• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

lokale politiek

Lokale democratie niet verbeterd… maar ook niet verslechterd

door Hans Vollaard, Harmen Binnema, Lisanne de Blok, Marcel Boogers, Giedo Jansen 28/02/2022 2 Reacties

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen klinken vrijwel alleen zorgelijke geluiden over lokale democratie. Zo was het nieuws afgelopen najaar dat het vertrouwen in het lokaal bestuur flink gedaald was. Maar was het vroeger zoveel beter gesteld met lokale democratie? Het Lokaal Kiezersonderzoek (LKO) en eerdere enquêtes laten zien dat het de afgelopen veertig jaar het niet zoveel beter of slechter ging met lokale democratie.

Zorgen over de lokale democratie zijn van alle tijden

Al honderd jaar geleden klonken zorgen over de gemeenteraad. Die was overbelast met een groeiend aantal  lokale verantwoordelijkheden en hij was maar beperkt in staat om zijn taken te vervullen. Het college van burgemeester en wethouders gold toen ook al als (te) dominant.[1] Daarna bleef de zorgelijke toon overheersen in commentaar op lokale democratie. In 1994 schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bijvoorbeeld dat er “al decennia lang” gesproken werd over “een crisis in het lokale bestuur”.[2] De vraag zou dus ook kunnen luiden of het vroeger (nog) slechter was dan nu.

Om dat na te gaan maken we gebruik van onderzoeken van NIPO (een voorloper van Kantar), SGBO, BMC, SCP en I&O Research, aangevuld met de Lokale Kiezersonderzoeken van 2016 en 2018. Bij een vergelijking in de tijd moeten we wel rekening houden met verschillende dataverzamelingen: van schriftelijke enquêtes door Nederlanders die via een steekproef zijn geselecteerd tot een panel dat digitaal vragenlijst invult. Ook is de vraagformulering niet altijd helemaal hetzelfde en loopt de timing uiteen: soms is de vragenlijst al voor de verkiezingen uitgezet, soms (ook) erna. Verder kunnen er verschillende wegingsfactoren zijn gebruikt. Daarnaast zijn er voor allerlei aspecten van lokale democratie geen gegevens beschikbaar over de afgelopen veertig jaar. Dat betreft bijvoorbeeld of mensen raadslid zouden willen worden. Gelukkig zal het LKO2022 daar wel naar vragen. De gegevens die wel beschikbaar zijn over de afgelopen veertig jaar geven niettemin een redelijke basis om de vraag te beantwoorden of het vroeger beter was met de lokale democratie. We evalueren de staat van de lokale democratie in de afgelopen veertig jaar door te kijken naar de lokale betrokkenheid van inwoners en naar hun waardering van de lokale democratie.

Politieke betrokkenheid van inwoners

We kijken allereerst in welke mate inwoners actief zijn geweest in het lokale bestuur. Dat geeft een beeld in hoeverre het volk (mee)bestuurt, om zo letterlijk mogelijk bij de definitie van democratie te blijven. De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen was in de afgelopen veertig jaar het hoogst in 1986 met 73%. In 2002 is dat onder de 60% gedoken. Sinds 2010 is de opkomst rondom de 55% gebleven. De opkomst is dus gedaald. Wel is die de afgelopen tien jaar gestabiliseerd tot net iets boven de helft van de kiezers.

Figuur 1: opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen (in %).
Bron: Verkiezingsuitslagen.nl.

Hoe zit het dan met andere vormen van participatie dan verkiezingen? De enquête Culturele Veranderingen in Nederland van het SCP laat zien dat tussen 1982 en 2015 ongeveer 20% van de mensen zeiden dat ze in de twee jaar daarvoor zich wel eens hadden ingezet met anderen voor een kwestie van gemeentelijk belang, voor een bepaalde groep in de gemeente of voor hun buurt. De LKO’s van 2016 en 2018 geven vervolgens aan dat toen een soortgelijk percentage van de mensen in de afgelopen vijf jaar had deelgenomen aan lokale politieke activiteiten zoals een petitie ondertekenen of een inspraakvond bezoeken. In de vraagstelling zit een verschil in gevraagde activiteiten (allerlei vormen van inzet versus politieke activiteiten) en periode (twee vs. vijf jaar), maar er is niet per se een drastische afname te zien op de punt.

Interesse in lokale politiek is een laatste vorm van betrokkenheid, hoe weinig actief ook, waar we kijken of inwoners meer of minder geïnteresseerd zijn in de gemeentelijke democratie. Figuur 2 laat zien wat het aandeel is van mensen die tamelijk tot zeer geïnteresseerd zijn in lokale politiek. Dat is met tegen de 50% in de laatste jaren wat hoger dan in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De uitschieter in 1998 van 61% is wat lastig te plaatsen. Hoe dan ook, de interesse in de lokale politiek is min of meer op hetzelfde niveau gebleven.

Figuur 2: interesse in lokale politiek (% zeer en tamelijk geïnteresseerd).
Bron: NIPO, SGBO, BMC en LKO

Al met al is er dus alleen wat betreft opkomst vast te stellen dat mensen minder actief betrokken zijn bij het lokaal bestuur. Op het eerste gezicht lijkt dat een geruststellend bericht: Het gaat dus blijkbaar niet zoveel slechter dan vroeger. Het punt is echter dat gemeenten er in de afgelopen veertig jaar heel wat verantwoordelijkheden bij hebben gekregen, zoals de jeugdzorg. Dat maakt het logisch te verwachten dat meer mensen betrokken zijn bij lokale politiek. Toch is dat niet het geval. Opvallend is ook dat de ervaren invloed van gemeentelijke beslissingen op het dagelijks leven ook niet sterk is toegenomen, ook niet na de decentralisaties in het sociaal domein in 2015 (zie figuur 3). Dat kan komen omdat maar een beperkt deel van de inwoners direct te maken krijgt met gedecentraliseerde verantwoordelijkheden zoals jeugdzorg of maatschappelijke ondersteuning. Het kan ook zijn dat mensen simpelweg niet het centrum jeugd en gezin of de GGD herkennen als een instelling die door gemeenten worden aangestuurd.

Figuur 3: mate van invloed van gemeentelijke beslissingen op dagelijks leven.
Bron: NIPO, SGBO, BMC en LKO

Op een andere manier zien we overigens wel duidelijke aanwijzingen dat kiezers zich meer laten beïnvloeden door overwegingen van gemeentelijke politiek bij hun partijkeuze (figuur 4). Bij zo’n vier op de vijf kiezers spelen nu lokale overwegingen mee. Dat is fors meer dan in de jaren tachtig, toen pak en beet de helft van de kiezers zich door overwegingen over gemeentelijke politiek lieten leiden. Bovendien is de groep kiezers geslonken van 56% naar 14% die zich alleen door landelijke politiek laten leiden. Dat is dus positief nieuws over lokale democratie. Mensen laten zich meer leiden door wat er in hun gemeente speelt.

