• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

representatie

Jonge vrouwen met een migratieachtergrond ervaren minste representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad

door Frank Huurdeman 17/02/2023 1 Reactie

Amsterdammers met een migratieachtergrond, vrouwen en jongeren hebben vaker dan gemiddeld het idee dat de gemeenteraad te weinig opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen, zoals jongeren of praktisch opgeleiden. Daarentegen vinden Amsterdammers zonder migratieachtergrond vaker dat de gemeenteraad genoeg opkomt voor deze belangen. Het is belangrijk om naar (ervaren) representatie onderzoek te doen aangezien dit hand in hand gaat met vertrouwen in de overheid. Hbo- en wo geschoolde Amsterdammers geven in verhouding vaker aan dat de gemeenteraad (veel) te weinig opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde specifieke groepen. Praktisch opgeleide Amsterdammers spreken zich relatief weinig uit over vragen met betrekking tot politieke representatie.

Het begrijpen van verschillen in ervaren representatie is van belang omdat ervaren representatie een cruciale rol speelt bij de werking van ons democratische systeem. Het Sociaal Cultureel Planbureau noemt in hun meerjarenplan dat (ervaren) representatie hand in hand gaat met het thema van vertrouwen. Burgers die vinden dat bepaalde groepen minder goed gerepresenteerd worden, kunnen het idee hebben dat de overheid niet naar hen of andere groepen luistert. Hierdoor raken deze burgers mogelijk gedistantieerd van de politiek waardoor ze bijvoorbeeld niet meer stemmen, incidenten minder melden bij de politie of ook niet meer mee willen doen aan vaccinatieprogramma’s.

In dit onderzoek kijken we naar hoe Amsterdammers de representatie van ondervertegenwoordigde groepen ervaren. Dit doen we aan de hand van data die tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 zijn verzameld. De Universiteit van Amsterdam (UvA) en Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam hebben eerder onderzoek gedaan op basis van deze data. Zo blijken er grote verschillen te bestaan in het stemgedrag en de ervaren politieke vertegenwoordiging op basis van opleiding en migratieachtergrond (iemand heeft een migratieachtergrond wanneer de persoon zelf of een van de ouders in het buitenland is geboren).

Ook laat dit onderzoek zien dat er verschillen bestaan in de perceptie die Amsterdamse stemmers hebben over hoe goed de Amsterdamse gemeenteraad opkomt voor verschillende groepen. Zo vindt ruim 80% van de Amsterdammers met een Marokkaanse of Surinaamse migratieachtergrond dat de gemeenteraad te weinig opkomt voor de belangen van Amsterdammers met een migratieachtergrond, terwijl de helft van de Amsterdammers zonder migratieachtergrond deze mening deelt. We zien daarnaast dat Amsterdammers met een migratieachtergrond relatief vaak vinden dat ook de belangen van jongeren, vrouwen, praktisch opgeleiden en mensen die religieus zijn onvoldoende worden vertegenwoordigd in de raad. Deze uitkomsten roepen meerdere vragen op: hoe kijken andere groepen Amsterdammers naar de representatie van deze groepen? En: geldt meer algemeen dat als men vindt dat de belangen van één groep ondervertegenwoordigd zijn, men dit ook ervaart als het gaat om andere groepen?  Met andere woorden, hangen deze percepties over in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor traditioneel ondervertegenwoordigde groepen met elkaar samen? Hiermee kunnen we verder onderzoeken hoe Amsterdammers de representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen ervaren, en met welke kenmerken dit samenhangt.

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de dataset van het onderzoek van O&S en de UvA onder stemmers bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. In totaal zijn er 2.189 enquêtes afgenomen onder stemmende Amsterdammers. Van dit aantal zijn 830 enquêtes ingevuld door respondenten met een migratieachtergrond.

Oordeel over in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen hangt samen

Ervaren representatie is een dynamisch begrip. Het is lastig om dit te meten aan de hand van één specifieke vraag. Voor het meten van de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen is gebruik gemaakt van de vraag: ‘Vindt u dat er voldoende wordt opgekomen voor de belangen van de volgende groepen in de Gemeenteraad?’, waarbij jongeren, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond, mensen die religieus zijn en praktisch opgeleiden werden genoemd. We hebben de hebben de antwoorden op deze vijf vragen gecombineerd, en meten zo de perceptie van gemiddelde ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen.

