door journalisten en spindoctoren steeds meer relevantie aan opgehangen – elke campagne wordt geframed als een tweestrijd om de macht. Maar dat lijkt me geen bijzonder relevant uitgangspunt voor een fusie. Het voortouw betekent niet de macht. In het verleden is de PvdA meermalen de grootste partij geweest (1971, 1977, 1982), zonder een coalitie te kunnen smeden. Als PVV of FvD de grootste zou worden, is dat eveneens mogelijk. Simpelweg omdat het electorale zwaartepunt niet bij de linkse of radicaal-rechtse partijen ligt.

De gamechanger van Dick Pels en Niesco Dubbelboer, de macht die volgens Wagendorp voor het oprapen ligt: Dat is allemaal onder de aanname dat de grootste partij een bevoorrechte rol heeft en de premier levert. Maar dat is geen onwrikbare logica. Vooralsnog geldt deze alleen voor centrum-rechtse partijen, omdat daar het electorale zwaartepunt ligt.

Het is overigens opmerkelijk en onwenselijk dat (oud-)politici en columnisten zo openlijk de verkiezing van de volksvertegenwoordiging direct koppelen aan de verkiezing van de premier. Het is staatsrechtelijke onzin en zelfs in de Haagse cultuur geen evidentie, maar vooral een mediastrategie. Die koppeling van de Tweede Kamerverkiezingen aan de verkiezing van de premier heeft bovendien het kwalijke effect dat dit de positie van de premier (en daarmee de regering in het algemeen) versterkt. Hoe meer Tweede Kamerverkiezingen worden beschouwd als een strijd om het Torentje, hoe zwakker de positie van de Tweede Kamer, en hoe eerder deze zich laat knechten door de uitvoerende macht via gedetailleerde regeerakkoorden.

Kortom, het recht van de grootste geldt alleen voor partijen die op of nabij het electorale zwaartepunt zitten. Of een fusie effect heeft op de machtsvraag is daarom sterk afhankelijk van de na te streven verschuiving van het electorale zwaartepunt in de Nederlandse politiek. Maar zoals ik hierboven al beargumenteerde, is juist die verschuiving dubieus, zeker op de middellange termijn.

Het probleem van de formatie

Misschien moeten we minder groot denken. Misschien leidt een linkse fusie niet tot een grote verandering van het krachtenveld. Maar dan kan het nog steeds gunstig zijn voor het parlementaire proces. Minder partijen leidt immers tot minder transactiekosten: Minder sprekers in een debat, minder kikkers in de emmer. Jaap Jansen wijst er in zijn bijdrage op: “Een kabinet vormen wordt steeds moeilijker. Er zijn vijf en straks misschien wel zes of zeven partijen nodig voor een meerderheid, terwijl de verschillen vaak niet groot zijn.” Kortom, is het terugbrengen van het aantal partijen niet in zichzelf een goed streven?

Deze logica werkt alleen onder de aanname dat de Nederlandse politiek blijft vasthouden aan de vastgeroeste cultuur waarin het werkt. Nederland gaat op zoek naar vaste meerderheden in beide kamers van ons parlement. Om deze aan elkaar te binden en risico’s uit te sluiten, ketenen regeringspartijen zich vast aan steeds gedetailleerdere regeerakkoorden die eigen initiatief en profileringsdrang smoren. Maar het is niet evident dat deze cultuur noodzakelijk is. Het werken met minderheidscoalities die wisselende meerderheden zoeken werkt prima in een land als Denemarken, en heeft ook prima gewerkt in Nederland tussen 2012 en 2017. Het is mogelijk om een kerncoalitie te zoeken waarbij de onderlinge verschillen klein zijn, die op deelterreinen zoekt naar meerderheden. Dat leidt tot meer openlijk debat en stelt partijen in staat om zich te blijven onderscheiden.

De versnippering verdwijnt niet met een enkele fusie; meerderheden zullen diverser zijn dan nu. De vraag is hoe we politiek met die toenemende noodzaak van diversiteit omgaan. Vooralsnog houden Haagse politici vast aan een steeds diversere samenstelling van de vaste meerderheidscoalitie. Dat leidt ertoe dat op deelterreinen verschillen best groot kunnen zijn. Denk aan D66 tegenover CU op ethisch gebied; CDA en VVD tegenover CU en D66 over het klimaat; VVD tegenover D66 en CU over het kinderpardon. De deelthema’s maken het besturen met vaste meerderheden moeilijk. In plaats van het vergroten van de politieke diversiteit binnen een vaste coalitie, kunnen partijen ook kiezen voor een grotere variatie aan tijdelijke coalities.

Kiezers tegen versnippering?

Jaap Jansen stelt op basis van het onderzoek van Peter Kanne bovendien: “Volgens I&O ergert 78 procent van de kiezers zich aan die versnippering. De kiezers zijn in hun denken dus al verder dan de meeste partijen.”

Dat is maar de vraag. Veel politici hechten evenmin aan de versnippering. Het argument is gebruikt om de ophoging van de kiesdrempel te promoten, of de rechten van afsplitsers te beknotten.

Maar belangrijker nog: Dit raakt aan het inherente spanningsveld van de politiek: We hebben vooral weinig behoefte aan al die ándere partijen. Het is niet de eigen partij die overbodig is. De afkeer van versnippering valt anders moeilijk te rijmen met het stemgedrag bij verkiezingen. De versnippering is simpelweg een redelijk accurate weerspiegeling van dat stemgedrag.