Figuur 4:  landelijke en lokale overwegingen bij partijkeuze (in %)
Bron: NIPO, SGBO, BMC en I&O

Al met al is de betrokkenheid van inwoners bij gemeentepolitiek niet zozeer verslechterd of verbeterd. Na een aanvankelijke daling is de opkomst gestabiliseerd, andere vormen van betrokkenheid laten een min of meer stabiel beeld zien, terwijl lokale overwegingen aan gewicht winnen in de stemkeuze bij gemeenteraadsverkiezingen.

Waardering lokaal bestuur

Op lokaal niveau is het contact tussen inwoners en hun bestuurders het meest intensief. De gemeente wordt daarom vaak gezien als ‘eerste overheid’ en als ‘basiscel van de democratie’. Wat is de praktijk? Hoe zit het met het oordeel van inwoners over het gemeentelijk bestuur: Vinden ze dat ze daar invloed op kunnen uitoefenen? En waarderen ze het gemeentelijk bestuur?

We kijken daarbij eerst wat inwoners vinden van de responsiviteit van gemeenteraadsleden aan de hand van de stelling: “gemeenteraadsleden bekommeren zich niet zoveel om de mening van mensen zoals ik” . Ook al is de vraag in 2018 wat veranderd, er is geen duidelijke toename van politiek cynisme op dit punt te zien in de afgelopen veertig jaar (figuur 5). Vooral in de eerste jaren van deze eeuw vonden meer inwoners dat gemeenteraadsleden minder responsief waren. Dat is in ieder geval tot in 2018 weer gedaald.

*vraag in 2018: gemeenteraadsleden geven niets om de mening van mensen zoals ik
**2018: eens noch oneens
Figuur 5:  percentage (on)eens met stelling: gemeenteraadsleden bekommeren zich niet zoveel om de mening van mensen zoals ik’.
Bron: NIPO, SGBO, BMC en LKO

Als het om politiek zelfvertrouwen gaat van inwoners, kijken we allereerst naar het aandeel inwoners dat vindt dat mensen zoals zij geen enkele invloed hebben op gemeentepolitiek (zie figuur 6). Ook daar zien we dat dat met name in het eerste tien jaar van deze eeuw veel mensen (bijna een op de drie) die mening deelde. In 2014 was dat echter weer gezakt naar het niveau van de jaren negentig. In het Lokaal Kiezersonderzoek van 2016 en 2018 is politiek zelfvertrouwen op een andere manier gepeild. Daar was de vraag of mensen het eens of oneens waren met de stelling of zij goed in staat zijn om actief een rol te vervullen in de lokale politiek. Dat is dus een wat veeleisender vraag. Politiek actief kunnen zijn is immers meer dan “geen enkele invloed” hebben. In 2016 vindt 17% van de inwoners zich in staat om een actieve rol te vervullen; in 2018 is dat gezakt tot 13%. Het aandeel dat het oneens met de stelling is daarbij gestegen van 42% (2016) tot 50% (2018). Dat is bij een veeleisendere vraag echter niet tot nauwelijks hoger dan het aandeel dat in de jaren negentig vond dat ze geen enkele invloed hadden. Op dit punt zijn er in ieder geval geen grote verschillen met veertig jaar geleden vast te stellen.

Figuur 6:  percentage (on)eens met stelling: mensen zoals ik hebben geen enkele invloed op de gemeentepolitiek.
Bron: NIPO, SGBO en BMC

Hoe zit het dan met de waardering voor het gemeentebestuur in de afgelopen veertig jaar? Op dat punt is er een daling te zien vanaf de jaren tachtig in het aandeel inwoners dat (zeer) tevreden was met het gemeentebestuur tot in 2014. Het percentage inwoners dat (zeer) ontevreden is, blijft tot en met 2014 onder de 20%, met uitzondering van 1998. Dat beeld van redelijke tevredenheid spoort met de Burgerperspectieven van het SCP, waaruit blijkt dat sinds 2008 70% of meer van de inwoners een 6 of hoger geven op een schaal van 1-10 als ze worden gevraagd naar hun tevredenheid met het gemeentebestuur. Alleen in de periode van 2012 tot 2014 en afgelopen jaar (2021) duikt dat onder de 70%. Dan valt echter ook de waardering voor nationale politiek terug, terwijl de waardering voor het gemeentebestuur hoger was dan voor nationale politiek, zoals dat daarvoor ook het geval was. Kortom, is er dus al lange tijd een fors aandeel van de inwoners matig tot zeer tevreden met het gemeentebestuur. Dat is in het licht van de grotere verantwoordelijkheden die gemeentebesturen hebben gekregen, een positief teken.

Figuur 7:  mate van tevredenheid met het gemeentebestuur (in %).  
Bron: NIPO, SGBO en BMC

Conclusie: het gaat niet per se beter en niet slechter met lokale democratie

Er kan natuurlijk van alles veranderd zijn tussen 2018 en 2022, maar de gegevens die er over de afgelopen veertig jaar beschikbaar zijn, laten zien dat het niet per se beter of slechter gaat met lokale democratie. Inwoners participeren weliswaar minder in verkiezingen, maar ze zijn niet negatiever over lokale democratie zijn gaan denken. Het maakt des te nieuwsgieriger wat het Lokaal Kiezersonderzoek van 2022 laat zien. Zou in de nasleep van het gedaalde vertrouwen in de landelijke politiek inwoners het minder op hebben met hun gemeentebestuur en lokale democratie?

Naar goed gebruik zullen waarschijnlijk in de publieke opinie de zorgelijke berichten over burgers en hun lokale overheid wel de boventoon blijven voeren. Op zich is dat te waarderen. Mensen willen beter. Niettemin kunnen die zorgelijke berichten niet zo maar gepaard gaan met de boodschap dat het vroeger beter was. Want dat is lang niet altijd zo.

Hans Vollaard, Harmen Binnema, Lisanne Blok, Marcel Boogers en Giedo Jansen zijn het Onderzoeksteam achter het Lokaal Kiezersonderzoek 2022

Afbeelding: Bron


[1] Peter Castenmiller en Klaartje Peters (2018), Wel aan het hoofd, niet de baas: De verhouding tussen raad en college in de praktijk. In H. Vollaard et al (red.), De gemeenteraad: Ontstaan en ontwikkeling van de lokale democratie. Boom: Amsterdam. 207-233.

[2] Vic Veldheer e.a. (1994). Het lokale profiel: de identiteit van gemeenten en de rol van de burger. Rijswijk: SCP.

Filed Under: Democratie, Lokale politiek Tagged With: kiezersonderzoek, lokaal bestuur, lokale democratie, lokale politiek

Wat inwoners van hun gemeenteraadsleden willen: meer democratische procesbewaking!

door Hans Vollaard, Bas Denters, Hester van de Bovenkamp 10/11/2021 0 Reacties

Wat verwachten inwoners van raadsleden die hen in de gemeenteraad moeten vertegenwoordigen? Dit is het moment voor politieke partijen om daar bij de samenstelling van hun kandidatenlijsten voor de raadsverkiezingen in maart 2022 over na te denken. De tevredenheid van inwoners over de manier waarop raadsleden hun vertegenwoordigende rol vervullen is niet bijzonder hoog, zo bleek uit het Lokaal Kiezersonderzoek (LKO). Voor partijen in gemeenten is het van belang om te weten wat inwoners verwachten van hun raadsleden. Om zo aan kiezers én vertrouwen te winnen.