Amsterdammers met een migratieachtergrond ervaren relatief minder representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad

Figuur 1 laat zien dat Amsterdammers met een migratieachtergrond significant minder vaak aangeven representatie te ervaren van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Zo is de uitkomst voor Amsterdamse stemmers gemiddeld een 2,4 op de schaal van 1 tot 5. Dat wil zeggen dat Amsterdammers vinden dat de gemeenteraad over het algemeen eerder wat te weinig dan (veel) te veel opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Dit gemiddelde is voor Amsterdammers zonder een migratieachtergrond 2,5 terwijl het voor Amsterdammers met een migratieachtergrond tussen de 2,0 en 2,3 ligt. Hierbij is het gemiddelde voor Amsterdammers met een Turkse migratieachtergrond het laagste. Over het algemeen zien we dus dat kiezers met een migratieachtergrond – vooral met een Turkse, Marokkaanse en Surinaamse achtergrond – minder vaak ervaren dat traditioneel ondervertegenwoordigde groepen goed vertegenwoordigd worden dan Amsterdamse stemmers zonder migratieachtergrond.

Figuur 1 Ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen naar migratieachtergrond, min = 1 (veel) te weinig, max = 5 (veel) te veel (2022)

Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met maximaal een mbo-1 opleiding (oftewel: praktisch opgeleiden) vaker het idee hebben dat politici verder van hen en hun leefstijl afstaan waardoor ze minder het idee hebben dat politici voor hun belangen opkomen. We zouden daarom ook nog kunnen verwachten dat praktisch opgeleide Amsterdammers over het algemeen minder het idee hebben dat de gemeenteraad genoeg opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen dan hbo en wo-opgeleiden. Wanneer we echter kijken naar de uitkomsten uitgesplitst naar opleidingsniveau, vinden we geen significante verschillen tussen Amsterdamse stemmers.

Wanneer we niet naar de effecten van opleiding op de schaal kijken maar naar deze effecten op het niveau van losse deelvragen, dan zien we een ander beeld. Figuur 2 laat zien dat op de specifieke vraag of de gemeenteraad voldoende opkomt voor de belangen van praktisch opgeleiden, praktisch opgeleide Amsterdammers minder vaak aangeven dat ze het gevoel hebben dat de gemeenteraad (veel) te weinig opkomt voor deze belangen (37%). Voor Amsterdamse stemmers met een mbo-2 t/m mbo-4 of met een hbo- of wo-opleiding is dit respectievelijk 47% en 49%. Ook gaf geen praktisch opgeleide stemmer aan dat er (veel) te veel werd opgekomen in de gemeenteraad voor de belangen van praktisch opgeleiden, waar dit bij andere Amsterdamse stemmers wel het geval is. Daarnaast vonden we dat de helft van de Amsterdamse stemmers met maximaal een mbo-1 opleiding het niet weten of geen antwoord willen geven. Dit aandeel is kleiner voor Amsterdammers met een mbo-2 t/m mbo-4 opleiding (36%) en is nog weer kleiner voor Amsterdammers met een hbo- of wo opleiding (28%).

Figuur 2 Wordt er genoeg opgekomen voor praktisch opgeleiden in de Gemeenteraad naar opleiding, procenten  (2022)

Wanneer we deze uitsplitsing ook toepassen op de vragen in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor de belangen van mensen die religieus zijn, mensen met een migratieachtergrond, vrouwen, ouderen en jongeren, zien we overal ongeveer dezelfde trend. Elke keer is het zo dat praktisch opgeleide stemmers (veel) vaker aangeven het antwoord niet te weten of geen antwoord geven. Mogelijk hangt dit samen met politieke interesse: we weten dat interesse in de politiek correleert met opleiding (Amsterdamse Burgermonitor).

Migratieachtergrond, geslacht en leeftijd hangen samen met de schaal van percepties van ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen

Het begrip intersectionaliteit, of kruispuntdenken, is rond de jaren ’90 van de vorige eeuw opgekomen binnen de feministische beweging. Kimberley Crenshaw liet zien dat vrouwen van kleur stelselmatig slachtoffer werden van verschillende vormen van beleid. Beleid om vrouwenrechten te verbeteren richtte zich namelijk vooral op witte vrouwen, en beleid om racisme tegen te gaan richtte zich vooral op zwarte mannen. Het intersectioneel denken probeert dus de complexiteit te vangen van de ervaringen van mensen die zich op het kruispunt bevinden van verschillende ongelijkheden, bijvoorbeeld etniciteit, geslacht en klasse. Om precies deze reden – dat verschillende achtergrondkenmerken gecombineerd effect kunnen hebben – is het van belang om niet alleen naar het effect van opleiding of migratieachtergrond te kijken, maar naar hoe deze achtergrondkenmerken samen invloed zouden kunnen hebben op de ervaren representatie.

Zoals eerder benoemd ervaren Amsterdammers met een migratieachtergrond minder representatie, zie Figuur 3 (α <.001). Daarnaast zien we dat mannen significant meer representatie ervaren dan vrouwen (α <.001), en dat het hebben van een oudere leeftijd gepaard gaat met significant meer ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen (α <.001 ).