Stembusakkoord boven fusie

En zo komen we weer terug bij het eerste argument. Net zoals de afwijzing van versnippering vooral een afwijzing impliceert van andere partijen, is de steun voor een fusie tot op zekere hoogte steun voor de inlijving van de andere partij.

De abstracte steun voor een fusie tussen GroenLinks en de PvdA kan op de korte termijn worden ondergraven door de keuze voor een concreet programma en een concrete lijsttrekker. Op de middellange termijn ontstaan problemen wanneer de partij zich niet weet te ontworstelen aan de Nederlandse politieke cultuur. Door het radicaal evenredige kiesstelsel is het makkelijk om de ruimte die hierdoor ontstaat opnieuw in te vullen – ofwel door een bestaande rivaal, ofwel door een nieuwe uitdager.

Er is niets tegen nauwe samenwerking binnen blokken van ideologisch soortgelijke partijen. Het stembusakkoord een logisch alternatief voor de fusie. Partijen kunnen al voor de verkiezingen een pre-electorale coalitie sluiten, waarin ze uitspreken dat ze ofwel samen regeren ofwel allebei niet. Mogelijk kunnen ze zelfs onderling de prioriteiten afstemmen tijdens de campagne (wie doet wat?) en tijdens eventuele coalitieonderhandelingen. Zo kunnen de partijen samen optrekken, maar toch hun eigen profiel behouden. En zich niet steevast uiteen laten spelen wanneer regering kan worden gevormd met centrumrechtse partij(en) waarin zij ondergeschikt zijn. Dat geeft de grootste kans gezamenlijk een brede groep kiezers te bereiken. Er zijn verschillende redenen waarom partijen kunnen overwegen te fuseren. In het recente debat lijkt de electorale worst van de macht echter een leidend argument. Maar op die instrumentele reden voor een fusie valt wel wat af te dingen. De electorale voordelen van een fusie boven een stembusakkoord zijn onduidelijk, de risico’s zijn dat niet.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: fusie, Groenlinks, Linkse samenwerking, PvdA

Wat wil de linkse kiezer?

door Matthijs Rooduijn 04/04/2015 6 Reacties

Links loopt leeg. Althans, daar lijkt het op als we kijken naar de verwachte zetelverdeling in de Eerste Kamer na de verkiezingen van vorige maand. PvdA, GroenLinks en SP gaan hoogstwaarschijnlijk terug van gezamenlijk 27 naar nog maar 21 zetels. En als er vandaag Tweede Kamerverkiezingen zouden worden georganiseerd zouden de partijen gezamenlijk nog slechts ongeveer 40 zetels in de wacht slepen. Ter vergelijking: na de laatste verkiezingen hadden de drie partijen samen 57 zetels, en na de verkiezingen in 2010, 2006 en 2003 respectievelijk 55, 65 en 59. Waarom weet het linkse geluid zo weinig enthousiasme te genereren? En wat zou links kunnen doen om het tij te keren? [Read more…] about Wat wil de linkse kiezer?

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Religie, ideologie en ethiek Tagged With: Groenlinks, Inkomensongelijkheid, links, Linkse samenwerking, onderwijs, ongelijkheid, PvdA, SP

De vijver op links: ideologische overeenkomsten en verschillen tussen kiezers van PvdA, GroenLinks en SP

door Matthijs Rooduijn 29/09/2014 11 Reacties

Begin vorige week stond het altijd dankbare discussieonderwerp “samenwerking op links” weer eens op de agenda (zie hier). De PvdA flirtte met de SP omdat de partij een lijstverbinding met de socialisten wel zag zitten. De sociaaldemocraten liepen echter een blauwtje. Tweede Kamerlid Ronald van Raak van de SP liet meteen weten dat hij het een “krankzinnig voorstel” vond aangezien eventuele reststemmen dan bij de coalitie terecht zouden komen. Wel diende zich meteen een andere partner aan; GroenLinks zei een lijstverbinding best te willen overwegen.

Regelmatig wordt er over de voor- en nadelen van samenwerken op links gediscussieerd (zie bijvoorbeeld  hier). Bij dergelijke discussies doemen allerlei vragen op. Hoe ver dient de samenwerking te gaan? Wat zou de koers moeten zijn? Wat gebeurt er met de partijorganisatie(s)? Wie wordt de leider van een eventuele fusiepartij? Zitten de kiezers en partijleden wel op samenwerking te wachten?

Er is vaak echter maar weinig aandacht voor de cruciale vraag of de kiezers van de linkse partijen ideologisch gezien eigenlijk wel bij elkaar passen. In hoeverre verschillen de electoraten van PvdA, SP en GroenLinks van elkaar? [Read more…] about De vijver op links: ideologische overeenkomsten en verschillen tussen kiezers van PvdA, GroenLinks en SP

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Religie, ideologie en ethiek Tagged With: Groenlinks, Linkse samenwerking, PvdA, SP

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Peilingennieuws geeft weinig informatie over onderzoeksaanpak. Hoe kan dat beter?

Brexit en de verdeeldheid van het Britse Old Boys netwerk

Aflevering 60 – De impact en oorsprong van economisch nieuws, met Alyt Damstra

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in