Het LKO biedt daarbij aanknopingspunten. Dat onderzoek laat zien dat het voor de tevredenheid van inwoners over hun vertegenwoordigers in de raad niet bijster belangrijk is of raadsleden een getrouwe afspiegeling van de bevolking vormen of dat zij staan voor hun partijprogramma. Wel waarderen ze raadsleden die zich inzetten voor het algemeen belang en voor een goed functionerende lokale democratie, zo bleek ook uit een nadere analyse. Partijen zouden er – zo betogen we in deze bijdrage – goed aan doen bij de kandidaatstelling meer kandidaten te selecteren die zich inzetten voor een beter functioneren van de lokale democratie, waarin het bestuur (alle) inwoners serieus neemt.

Beperkte waardering raadsleden

Inwoners geven raadsleden gemiddeld een 5,4 op een schaal van 0 (heel erg ontevreden) tot 10 (heel erg tevreden) voor hun vertegenwoordigende rol. Zoals in figuur 1 te zien is, komt bijna 36% uit op een middenscore van 5 (tevreden, noch ontevreden) en is 45% van de inwoners  tevreden. Ondanks alle gemopper over de kwaliteit van de lokale democratie, valt dat misschien mee,  maar uiteraard is er gezien deze cijfers ook veel ruimte voor verbetering.

Daarom is het van belang om de overwegingen in kaart te brengen die van invloed zijn op het oordeel van inwoners over raadsleden. In het LKO is om die reden uitgebreid nagegaan welke aspecten van het vertegenwoordigende werk van raadsleden een rol spelen in deze beoordeling. Relatief veel inwoners bleven het antwoord op de hierover gestelde vragen schuldig. Dat duidt op een tamelijk beperkt inzicht in het functioneren van de gemeenteraad. Niettemin gaf op elk van de aspecten een meerderheid wel een oordeel. Een analyse van die oordelen geeft een duidelijk beeld over wat inwoners van raadsleden verwachten. 

Wat verwachten inwoners van raadsleden?

Voor welhaast elke vacature in ons land wordt een duizendpoot gevraagd. Dat geldt ook voor het raadslidmaatschap. In de politicologische literatuur treffen we tenminste vier opvattingen over wat men mag verwachten van een goede volksvertegenwoordiger. Maar welke eisen vinden inwoners vooral van belang als zij raadsleden beoordelen?

 Moeten raadsleden een dwarsdoorsnede zijn van de bevolking? 

Raadsleden zijn vaker ouder, man, wit en hoger opgeleid dan de gemiddelde kiezer. En dat geldt voor menigeen als probleem. Inwoners die niet man, wit, hoger opgeleid en oud zijn, zouden zich daardoor minder met ons openbaar bestuur verbonden voelen. Bovendien zouden raadsleden zich minder goed kunnen inleven in inwoners die anders zijn dan zij, waardoor ze ook minder goed voor jongeren, vrouwen, lager opgeleiden en mensen met een migratieachtergrond zouden kunnen opkomen.

Maar hoe beoordeelt de bevolking de beperkte representativiteit van raadsleden? Uit het LKO blijkt opmerkelijk genoeg dat inwoners – voor zover zij een oordeel geven over dit aspect van vertegenwoordiging – in meerderheid nog best tevreden zijn over de samenstelling van de raad naar herkomst, opleiding, leeftijd, geslacht of sociaaleconomische status. De gemiddelde score (met 5,16; zie ook figuur 2) is ten opzichte van andere onderdelen relatief laag, maar op dit onderdeel is geen sprake van overwegende ontevredenheid. Wel zijn vrouwen wat betreft afspiegeling naar geslacht meer ontevreden dan mannen. Maar in weerwil van alle discussies over diplomademocratie waarin hoger opgeleiden de politiek domineren, is de ontevredenheid over de oververtegenwoordiging van hoogopgeleiden opvallend laag. Lager opgeleiden zijn op dit punt ook niet meer ontevreden dan anderen. Verder zijn jongeren niet meer ontevreden over afspiegeling naar leeftijd dan ouderen. Kortom, de beperkte representativiteit lijkt voor veel kiezers niet zo’n groot probleem. Dit blijkt eens te meer uit het feit dat het oordeel over de representativiteit door raadsleden nauwelijks van invloed is op het algemene oordeel over raadsleden (zie figuur 2).

Moeten raadsleden staan voor het programma en de kiezers van hun partij?    

De lokale democratie wordt veelal getypeerd als een partijendemocratie. In de politicologische theorie staat of valt een partijendemocratie met vertegenwoordigers die (a) in het politieke debat duidelijk herkenbare partijstandpunten innemen en (b) zich inzetten voor hun kiezers en voor de realisatie van het partijprogramma. Daarom hebben we inwoners gevraagd hoe tevreden zij zijn over hun raadsleden als partijvertegenwoordiger.Meer nog dan over de representativiteit zijn inwoners – weer voor zover zij hierover een oordeel hebben – in meerderheid tevreden over deze vorm van representatie. Dit komt ook tot uitdrukking in een relatief hoge gemiddelde score (gemiddelde: 5,28; zie figuur 2) op dit onderdeel. Het oordeel over raadsleden als partijvertegenwoordiger is echter net als bij hun oordeel over de afspiegeling, maar beperkt van invloed op de algemene tevredenheid met het raadslid als volksvertegenwoordiger (zie ook: figuur 2). Dat is opmerkelijk. Bij de rekrutering van kandidaat-raadsleden wordt door selectiecommissies doorgaans veel belang gehecht aan de politieke loyaliteit van kandidaten, zo bleek uit een eerdere studie. Voor een positief oordeel van inwoners over de vertegenwoordigende rol van raadsleden zijn partijpolitieke aspecten echter hoogstens beperkt van belang.  

Figuur 2: Doorwerking van onderdelen tevredenheid op algehele tevredenheid over raad als volksvertegenwoordiging
(De coëfficiënten zijn statistisch significante gestandaardiseerde regressiecoëfficiënten)

Vertrouwen in een oud recept?   

Welke factoren zijn voor de inwoners dan wel van belang?  Dat betreft allereerst een aantal kenmerken die al in de negentiende eeuw door de conservatieve filosoof Edmund Burke als essentieel werden aangemerkt. In Burkes visie dient een volksvertegenwoordiger op te treden als vertrouwenspersoon van de lokale gemeenschap die ongebonden het algemeen belang ervan behartigt. Daarbij weet de volksvertegenwoordiger niet alleen goed wat er leeft in de bevolking (a), maar is deze ook deskundig (b) en heeft die oog voor de lange termijn (c). In gezamenlijk overleg komen de vertegenwoordigers tot beslissingen die in het belang zijn van de gemeenschap (d). Voor hedendaagse burgers wegen deze vier door Burke benoemde eigenschappen zwaar als zijn hun lokale volksvertegenwoordigers beoordelen (zie figuur 2; zie coëfficiënten bij de pijlen).  Gezien het grote gewicht loont het stellig de moeite om hiermee in de selectie van raadsleden rekening te houden.