Figuur 3 Ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen naar verschillende demografische kenmerken, min = 1 (veel) te weinig, max = 5 (veel) te veel (2022)

Wanneer we deze verschillende demografische kenmerken met elkaar kruisen zien we dat jongere vrouwen met een migratieachtergrond gemiddeld significant minder representatie ervaren dan jongere mannen met een migratieachtergrond (α <.05). Zo ligt de ervaren representatie van de eerstgenoemde groep rond de 2,1 terwijl dit voor de laatstgenoemde groep bij de 2,3 ligt op een schaal van 1 tot 5. In aanvulling op de cijfers in figuur 3: onder jongere vrouwen ervaren de vrouwen zonder een migratieachtergrond significant meer representatie dan vrouwen met een migratieachtergrond (α <.001) en ook oudere vrouwen zonder migratieachtergrond ervaren meer representatie dan jongere vrouwen zonder migratieachtergrond (α <.01). Het grootste verschil dat te zien is, is dat tussen jongere vrouwen met een migratieachtergrond en oudere mannen zonder een migratieachtergrond. De ervaren representatie van de eerste genoemde groep ligt rond de 2,1 terwijl dit voor de laatstgenoemde groep bij de 2,7 ligt (α <.001).

Dit laat duidelijk zien dat de intersectionaliteit van migratieachtergrond, geslacht en leeftijd gepaard gaat met grote verschillen in de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad.

Conclusie

Ervaren representatie heeft zijn weerslag op meerdere facetten in de sociale werkelijkheid dan alleen maar de politiek. Zo heeft onderzoek al laten zien dat een gebrek aan (ervaren) representatie gevolgen kan hebben voor het vertrouwen van burgers in de overheid. In dit artikel hebben we gepoogd om een algemene schaal te maken die ervaren vertegenwoordiging van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad meet. Daarnaast hebben we gekeken wat nu de deels mogelijk verklarende demografische kenmerken zijn van Amsterdammers met betrekking tot deze ervaren representatie.

Uit ons onderzoek blijkt dat het oordeel over vertegenwoordiging van één traditioneel ondervertegenwoordigde groep, samenhangt met het oordeel over de representatie van andere traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Met andere woorden: als mensen vinden dat de belangen van één bepaalde groep ondervertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad, vinden zij dat meestal ook van belangen van andere traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Hierbij zien we vooral dat er grote verschillen zijn tussen Amsterdammers met een migratieachtergrond, die relatief weinig representatie ervaren van deze groepen, en Amsterdammers zonder een migratieachtergrond.

Daarnaast hebben we gekeken naar de gecombineerde effecten van migratieachtergrond, opleiding, geslacht en leeftijd op deze ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Hier vonden we dat migratieachtergrond, geslacht en leeftijd significant samenhangen met de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Dit onderstreept het belang van kijken met een intersectionele bril.

Dat bepaalde groepen Amsterdammers de ervaring hebben dat er onvoldoende representatie is van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de raad is problematisch voor het vertrouwen in en functioneren van de gemeenteraad en de lokale politiek. Hierdoor kan de lokale democratie op den duur onder druk komen te staan.

Dit artikel is tot stand gekomen mede dankzij Laure Michon en Sara Rubingh, beide onderzoekers van de gemeente Amsterdam. Met dank aan Jeroen Slot en Floris Vermeulen voor het commentaar op eerdere versies.

De resultaten van bovenstaand bericht zijn afkomstig uit een onderzoek van de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam en Onderzoek & Statistiek van de gemeente Amsterdam, naar de opkomst en het stemgedrag van Amsterdammers met een migratieachtergrond. Sinds 1994 wordt dit in kaart gebracht doormiddel van een exitpoll op de verkiezingsdag, zo ook op 16 maart 2022.

Afbeelding van Magda Ehlers via Pexels.

Filed Under: Democratie, Kiezers en publieke opinie, Lokale politiek Tagged With: gemeenteraad, lokale politiek, representatie, Vertegenwoordiging

Stereotyperen kiezers Islamitische politici als homofoob?

door Sanne van Oosten 09/12/2022 1 Reactie

Nederland bereidt zich voor op de kwartfinales van het WK voetbal. Toevallig valt dit op Paarse Vrijdag, de dag waarop scholieren en leraren paarse kleding dragen om aandacht te vragen voor LGBTIA-acceptatie. Met het uitbreken van heuse oranjekoorts zouden we bijna vergeten dat het WK eerst nog grootschalig geboycot werd. Onder andere het gebrek aan rechten voor LGBTIA’ers in Qatar was voor sommigen reden om het WK te boycotten of naar het WK te gaan met OneLove-band, -speldje of regenboogvlag. Zo wilden wij als Nederland laten zien dat wij wél voor homorechten zijn. Maar hoe denken Nederlanders eigenlijk over homorechten? In een recent gepubliceerd artikel onderzoek ik of kiezers Islamitische politici stereotyperen als homofoob en hoe hun eigen ideeën over homorechten hier een rol bij spelen.