Maar of verbeteringen in dit opzicht veel effect zullen hebben is de vraag. In de eerste plaats blijkt uit het LKO dat juist in dit opzicht raadsleden het  in de ogen van inwoners al redelijk goed doen. Dit blijkt uit de relatief hoge gemiddelde score op dit onderdeel (gemiddelde: 5,32). In de tweede plaats blijkt uit ander onderzoek dat politieke partijen bij de werving van raadsleden al veel aandacht schenken aan de bekendheid van raadsleden met plaatselijke omstandigheden en aan hun deskundigheid en ervaring. Ook in dat opzicht zijn de mogelijkheden tot verbetering dus beperkt.

Het belang van vernieuwing van de representatieve democratie

Rond de millenniumwisseling is zeker op lokaal niveau de democratie geëvolueerd naar een hybride systeem dat de gangbare representatieve democratie combineert met een keur aan directe invloedkanalen voor inwoners en hun organisaties. In deze context is de behartiging van lokale publieke belangen ook meer dan voorheen een gedeelde verantwoordelijkheid geworden van overheden, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Deze ontwikkelingen vragen om een herbezinning op de rol van raadsleden. Omdat inwoners meer mogelijkheden hebben om hun eigen zegje te doen, wordt de rol van het raadslid als spreekbuis van inwoners minder vanzelfsprekend.  Daarnaast vragen de nieuwe bestuurlijke verhoudingen om deels andere mechanismen van democratische controle en verantwoording.

Naast het optreden als spreekbuis van een eigen achterban (als vertrouwenspersoon of als partijvertegenwoordiger), past moderne raadsleden hier ook een rol als democratische procesbewaker. In die rol zet het raadslid zich in voor de democratische kwaliteit van de besluitvorming, door te borgen dat besluiten aansluiten bij verlangens en behoeften van (alle) inwoners. Dit impliceert dat in de besluitvorming niet alleen overheden en gevestigde belangengroepen zich laten horen. Dat betekent ook dat ervoor wordt gewaakt dat via de nieuwe participatiekanalen niet alleen de stem van de ‘usual suspects’ (ouder, man, wit en hoger opgeleid) worden gehoord.  

Uit het LKO blijkt dat door inwoners het raadslid niet alleen wordt afgerekend op zijn rol als vertrouwenspersoon (à la Burke) maar ook op de democratische procesbewaking (zie figuur 2; zie de coëfficiënten bij de pijlen). Uit het LKO blijkt verder ook dat er naar het oordeel van inwoners, bij die democratische procesbewaking, meer dan bij het optreden als vertrouwenspersoon, ruimte is voor verbetering (de gemiddelde score van 5,19 op dit onderdeel is relatief laag).  

Bovendien blijkt uit nadere analyses dat die ruimte voor verbetering vooral groot is onder de lager opgeleiden. Anders dan bij de beoordeling van raadsleden als vertrouwenspersoon, zien we dat de  ontevredenheid over de democratische proceskwaliteit met name groot is onder lager opgeleiden. Dat wijst erop dat in onze diploma-democratie, lager opgeleiden zich minder of niet gehoord voelen. Lager opgeleiden hebben er – zo zagen we eerder al – net als hoger opgeleiden geen probleem mee dat hun vertegenwoordigers overwegend hoger opgeleid zijn. Dat wijst erop dat oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden geen probleem hoeft te zijn, zolang de lager opgeleiden maar het gevoel hebben dat ze door hun vertegenwoordigers serieus genomen worden.   

Dus: meer aandacht voor democratische procesbewaking

Tegen deze achtergrond zouden partijen en kandidaten meer oog moeten hebben voor het belang van de rol van democratische procesbewakers. Enerzijds vragen (veel) inwoners om mogelijkheden om – op onderwerpen die zij zelf belangrijk achten – rechtstreeks een eigen stem te laten horen die vervolgens ook daadwerkelijk gehoord wordt. Daarbij past een raadslid dat zijn eigen meningen en partijstandpunten kan en wil relativeren en zorgt dat de stem van inwoners in het lokaal bestuur serieus wordt genomen. Anderzijds, past hierbij ook een raadslid dat waakt voor de risico’s van een diplomademocratie en zoekt naar mogelijkheden om ook mensen die nu terecht of onterecht het gevoel hebben ongehoord te blijven  een stem te geven. Dat kan direct door het ontwikkelen van kanalen die meer uitnodigend en toegankelijk zijn,  en door hen te helpen bij het overwinnen van drempels om hun zegje te doen. Dat kan ook indirect door als raadslid zelf in gesprek te gaan met deze mensen en  met informele vertegenwoordigers die opkomen voor deze inwoners om vanuit dat perspectief een bijdrage te leveren aan het publieke debat.

Filed Under: Lokale politiek Tagged With: gemeenteraad, lokale politiek

Zetelverlies na meebesturen verschilt sterk per partij

door Maarten Allers, Joes de Natris, Harm Rienks 14/04/2021 3 Reacties

Verkiezingen winnen is een ding, in het kabinet komen iets heel anders. Zelfs partijen die daar vroeger niet zo happig op waren (SP, PvdD) zeggen nu ministers te willen leveren. Electoraal kan dat echter nadelig uitpakken. Partijen die besturen verliezen gemiddeld stemmen. Waarom is echter niet helemaal duidelijk. Nieuw onderzoek naar Nederlandse gemeenteraadsverkiezingen levert wel interessante aanwijzingen op. Traditionele bestuurspartijen als PvdA, CDA en VVD blijken weinig te verliezen na collegedeelname, de SP wordt hard geraakt en CU en SGP winnen juist zetels. Hoe minder partijen er in het college zitten, hoe groter het verlies. Maar sinds 1990 is het bestuurseffect niet sterker geworden.

Gemiddeld: 5% zetelverlies

Wij onderzochten het verkiezingssucces van partijen in alle gemeenten in de acht reguliere gemeenteraadsverkiezingen in de periode 1990 – 2018. Het betreft dus geen steekproef- maar populatieonderzoek. Ook betreft het feitelijk kiezersgedrag, geen door kiezers zelf gerapporteerd gedrag zoals bij enquêtegegevens. Het onderzoek werd bekostigd door het ministerie van BZK en is hier te vinden.

Gemiddeld kost collegedeelname een partij 5,0 procent van zijn aandeel in het totaal aan raadszetels. Partijen die voorafgaand aan de verkiezingen een of meer wethouders leveren verliezen gemiddeld dus 5 procent van hun raadszetels vergeleken met oppositiepartijen. Dit is in lijn met eerder onderzoek. De vraag is nu hoe we dit kunnen verklaren. De literatuur bevat verschillende theorieën over het effect van (mee)besturen op het aantal stemmen dat een partij krijgt. De vraag is in hoeverre die voor Nederland opgaan.

Principes

Het ligt voor de hand om te verwachten dat de electorale kosten van collegedeelname voor beginselpartijen als GL, CU en SGP groter zijn dan voor brede bestuurspartijen als CDA, PvdA en VVD. Ook zonder per partij precies aan te geven of we deze als beginselpartij beschouwen of niet, blijkt uit figuur 1 dat dit niet klopt. D66, GL, lokale partijen en vooral de SP verliezen raadszetels na collegedeelname, maar CU en SGP winnen dan juist. Bij de drie grote landelijke partijen is het bestuurseffect klein of zelfs afwezig.


Figuur 1. Bestuurseffect uitgesplitst naar partij

Leeswijzer figuur 1: De blauwe bolletjes geven het voorspelde effect aan van collegedeelname. De omvang van het effect is af te lezen op de linker verticale as. Alle andere variabelen worden hierbij constant gehouden. Er wordt dus gecorrigeerd voor het feit dat partijen verschillende kenmerken hebben. De verticale lijnen door de bolletjes geven het 95-procents betrouwbaarheidsinterval aan van de voorspelde effecten. De grijze staven laten zien hoeveel waarnemingen we hebben voor de categorieën op de horizontale as. Dit aantal is af te lezen op de rechter verticale as.

Groot versus klein

Partijen die meeregeren moeten compromissen sluiten die onder hun kiezers tot teleurstelling kunnen leiden. We verwachten daarom dat besturen minder stemmen kost naarmate een collegepartij meer zetels heeft. Immers, een partij die prominenter binnen een coalitie aanwezig is kan een groter stempel drukken op het beleid, en zou daardoor minder kiezers teleur hoeven stellen.

Figuur 2 laat echter iets anders zien. Voor partijen met weinig raadszetels (tot 10 procent van het totaal) is het bestuurseffect negatief. Collegepartijen die tussen de 10 en de 18 procent van de raadszetels hebben zien gemiddeld geen significant bestuurseffect. Partijen met meer dan 18 procent van de raadszetels verliezen na collegedeelname wel weer significant. Er is dus geen lineair verband met de omvang van een partij, eerder een omgekeerde u-curve.


Figuur 2 Bestuurseffect uitgesplitst naar grootte van partijen

Niemand verantwoordelijk?

Hoe meer verschillende partijen aan het college deelnemen, hoe moeilijker het is om een specifieke partij te straffen voor tegenvallende resultaten en hoe minder alternatieve partijen er zijn om op te stemmen. Daarom verwachten we een kleiner negatief bestuurseffect. En dat klopt ook (Figuur 3). Collegedeelname wordt bestraft bij colleges van drie of minder partijen, maar niet bij colleges waaraan meer dan drie partijen deelnemen. Bij 5 collegepartijen is het bestuurseffect zelfs significant positief, maar dit komt erg weinig voor, zoals het korte grijze staafje laat zien.


Figuur 3 Bestuurseffect uitgesplitst naar aantal partijen in college

Onverwachte uitkomsten

Onze andere hypotheses bleken niet te kloppen. Zo dachten we dat kiezers van partijen die al een of meer termijnen meebesturen beter zouden weten wat ze kunnen verwachten, en dat collegepartijen daarom al na de eerste bestuurstermijn niet of nauwelijks nog zetels zouden verliezen. Maar pas na vier of meer termijnen is het bestuurseffect duidelijk kleiner –  en dan wijkt het ook niet langer significant van nul af.

Verder hoor je vaak dat kiezers tegenwoordig kritischer zijn dan “vroeger”. Maar het bestuurseffect blijkt sinds 1990 niet te zijn toegenomen – er is geen opwaartse of neerwaartse trend.

Tot slot blijkt het voor het (lokale) bestuurseffect niet uit te maken of een partij landelijk meeregeert. Dit betekent niet dat kabinetsdeelname geen invloed heeft op de lokale verkiezingsuitkomst. Integendeel, kabinetsdeelname van een partij leidt ook in ons onderzoek tot lokaal zetelverlies, in lijn met eerder onderzoek. Maar hierbij maakt het niet uit of een partij lokaal in de oppositie of in het college zit.

Het lokale telt dus wel degelijk

Collegepartijen verliezen bij gemeenteraadsverkiezingen gemiddeld 5 procent van hun zetels, maar dit verschilt enorm tussen subgroepen. Voor sommige partijen is er geen effect, of is dat effect zelfs positief. Opvallend is dat veel verwachtingen die uit de theorie zijn afgeleid niet uit blijken te komen. Alleen de hypothese dat colleges met minder partijen meer verliezen wordt door de uitkomsten ondersteund.

Wat de uitkomst van dit onderzoek in elk geval laat zien is dat lokale omstandigheden invloed hebben op hoe mensen stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen. Vaak wordt gesteld dat kiezers zich bij gemeenteraadsverkiezingen door landelijke politieke overwegingen laten leiden. Wij vinden daar ook aanwijzingen voor: partijen die landelijk meeregeren verliezen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Maar naast de landelijke politiek spelen dus wel degelijk plaatselijke factoren een rol.

Dit is een goed teken, want verkiezingen zijn, onder andere, een moment waarop bestuurders verantwoording af moeten leggen aan het electoraat. Dat grote partijen ook worden gestraft, zou goed kunnen zijn omdat het heel duidelijk is dat zij verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid. Hetzelfde geldt voor het feit dat besturen met slechts een klein aantal partijen het voor de kiezer makkelijker maakt om bestuurders verantwoordelijk te houden voor hun beleid. Kleine partijen, die vermoedelijk te veel compromissen moesten sluiten door hun collegedeelname, verliezen ook zetels. In veel gevallen lukt het kiezers dus om hun lokale politici ter verantwoording te roepen.

Daarentegen zien we ook dat grote versplintering het lastiger maakt om een verantwoordelijke aan te wijzen. Te veel versplintering is vanuit dit oogpunt dus problematisch.

Verwachtingen managen en huid duur verkopen

Voor politieke partijen is ook een les uit dit onderzoek te trekken. Het managen van verwachtingen omtrent collegedeelname en goed luisteren naar of de achterban compromissen of ideologische puurheid wil, is van groot belang voor de baanzekerheid van politici. Deze strijd speelt zich nu ook op nationaal niveau af binnen de SP, blijkt uit een recente uitzending van Nieuwsuur. Als onze resultaten representatief zijn voor de landelijke politiek, lijkt het duidelijk dat meeregeren de SP geen electorale voordelen zal opleveren. Het is dus van groot belang voor Lilian Marijnissen, en lokale politici die in hetzelfde schuitje zitten, dat zij de verwachtingen van tevoren goed managen en in de onderhandelingen hun huid duur verkopen.

Voor de liefhebber: de onderzoeksmethode

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is de gemiddelde invloed geschat van collegedeelname op de uitkomsten van gemeenteraadsverkiezingen. Panelanalyse maakt het mogelijk om de invloed van allerlei andere factoren op verkiezingsuitkomsten weg te filteren. De te verklaren variabele is de relatieve verandering van het aandeel van de raadszetels van partij X in gemeente Y tussen twee opeenvolgende gemeenteraadsverkiezingen. De belangrijkste verklarende variabele is een dummy die bij collegedeelname de waarde 1 krijgt, en anders de waarde 0.