Homorechten zijn sinds twee decennia steeds meer onderdeel geworden van de Nederlandse nationale identiteit, vooral als het ons differentieert van culturele “anderen”, zoals Moslims. De dynamiek van het insluiten van homo’s ten behoeve van het uitsluiten van (o.a.) Moslims wordt “Homonationalisme” genoemd. Over dit concept zijn in de academische literatuur boekenkasten vol geschreven. Homorechten worden aangezwengeld om Nederland als progressief en beschaafd neer te zetten ten opzichte van regressieve en onbeschaafde anderen. Homonationalisme is een krachtig narratief, vooral omdat kritiek erop kan worden opgevat als een gebrek aan loyaliteit aan homorechten.

Homonationalisme speelt ook een grote rol in discussies over diversiteit in de politiek. Leden van selectiecommissies van vooral linkse politieke partijen worstelen vaak met de inclusie van Moslims op de lijst van hun politieke partij omdat ze bang zijn dat kiezers met een egalitair wereldbeeld Moslims zullen stereotyperen als bijvoorbeeld homofoob. Maar is dat ook zo? Doen kiezers dit daadwerkelijk? Of zijn kiezers geneigd om hun eigen ideeën te projecteren op politici, ongeacht of ze Moslim zijn of niet-religieus?

Ik onderzocht dit in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Nederland was een van de eerste landen waar homorechten onderdeel werden van onze nationale identiteit, maar vele andere volgden, zoals Frankrijk en Duitsland. Ik legde mijn steekproef van meer dan 3000 respondenten experimentele profielen van fictieve politici voor en varieerde hun religie, gender en migratieachtergrond. Ik vroeg respondenten of ze verwachtten dat de desbetreffende politicus voor of tegen adoptie is door stellen van hetzelfde geslacht. Ook vroeg ik respondenten naar hun eigen standpunt.

Wat blijkt? Kiezers stereotyperen Islamitische politici inderdaad als homofoob. Zie de figuur hieronder. Slechts 31 procent van de kiezers verwacht van Islamitische politici dat ze voor homorechten ten aanzien van adoptie zijn, dit is significant minder dan wat kiezers verwachten van niet-religieuze politici. 

Maar geldt deze neiging tot stereotypering van Moslims in dezelfde mate voor alle kiezers? Ik vroeg respondenten om op een schaal van 0 tot 10 aan te geven wat ze denken van adoptie door stellen van hetzelfde geslacht. Het staafdiagram hieronder laat zien dat 44 procent van de respondenten het hier volledig mee eens is: zij antwoordden 10 op een schaal van 0 tot 10. Dertien procent van de respondenten was het hier volledig mee oneens: zij antwoordden 0. Ik noem degenen die ofwel 0 of 10 antwoordden de flankers. De rest gaf een antwoord tussen de 1 en 9, ik noem hen de moderates. Voor de verdere analyses verdeelde ik de respondenten in anti-flankers, moderates en pro-flankers.

Vervolgens keek ik of kiezers hun ideeën projecteren op politici, ongeacht welke religie de politici aanhangen. Zie de figuur hieronder. Kiezers projecteren hun eigen ideeën over homorechten duidelijk ook op politici. Anti-flankers verwachten dat politici significant minder dan de helft van de tijd voor homorechten zijn, pro-flankers verwachten juist dat politici significant vaker voor homorechten zijn. Moderates zitten er tussenin.

We weten nu dat kiezers aan de ene kant stereotyperen maar aan de andere kant ook projecteren. Maar welke het meest belangrijk: stereotypering of projectie? Ik laat dit zien in de figuur hieronder. Ik keek naar hoe flankers en moderates per groep naar Islamitische politici keken. Ik concludeer dat pro- en anti-flankers geen significant verschillende verwachtingen hebben van Islamitische en niet-religieuze politici: zij stereotyperen Islamitische politici dus niet, maar projecteren hun eigen ideeën op politici, of deze politici nou Moslim of niet-religieus zijn. Moderates, daarentegen, blijken wel significant verschillende verwachtingen te hebben van Islamitische en niet-religieuze politici: zij stereotyperen Islamitische politici dus wel.