Eenheden van observatie zijn 12.589 partij-gemeentecombinaties, zoals VVD-Arnhem, voor zover die hebben deelgenomen aan ten minste twee opeenvolgende reguliere gemeenteraadsverkiezingen in 1990 – 2018. In deze periode zijn acht reguliere gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Verkiezingen die op afwijkende data zijn gehouden (bijvoorbeeld door herindeling) worden buiten beschouwing gelaten. Alle landelijke politieke partijen zijn in het onderzoek meegenomen. Lokale partijen zijn om praktische redenen alleen meegenomen als slechts één lokale partij aan de verkiezing in een gemeente deelnam. Gegevens over wethouderszetels zijn afkomstig uit de jaarlijkse VNG Gids Gemeentebesturen; gegevens over raadszetels zowel van NLverkiezingen.com als uit de VNG Gids Gemeentebesturen.

Andere variabelen die we gebruiken zijn: het zetelaandeel van de partij in de gemeenteraad verworven bij de voorafgaande verkiezingen; een dummy voor kabinetsdeelname voorafgaand aan de verkiezingen; het aantal collegepartijen voorafgaand aan de verkiezingen en dummies voor verkiezingsjaren. Deze variabelen worden niet alleen afzonderlijk maar ook in alle mogelijke onderlinge interacties meegenomen. Tot slot gebruiken we in de regressies vaste effecten op gemeenteniveau.

Door het gebruik van interacties is een regressietabel (hier te vinden, net als de volledige onderzoeksverantwoording) niet erg informatief over de uitkomsten. Deze presenteren we daarom in de vorm van marginale effecten. Het marginale effect van collegedeelname op de verandering in het aandeel in de raadszetels is de voorspelde verandering in dat aandeel die optreedt als de waarde van de variabele “zit in college” verandert van 0 (zit niet in college) naar 1 (zit wel in college). Of, anders gezegd: de voorspelde verandering in het zetelaandeel bij collegedeelname min de voorspelde verandering bij geen collegedeelname. Alle andere variabelen worden daarbij constant gehouden.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: bestuurseffect, coalitie, gemeenteraad, lokale politiek, zetelverlies

Winnaars, verliezers en voorspellingen van de uitkomst van de Haagse collegeonderhandelingen

door David Rietveld, Frans Stokman, Jelmer Draaijer 19/04/2018 0 Reacties

Net als bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen laten de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018 een grote spreiding van het electoraat over de landelijke partijen zien. Vanwege de aanzienlijke winsten van lokale partijen pakte deze spreiding bij de gemeenteraadsverkiezingen voor de landelijke partijen nog dramatischer uit dan voor de Tweede Kamerverkiezingen.

Deze trend zien we ook in Den Haag, waar de Groep de Mos zoveel winst heeft behaald dat de andere partijen zonder deze partij alleen met z’n vijven een meerderheid in de raad kunnen behalen.

Op basis van de verkiezingsuitslag zijn er veel coalities mogelijk die op een meerderheid in de Haagse gemeenteraad kunnen rekenen. Voor dit onderzoek hebben we de volgende selectie gemaakt:

  • De grote vier: Groep de Mos, VVD, D66 en GroenLinks
  • Een centrumrechtse combinatie van Groep de Mos, VVD, D66 en CDA
  • Een centrumcoalitie VVD, D66, GroenLinks, PvdA, CDA
  • Een centrumlinkse coalitie VVD, D66, GroenLinks, PvdA, HSP
  • Een coalitie zonder D66: Groep de Mos, VVD, GroenLinks en PvdA
  • Een ‘links-lokale’ coalitie van Groep de Mos, D66, GroenLinks, PvdA en HSP

Hieronder geven wij eerst een overzicht van de verwachte uitkomsten van de zes meest aannemelijke coalities op elf hoofdpunten van beleid, waaronder die van de grote vier die nu onder leiding van Edith Schippers aan het onderhandelen zijn: Groep de Mos, VVD, D66 en GroenLinks. Na het overzicht voor alle zes coalities gaan wij dieper in op welke hoofdpunten naar onze verwachting in de grote coalitie controversieel blijven en welke niet.

Vooruitlopend op de resultaten is het in ieder geval duidelijk dat de coalitie waarover op dit moment onderhandeld wordt vanuit puur inhoudelijk oogpunt alleen voor D66 de voorkeurscoalitie is. Voor alle andere partijen zijn alternatieve coalities denkbaar waarmee zij hun partijprogramma beter zouden kunnen realiseren.

Verwachte uitkomsten van zes coalities

De gegevens voor onze voorspellingen zijn verzameld door de eerste auteur in een ruimere groep van experts. Daarbij is een methode gehanteerd die al jarenlang met veel succes in nationaal en internationaal onderzoek is gebruikt door de tweede auteur en zijn onderzoeksgroep (zie www.stokman.org voor meer details). De analyses zijn gedaan met het door de derde auteur ontwikkelde Python-programma Decide, dat deze zomer beschikbaar wordt gemaakt voor algemeen gebruik.

In hun partijprogramma’s en in de verkiezingscampagne nemen partijen bepaalde posities (beleidsvoornemens) in op talloze beleidsdossiers. Per beleidsterrein worden deze weergegeven als punten op een schaal van 0 tot 100. Voor partijen zijn uitkomsten op sommige beleidspunten belangrijker dan op andere. Ook dit geven wij weer op een schaal van 0 (geheel onbelangrijk) tot 100 (uiterst belangrijk). Deze scores zijn opgenomen in bijlage 1. Tenslotte gaan wij ervan uit dat grote partijen meer kunnen binnenhalen dan kleinere partijen, simpelweg omdat zij een groter gewicht in de onderhandelingen hebben en dus een grotere invloed kunnen uitoefenen op de uitkomst. Deze gewichten zijn gebaseerd op het aantal zetels dat de partij in de raad heeft.

Op basis van de posities en prioriteiten van de onderhandelende partijen voorspelt ons model bijvoorbeeld dat een college met GdM/VVD/D66/GL geen wijziging zal aanbrengen in het sociale huurstelsel terwijl een coalitie van GdM/VVD/D66/CDA zal pleiten voor minder sociale huur op dure ontwikkellocaties. In het overzicht hieronder staan de verwachte uitkomsten van de onderhandelingen voor de zes bovengenoemde coalities op allerlei lokale beleidsterreinen.