Hieruit concludeer ik dat flankers projecteren terwijl moderates stereotyperen: juist de kiezers met lauwwarme gevoelens over homorechten zijn degenen die Moslims stereotyperen als homofoob. Ondertussen stereotypeert de grootste groep kiezers Moslims niet als zodanig. In mijn exploratieve onderzoek kijk ik waarom pro-flankers niet stereotyperen. Het blijkt met hun gepercipieerde afstand tot Moslims te maken te hebben: de kiezers die het meest voor homorechten zijn voelen zich ook het minst verschillend van Moslims. Hoe minder zij het idee hebben dat ze verschillen van Moslims, hoe meer ze geneigd zijn om hun eigen ideeën over homorechten op Islamitische politici te projecteren.

Mijn belangrijkste bevinding is dat juist kiezers met lauwwarme gevoelens over homorechten geneigd zijn om Moslims te stereotyperen als homofoob, terwijl kiezers met sterke gevoelens over homorechten dat niet geneigd zijn te doen. Zijn diegenen die homorechten aanzwengelen in discussies over Moslims degenen die het meest voor homo’s zijn, of zijn het diegenen die het meest tegen Moslims zijn? Ik verwacht dat mijn bevindingen veel verder reiken dan de politieke arena, maar wil hier nog veel meer onderzoek naar doen.

Professioneel voetbal is niet bepaald het bastion van LGBTQAI-activisme, maar homofobie is er misschien ook niet meer zo sterk aanwezig als voorheen. Het is daarom niet zo gek dat fans en spelers initieel wel voor homorechten in Qatar opkwamen, maar dat in het kader van de Qatarese weerstand hiertegen ook weer snel lieten varen.

Dit onderzoek is gepubliceerd in het decembernummer van Electoral Studies, lees het volledige onderzoek hier: https://doi.org/10.1016/j.electstud.2022.102553.

Afbeelding: Grass Lawn Field van StockSnap (via Pixabay).

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: diversiteit, homonationalisme, representatie, stereotypen

De diversiteit-innovatie paradox in de wetenschap

door Bas Hofstra 29/04/2020 0 Reacties

Een achternaamgenoot, Sjoerd Hofstra [1], schreef al in 1937 een boek getiteld “De Sociale Aspecten van Kennis en Wetenschap.” Dit boek is verouderd en stelt daarom ook vragen die extreem achterhaald zijn. Het boek toont echter wel goed aan dat sociologen al lange tijd beargumenteren dat wetenschaps- en kenniskloven tussen personen of landen of culturen een gevolg zijn van “nurture” en niet “nature.” Wellicht denken we tegenwoordig vaak over de wetenschap en kennisproductie alsof het een meritocratisch geheel is: degenen die innovatief werk leveren zijn ook degenen die uiteindelijk succesvolle en impactvolle wetenschappelijke carrières hebben.

Maar wetenschapssociologen weten al decennialang dat dit beeld niet altijd stand houdt als we de data over wetenschap en kennisproductie onder de loep nemen. Ook de academie wordt blootgesteld aan sociale dynamieken. Kansen op succesvolle carrières, belangrijke beurzen, of impactvolle publicaties zijn niet altijd evenredig verspreid over alle wetenschappers, universiteiten, of wetenschappelijke disciplines. ­

Dat Sjoerd Hofstra’s boek en de bijbehorende kennis en vragen achterhaald zijn laat overigens ook zien dat ideeën over maatschappelijk belangrijke vragen en wetenschappelijk valide kennis constant in beweging zijn. Ideeën over “bruikbare” kennis enerzijds en de onevenredige verspreiding van kansen in wetenschappelijke carrières anderzijds is het onderwerp van onze nieuwe studie, onlangs gepubliceerd in PNAS.

De paradox

Specifiek hebben Vivek Kulkarni, Sebastian Munoz-Najar Galvez, Bryan He, Dan Jurafsky, Daniel McFarland, en ik de diversiteit-innovatie paradox onderzocht. Een populair gezegde is “Diversity breeds innovation,” diversiteit leidt tot innovatie. Individuen die teams, afdelingen, of disciplines diverser maken brengen vaak kennis, gedachtepatronen, ervaringen, of ideeën met zich mee die die out-of-the-box en daardoor waardevol zijn. Er is iets paradoxaals aan deze claim wanneer we aan de wetenschap denken: data (in de VS) laten zien dat met name vrouwen en niet-witte wetenschappers minder vaak hoogleraar zijn. Als diversiteit innovatie veroorzaakt en innovatie belangrijk is voor wetenschappelijke vooruitgang, waarom worden de individuen die de wetenschap daadwerkelijk diverser maken minder vaak beloond met wetenschappelijke posities? Eén verwachting is dat deze personen geen innovatieve wetenschap produceren. Een alternatieve verwachting is dat deze personen wel degelijk innoveren, maar dat er een andere (wellicht negatieve) beoordeling op hun kennisproductie plaatsvindt.

Welk van deze verwachtingen houdt stand wanneer we ze staven aan data? Om dit te testen maakten we gebruik van een unieke databron: informatie over ongeveer 1.2 miljoen promovendi in de Verenigde Staten van 1977 tot 2015. Deze data bevatten informatie over promovendi zelf, bijvoorbeeld over wanneer ze promoveerden, bij welke universiteit, en in welke discipline. Maar nog belangrijker is dat het ons inzicht geeft in de wetenschappelijke ideeën waarover deze promovendi schreven in de samenvattingen van hun dissertatieteksten. Met behulp van tekstanalyse en machine learning onderzochten we welke van die teksten in eerste instantie wetenschappelijk vernieuwend en daarna impactvol waren wanneer we ze vergeleken met de teksten van andere promovendi. Wat dit concreet betekent in onze studie is dat we meten wie er in hun teksten vaker wetenschappelijke concepten met elkaar in verband brengen die voorheen nog nooit gecombineerd waren. Dit is wat wij definiëren als momenten van wetenschappelijke vernieuwing en mogelijke innovatie, in de traditie van Thomas Kuhn en recent Jacob Foster.

Meer vernieuwing, minder waardering

Wat blijkt? Personen die helpen hun wetenschappelijke discipline diverser te maken – het vaakst wetenschappers met een vrouwelijke of niet-witte naam identiteit – schrijven inderdaad meer vernieuwende wetenschap.

Maar hoe zit het met de ideeën over deze wetenschappelijke vernieuwingen? Helaas worden de conceptuele vernieuwingen van ondergerepresenteerde wetenschappers minder vaak gebruikt in vergelijking met hen die tot de meerderheid behoren. Het lijkt alsof de beoordeling op de relatief meer vernieuwende kennis die zij produceren negatiever is, dat het minder gewaardeerd wordt. En deze onderwaardering relateert ook aan wetenschappelijke carrières: de mate van wetenschappelijke vernieuwing is minder effectief voor genderminderheden of raciale minderheden als het gaat om aanstellingen in academische posities.

Waarom wordt deze kennis minder gewaardeerd? Eén onderliggend mechanisme dat deze onderwaardering deels verklaart suggereert dat vrouwelijke minderheden ideeën hebben die lastiger te plaatsen zijn, grotere sprongen maken, of meer metaforisch van aard zijn. Dit neemt echter niet de eerder genoemde verschillen in academische carrièrekansen weg. Ook heeft dit niet zoveel te maken met de kwaliteit van die wetenschappelijke vernieuwingen. Wat de data juist suggereren is dat wat gezien wordt als belangrijk en impactvol een functie is van de invloedrijke positionering van meerderheden ten opzichte van minderheden.

Wat onze studie laat zien is dat ideeën over wat wetenschappelijke bruikbare kennis is correleert met representatie en dat dit een gedeelte van het gat in academische posities tussen min- en meerderheden verklaart. Sjoerd Hofstra, en vele anderen met hem, hadden gelijk dat er sociale aspecten zijn die wetenschap en kennisproductie beïnvloeden. De ideeën over de bruikbaarheid van wetenschappelijke vernieuwing verklaren een deel van de gender en raciale ongelijkheden in wetenschappelijke carrières.

Vooroordelen

Wat kunnen we aan deze zorgelijke patronen doen? Het is onmogelijk om iedere sociale dynamiek uit de wetenschap te weren. Dit is misschien ook niet helemaal wenselijk. Sociale processen zoals een zekere mate van competitie, keuzes voor bepaalde samenwerkingen, of kritische discussies, kunnen bevorderlijk zijn voor wetenschappelijke vooruitgang. Echter, wetenschapsevaluatie langs gender- of rassenscheidslijnen suggereert dat er vooroordelen zijn over academische output. Onze studie sluit daarom af met de opmerking dat we constant sollicitatieprocedures, onderzoekswaardering, en publicatieprocessen kritisch tegen het licht moeten blijven houden. Kennis over waar en wanneer vooroordelen een rol spelen in deze processen is de eerste stap naar een mogelijke oplossing.

[1] Sjoerd Hofstra en ik delen niet alleen dezelfde academische interesses, hij is ook een verre academische oudoom. Zijn promoter was Sebald Steinmetz, een directe academische voorouder: Sebald Steinmetz→Henri ter Veen→Ivan Gadourek→Reinhard Wippler→Henk Flap→Frank van Tubergen→Bas Hofstra. Geen familie voor zover ik weet, maar wel verre academische familie.

Afbeelding: Nathan Dumlao op Unsplash.