  GdM/VVD/D66/GL GdM/VVD/D66/CDA GdM, VVD, GL, PvdA
Armoedebeleid Intensiveren Fonds Ouderen en Chronisch zieken en schuldhulp Meer preventie en maatwerk Intensiveren kindpakketten en schuldhulp, ruimere ooievaarsregeling
Afvalbeleid Circulair als uitganspunt Bron- en nascheiding intensiveren Circulair als uitgangspunt
Autoluwe binnenstad Onderzoek naar uitbreiding Geen uitbreiding Geen uitbreiding
Bed, bad, brood Aansluiten bij landelijk beleid; strikte handhaving Aansluiten bij landelijk beleid; strikte handhaving Aansluiten bij landelijk beleid
Milieuzone Uitbreiding in type voertuigen Geen wijziging Alleen verbod tweetaktmotoren
Investeringen in OV Incidenteel €15-20 mln Fonds €50 mln Incidenteel €15-20 mln
Parkeerbeleid Alleen vergunningparkeren bij draagvlak Alleen vergunningparkeren bij draagvlak Alleen vergunningparkeren bij draagvlak
Bijstandsbeleid Afbouwen STIP-banen, meer persoonlijke aandacht bij reintegratie Afbouwen STIP-banen, zo streng mogelijke uitvoering Participatiewet Afbouwen STIP-banen, meer persoonlijke aandacht bij reintegratie
Sociale huur Geen wijziging Minder sociale huur op dure ontwikkellocaties Gemeentelijk woningbedrijf, meer sociale huur
Lokale lasten Verhogen OZB opbrengst met €6 mln Geen wijziging Verhogen OZB opbrengst met €10 mln
Klimaat (mln €) 46 mln 28 mln 76 mln
  GdM, D66, GL, PvdA, HSP VVD, D66, GL, PvdA, CDA VVD, D66, GL, PvdA, HSP
Armoedebeleid Intensiveren Fonds Ouderen en Chronisch zieken en schuldhulp Intensiveren Fonds Ouderen en Chronisch zieken en schuldhulp Intensiveren Fonds Ouderen en Chronisch zieken en schuldhulp
Afvalbeleid Circulair als uitgangspunt Meer nascheiding Circulair als uitgangspunt
Autoluwe binnenstad Beperkt uitbreiden met Gedempte Burgwal Onderzoek naar uitbreiding Uitgebreid onderzoek naar uitbreiding
Bed, bad, brood Bed, bad, brood voor statuslozen Bed, bad brood en begeleiding voor statuslozen Bed, bad brood en begeleiding voor statuslozen
Milieuzone Uitbreiden in type voertuigen Uitbreiden in type voertuigen Uitbreiden in omvang en type voertuigen
Investeringen in OV €12 mln €6 mln €6 mln
Parkeerbeleid Alleen vergunningparkeren bij draagvlak + investeren in parkeergarages Geen wijziging Geen grote wijziging
Bijstandsbeleid Behouden STIP-banen, experimenten bijstand Afbouwen STIP-banen, meer persoonlijke aandacht bij reintegratie Behouden STIP-banen, experimenten bijstand
Sociale huur Gemeentelijk woningbedrijf, meer sociale huur Gemeentelijk woningbedrijf, meer sociale huur Gemeentelijk woningbedrijf, meer sociale huur
Lokale lasten Verhogen OZB-opbrengst met €7 mln Geen wijziging Verlagen OZB-opbrengst met €3 mln
Klimaat (mln €) 44 mln 50 mln 46 mln

Winnaars per thema per coalitie

Aan de hand van de verwachte uitkomsten kunnen we nagaan welke partij als winnaar uit de onderhandelingen zou komen. Een ‘winnaar’ is de partij waarvan het eigen standpunt het dichtst bij het uiteindelijke onderhandelingsresultaat ligt. Let wel: op sommige thema’s liggen de standpunten geclusterd aan de uitersten van het spectrum. Een ‘winnaar’ hoeft dus niet de enige te zijn die tevreden is met het bereikte onderhandelingsresultaat. Het overzicht hieronder laat duidelijk zien dat het lot van partijen in verschillende coalities nogal verschillend kan uitpakken.

  GdM/VVD/D66/GL GdM/VVD/D66/CDA GdM, VVD, GL, PvdA
Armoedebeleid GroenLinks Groep de Mos PvdA
Afvalbeleid GroenLinks VVD GroenLinks
Autoluwe binnenstad D66 CDA, Groep de Mos PvdA, Groep de Mos
Bed, bad, brood VVD VVD, CDA VVD
Milieuzone D66 CDA VVD
Investeringen in OV D66 VVD VVD
Parkeerbeleid VVD CDA VVD
Bijstandsbeleid Groep de Mos VVD Groep de Mos
Sociale huur D66 VVD PvdA
Lokale lasten D66 CDA GroenLinks
Klimaat (mln €) VVD D66 GroenLinks
  GdM, D66, GL, PvdA, HSP VVD, D66, GL, PvdA, CDA VVD, D66, GL, PvdA, HSP
Armoedebeleid HSP GroenLinks HSP
Afvalbeleid HSP, GroenLinks CDA HSP, GroenLinks
Autoluwe binnenstad HSP, GroenLinks D66 D66
Bed, bad, brood D66, PvdA D66, PvdA HSP
Milieuzone D66 D66 GroenLinks, HSP
Investeringen in OV D66, HSP GroenLinks GroenLinks
Parkeerbeleid Groep de Mos VVD VVD
Bijstandsbeleid PvdA D66 GroenLinks
Sociale huur PvdA PvdA PvdA
Lokale lasten D66 VVD VVD
Klimaat (mln €) HSP D66, PvdA HSP

Gemiddelde afstand per partij tot het onderhandelingsresultaat

Nu is een coalitieakkoord natuurlijk meer dan de som der delen: het is mooi om een aantal punten binnen te kunnen slepen, maar als daar op andere punten te grote concessies tegenover staan kan het onderhandelresultaat alsnog totaal onbevredigend zijn voor een partij. We kunnen deze afweging in kaart brengen door de gemiddelde relatieve afstand per partij per coalitie te berekenen. Per beslispunt wordt dan gekeken hoever het van het eigen partijstandpunt staat, en dat vermenigvuldigd met het belang dat partijen eraan hechten. Dat laatste is nodig om grote verschillen op voor partijen ondergeschikte punten niet een te groot gewicht te geven in het gemiddelde. Het gemiddelde van de scores van alle beslispunten geeft aan hoe dicht een coalitie bij een partij staat. Voor de onderzochte coalities levert dat het volgende op:

Gem*=gemiddelde over de aan betreffende coalitie deelnemende partijen

De coalitie waarover op dit moment onderhandeld wordt is alleen voor D66 (inhoudelijk) de voorkeurscoalitie. Voor GroenLinks geldt dat dit op één na de variant is met de minste voorkeur. Voor VVD en Groep de Mos zou – net als voor het CDA zelf – een combinatie met D66 en het CDA de voorkeur hebben. Deze coalitie heeft ook veruit de laagste gemiddelde afstand van alle deelnemende partijen – een indicator voor de inhoudelijke cohesie.

GroenLinks, PvdA en HSP hebben (met D66) een andere voorkeurscoalitie van hen vieren met de VVD. Hier geldt juist weer dat dit voor de VVD van de onderzochte coalities de één na minst aantrekkelijke optie is. De coalitie zonder D66 lijkt voor niemand aantrekkelijk en kent ook de hoogste gemiddelde afstand.

Heikele kwesties

Maar welke coalitie gaat er nu daadwerkelijk komen? In eerste instantie verwachten wij dat de uitkomst op een onderhandelingspunt de gemiddelde positie van de partijen aan de onderhandelingstafel is, gewogen naar het belang dat zij daaraan hechten en hun invloed. In de speltheorie heet dit de Nash Bargaining Position (NBS). In de coalitieonderhandelingen proberen partijen een voor hen betere uitkomst te realiseren door steun van andere partijen te vragen voor hun positie op voor hen belangrijke beleidspunten tegenover concessies op punten die zij minder belangrijk vinden.

Zo’n onderhandelingsronde leidt natuurlijk niet meteen tot overeenstemming. In dat geval begint weer een nieuwe ruilronde, waarin partijen gedeeltelijk teruggaan naar hun positie in de vorige ronde om vervolgens weer concessies te doen aan andere partijen in ruil voor meer steun van die andere partijen op voor hen belangrijke onderwerpen. Na tien ronden kijken we wat de verwachte uitkomst op een beleidsterrein is en of er overeenstemming tussen de partijen is ontstaan. Naarmate er dan minder eenstemmigheid is op meer beleidspunten, des te onwaarschijnlijker het is dat de coalitie er daadwerkelijk komt.

Het verloop van de onderhandelingen kunnen wij mooi weergeven door de standpunten van de partijen en de NBS over de tien rondes in een grafiek weer te geven. Een compleet overzicht is als bijlage 2 opgenomen. Deze grafische weergave maakt meteen duidelijk op welke punten de posities – na tien onderhandelingsrondes – nog steeds ver uit elkaar liggen.

Figuur 1 geeft een voorbeeld van een beslispunt waar dat het geval is. In de coalitie Groep De Mos, VVD, D66 en GroenLinks is er na tien onderhandelingsrondes nog steeds een groot verschil in de posities van VVD en GroenLinks. In dit geval heeft dat er deels mee te maken dat geen van tweeën een bondgenoot heeft in de andere onderhandelingspartners, maar ook omdat de startposities divergeren terwijl de beide extremen wel veel belang aan hun standpunt hechten.

Figuur 1: simulatie van collegeonderhandelingen op een zogenaamd ‘controversieel’ thema

Figuur 2 geeft een voorbeeld van een beslispunt waar de partijen na tien onderhandelingsrondes elkaar wél dicht zijn genaderd en de posities bijna samenvallen met de Nash Bargaining Solution. In dit voorbeeld wordt dat bewerkstelligd door het feit dat zowel GroenLinks als D66 groot belang aan het beslispunt hechten, waardoor ze de twee andere partijen naar hun positie toe kunnen ‘trekken’.

Figuur 2: simulatie van collegeonderhandelingen op een zogenaamd ‘oncontroversieel’ thema

In de onderzochte coalities komen de thema’s participatie, de autoluwe binnenstad en openbaar vervoer (OV) het vaakst als heikele kwestie bovendrijven. Participatie – waarbij hier vooral wordt gedoeld op de toekomst van de STIP-banen en de strengheid waarmee de Participatiewet wordt uitgevoerd – is het meest controversiële thema. Alleen in de coalities GDM/VVD/D66/CDA en GDM/D66/GL/PvdA/HSP wordt na tien onderhandelingsrondes overeenstemming bereikt. Hetzelfde geldt – zij het in mindere mate – voor het dossier van de autoluwe binnenstad. Het beslispunt over investering in het OV is in alle coalities met GDM een heikel punt. Verklaring hiervoor is dat Groep De Mos uitzonderlijk veel wil investeren in het OV. Dit wordt in hun programma volledig gefinancierd uit de opbrengst van de verkoop van aandelen Eneco, iets waar GroenLinks, PvdA en HSP tegen zijn.

Conclusie

De coalitie die op dit moment wordt onderzocht is voor D66 de voorkeursvariant en voor VVD en Groep de Mos de tweede voorkeur. Voor GroenLinks is het van de onderzochte coalities de minst aantrekkelijke variant waar ze zelf aan deelnemen. Hoewel ze twee van de elf beslispunten naar zich toe weten te trekken, moeten er op een aantal punten forse concessies worden gedaan. Daarnaast zijn vijf beslispunten controversieel, omdat de posities na tien onderhandelingsrondes nog ver uit elkaar liggen. Voor Groep de Mos en de VVD zal de bereidheid om GroenLinks tegemoet te komen worden verminderd door de aanwezigheid van het alternatief met het CDA. Voor D66 is die variant met het CDA weer het minst aantrekkelijk, hoewel ook opvalt dat na tien onderhandelingsrondes daar vrijwel geen controversiële beslispunten meer overblijven. De andere onderzochte coalities zijn vooral voor VVD en/of GDM zeer onaantrekkelijk. De coalitie VVD/D66/GL/PvdA/HSP is voor vier van de vijf partijen de voorkeurscoalitie, maar is voor de VVD de minst aantrekkelijke variant waaraan ze zelf deelnemen.

Als het niet lukt een coalitie van GDM/VVD/D66/GL te vormen, bijvoorbeeld omdat GroenLinks daarvoor te veel concessies moet doen, dan ligt het voor de hand dat de coalitie met het CDA wordt onderzocht. Gelet op het feit dat die coalitie voor drie van de vier deelnemende partijen de voorkeur heeft en er vrijwel geen controversiële onderwerpen zijn is er dan een grote kans van slagen. Andere coalities zullen dan waarschijnlijk niet meer aan de orde zijn.

Beeld: Ellywa [GFDL of CC-BY-SA-3.0], via Wikimedia Commons

Filed Under: Lokale politiek, Uncategorized Tagged With: coalitievorming, den haag, gemeenteraadsverkiezingen, lokale politiek

Hoge tevredenheid met de lokale democratie gaat niet diep

door Tom van der Meer 16/03/2018 5 Reacties

Nederlanders zijn over het algemeen tamelijk tevreden met het functioneren van de democratie. In het Lokaal Kiezersonderzoek van 2016 geeft zo’n 69% aan tamelijk of zeer tevreden de zijn met het functioneren van de democratie in Nederland op nationaal niveau; slechts 6% is helemaal niet tevreden. De tevredenheid met het functioneren van de democratie in de gemeente is zelfs nog iets hoger. 72% van de Nederlanders is tamelijk tot zeer tevreden; slechts 5% is helemaal niet tevreden. Deze tevredenheid staat in scherp contrast met de tevredenheid met het functioneren van de democratie in de Europese Unie. Nog geen 30% van de Nederlanders zegt tamelijk of zeer tevreden te zijn, terwijl 27% helemaal niet tevreden is.

Van de drie bestuurslagen scoort de tevredenheid met de lokale democratie dus het best. Maar de vraag is waar die tevredenheid met de democratie in de gemeente op gebaseerd is.  [Read more…] about Hoge tevredenheid met de lokale democratie gaat niet diep

Filed Under: Democratie Tagged With: democratische waarden, gemeente, lokale politiek, tevredenheid, tevredenheid met de democratie

  • « Go to Previous Page
  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Photo by DAVID ILIFF. License: CC-BY-SA 3.0

Zal Europe En Marche het politieke landschap in het Europees Parlement in beweging brengen?

Rammelende studie naar opleidingsniveau en PVV-steun vindt helaas gretig aftrek

SRV Podcast, episode 44 – The charade of billionaire philantropy, with Anand Giridharadas

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in