Filed Under: Overig Tagged With: diversiteit, innovatie, representatie, vernieuwing, wetenschap

Loont etnische diversiteit in de politiek?

door Roos Van der Zwan 04/10/2019 1 Reactie

Met de opkomst van partijen als DENK en Bij1 in recente jaren is meer dan ooit aandacht voor etnische diversiteit in de politiek. En dat blijkt niet voor niets. Partijen met een groter aandeel kandidaten met een migratieachtergrond zijn populairder onder kiezers met een migratieachtergrond. Bovendien trekken dergelijke kandidaten zelf ook de etnische stem.

Niet alleen hebben tegenwoordig bijna alle politieke partijen in de Tweede Kamer kandidaten met een migratieachtergrond op de kandidatenlijst staan – alleen de Partij voor de Dieren en de SGP hadden geen kandidaten met een migratieachtergrond op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer verkiezingen van 2017 – ook in veel partijprogramma’s is er aandacht voor de belangen van deze groep Nederlanders.

Heeft de politieke vertegenwoordiging van Nederlandse politici met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer daadwerkelijk invloed op de stemvoorkeuren van kiezers?

Onder- en oververtegenwoordiging

Voordat we iets kunnen zeggen over de invloed van de politieke vertegenwoordiging van kiezers met een migratieachtergrond op hun stemvoorkeuren, moeten we eerst weten hoe het staat met die politieke vertegenwoordiging. Uit mijn proefschrift blijkt dat voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 tot en met 2017 het aandeel Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond op kandidatenlijsten en in de Tweede Kamer ongeveer gelijk en soms zelfs groter was dan het aandeel van deze groepen in de samenleving. Dit terwijl andere groepen met een migratieachtergrond – zoals Surinaamse of Antilliaanse Nederlanders – ondervertegenwoordigd zijn. Bij de Tweede Kamerverkiezing van 2017 is er zelfs geen enkele kandidaat met een postkoloniale achtergrond verkozen. Ook vond ik dat politieke partijen met progressieve standpunten over integratie- en migratievraagstukken een groter aandeel van kandidaten met een migratieachtergrond op hun kandidatenlijsten plaatsten. Dit laat zien dat partijen die in hun partijprogramma zich in lijken te zetten voor Nederlanders met een migratieachtergrond, hier ook binnen hun eigen partij mee bezig zijn.

Zelfs als Nederlanders met een migratieachtergrond voldoende vertegenwoordigd zijn in politieke partijen en in de Tweede Kamer, zegt dit nog niets over de stemvoorkeuren van kiezers met (en zonder) migratieachtergrond. We weten niet of zij stemmen op partijen die ernaar streven hun belangen te behartigen.[1] Ik onderzocht daarom eveneens of de partijvoorkeur van Nederlanders met een migratieachtergrond wordt beïnvloed door het aantal kandidaten met een migratieachtergrond. Daarnaast bekeek ik in hoeverre de voorkeur van kiezers met een migratieachtergrond voor een bepaalde partij afhangt van de mate waarin partijen de belangen van deze groep behartigen. Tot slot ging ik na of kandidaten met een migratieachtergrond stemmen trekken onder mensen met een migratieachtergrond.

Linkse partijen en de etnische stem

Hoewel bijna alle politieke partijen kandidaten met een migratieachtergrond op hun lijsten in Nederland hebben, komt dit het meest voor bij linkse partijen. Niet alleen is er een grotere kans dat linkse politieke partijen kandidaten met een migratieachtergrond nomineren, ze trekken ook vaker de etnische stem. Hoewel de PvdA bij nationale verkiezingen in ieder geval tot en met 2015 een van de populairste partijen was voor Nederlanders met een migratieachtergrond, vond ik echter ook dat er verschillen zijn in de partijkeuze tussen verschillende groepen. Vooral kiezers met een niet-westerse achtergrond en mensen met een lage sociaaleconomische status stemmen vaker voor de PvdA, terwijl partijen als de VVD en PVV ook populair zijn onder kiezers met een westerse achtergrond. Daarnaast blijkt dat partijen die een groter aandeel kandidaten met een migratieachtergrond op hun kandidatenlijst hebben staan ook populairder zijn onder kiezers met een migratieachtergrond. Het lijkt er dus op dat etnische diversiteit in de politiek inderdaad loont. Dit is vooral het geval wanneer de kiezer dezelfde migratieachtergrond heeft als de kandidaat, bijvoorbeeld hoe groter het aandeel kandidaten met een Turkse achtergrond er op de kandidatenlijst van een partij staan, hoe populairder de partij bij kiezers met een Turkse achtergrond. Ook partijen die progressievere standpunten hebben over integratie- en migratievraagstukken zijn populairder, maar dit is vooral belangrijk voor kiezers met een niet-westerse achtergrond en niet voor kiezers met een westerse achtergrond.

Het belang van substantieve vertegenwoordiging

De PvdA heeft een relatief groot aandeel kandidaten met een migratieachtergrond op haar kandidatenlijst. Dit is echter niet de partij die Nederlanders met een migratieachtergrond het beste vertegenwoordigt als het gaat om economische, integratie- en migratievraagstukken. Dit suggereert dat, ondanks het aandeel kandidaten met een migratieachtergrond bij deze partij, andere partijen wellicht een betere keuze zijn wat betreft inhoudelijke belangen, oftewel substantieve vertegenwoordiging. Dit kan voor een deel de populariteit van partij DENK in de meest recente Tweede Kamerverkiezingen van 2017 verklaren. Het lijkt erop dat deze partij de juiste samenstelling van de kandidatenlijst heeft gevonden in combinatie met een partijprogramma met onderwerpen die belangrijk zijn voor bepaalde etnische groepen in Nederland.

Voorkeuren voor specifieke kandidaten

Kandidaten met een migratieachtergrond spelen niet alleen een rol in partijvoorkeuren, maar lijken ook van invloed op de voorkeur voor specifieke kandidaten. Kandidaten met een migratieachtergrond trekken een groter deel van de stemmen in buurten met een grotere groep Nederlanders met een migratieachtergrond. In hoeverre dit het geval is, is wel afhankelijk van de specifieke migratieachtergrond, partij en geslacht van de kandidaat. Ook bij de voorkeuren voor kandidaten blijkt dat kandidaten met een migratieachtergrond van linkse partijen meer etnische stemmen trekken dan die van rechtse partijen.

Specifieke migratieachtergrond speelt een rol in stemvoorkeuren

Concluderend lijkt Nederland  het vooral goed te doen wat betreft de politieke vertegenwoordiging van Turkse en Marokkaanse Nederlanders maar zijn andere kiezers met een migratieachtergrond een stuk minder goed of zelfs helemaal niet vertegenwoordigd. Desondanks laten de resultaten van mijn proefschrift zien dat etnische diversiteit in de politiek van invloed is op zowel partij- als kandidaatvoorkeuren. Politieke vertegenwoordiging is bovendien vooral relevant voor de eigen etnische groep. Bijvoorbeeld: een groter aandeel kandidaten met een Marokkaanse achtergrond op de kandidatenlijst van partijen zorgde voor een grotere voorkeur voor die partij bij Marokkaanse Nederlanders en ook kregen kandidaten met een Marokkaanse achtergrond meer stemmen in buurten met veel Marokkaanse Nederlanders. Het is daarom belangrijk om aandacht te blijven besteden aan de vertegenwoordiging van de verschillende groepen in Nederland. Vooral omdat er geen aanwijzingen zijn dat Nederlanders met een migratieachtergrond als één groep stemmen. Aandacht voor diversiteit en inclusie in de politiek is niet alleen gunstig voor partijen met betrekking tot het verkrijgen van politieke macht, maar het is ook belangrijk voor de legitimiteit van democratie in etnisch diverse samenlevingen zoals de onze.

Afbeelding: Bron


[1] Een vertegenwoordiger van een bepaalde sociale groep hoeft niet altijd dezelfde belangen te hebben als die groep. Toch is descriptieve vertegenwoordiging belangrijk, het gaat over identiteit en gedeelde ervaringen. Bovendien zijn Nederlanders met een migratieachtergrond – of andere sociale groepen – dan niet alleen onderwerp van debat of beleid, maar ook actieve deelnemers aan het politieke proces. Dit kan, bijvoorbeeld door persoonlijke ervaringen, zorgen voor een andere perspectief op beleid.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: diversiteit, migratie, representatie

Kiezers, Kamerleden, en de Kloof

door Rudy Andeweg 19/09/2018 1 Reactie

Deze rede werd uitgesproken door prof.dr. Rudy B. Andeweg ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Empirische Politicologie aan de Universiteit Leiden op 18 mei 2018. Deze zomer verscheen ook gesprek met Andeweg over zijn carrière en inzichten als podcast op StukRoodVlees.nl.

[Read more…] about Kiezers, Kamerleden, en de Kloof

Filed Under: Democratie Tagged With: diplomademocratie, gekozenen, kiezers, kiezersonderzoek, kloof, parlementsleden, parlementsonderzoek, representatie, Vertegenwoordiging

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Zijn referenda rechts?

Waarom kampen sommige democratieën meer met polarisatie dan andere?

Zorgen over een complexer nieuw stembiljet zijn terecht: lagere opkomst, meer ongeldige stemmen

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in