• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

verkiezingen

Adviezen voor bij het kiezen: #PS2023

door Matthijs Rooduijn 13/03/2023 1 Reactie

Woensdag mogen we weer naar de stembus. In deze blog tien adviezen voor bij het kiezen en voor wat daarna komt. Waar op te letten?

Eén

Laat je niet foppen door alle aandacht die uitgaat naar de landelijke kopstukken van de politieke partijen. We kiezen woensdag de Provinciale Staten, en we kunnen niet stemmen op Mark Rutte, Sigrid Kaag, Wopke Hoekstra, Jesse Klaver of Caroline van der Plas. Dit is niet altijd even duidelijk als je naar de verkiezingsdebatten kijkt. Gisteren, bijvoorbeeld, gingen verschillende landelijke partijleiders met elkaar in debat bij Buitenhof en bij Linksom of Rechtsom van BNNVARA.

Probeer je bij deze verkiezingen te verdiepen in wat er in jouw provincie speelt en de landelijke usual suspects wat meer links (of rechts) te laten liggen. Provinciale politiek gaat over zaken als ruimtelijke ordening, natuurbeheer, infrastructuur en openbaar vervoer. Er zijn genoeg actuele thema’s – denk aan bijvoorbeeld stikstof en woningbouw – die er toe doen bij deze verkiezingen.  

Twee

Maar: negeer de landelijke politiek niet. De Provinciale Staten kiezen in mei de 75 leden van onze Eerste Kamer. Daarmee hebben de verkiezingen van deze week indirect dus wel degelijk gevolgen voor de landelijke politiek. En niet in de minste plaats omdat de coalitie vrijwel zeker geen meerderheid gaat krijgen in de Eerste Kamer, en als gevolg daardoor afhankelijk zal worden (of eigenlijk blijven want ze is dat al jaren) van andere partijen. De Eerste Kamer heeft minder bevoegdheden dan de Tweede Kamer, maar moet wetgeving wel altijd goedkeuren. Mede om die reden zie je nu aan de lopende band al die landelijke kopstukken in de media.

Drie

Vergeet de waterschappen niet. Zoals gezegd stemmen we woensdag direct voor de Provinciale Staten, en heb je indirect invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer. Maar dat is niet alles. We stemmen ook nog eens voor de waterschappen. De waterschappen behoren tot onze oudste politieke instituties en zorgen voor het waterbeheer. Specifiek zorgen ze voor voldoende en schoon water, en beschermen ons tegen overstromingen. Niet onbelangrijk dus in tijden van klimaatverandering. Let bij het stemmen voor de waterschappen goed op welke partij je kiest. Niet zelden zijn partijen die meedoen aan de waterschapsverkiezingen direct verbonden aan landelijke politieke partijen zonder dat duidelijk te maken.

Vier

Let op het samenwerkingsverband tussen PvdA en GroenLinks. De twee linkse partijen zijn een vergaande samenwerking met elkaar aangegaan die uniek is in hun geschiedenis. In de meeste provincies (behalve Zeeland) doen PvdA en GroenLinks los van elkaar mee aan de verkiezingen. Maar in de Eerste Kamer zullen ze hun fracties gaan samenvoegen. Dat is een grote nieuwe stap voor de twee partijen. De samenwerking in de Senaat zal straks moeten uitwijzen wat de volgende fase wordt in de steeds innigere omhelzing tussen de twee. De samenwerking is overigens goed verklaarbaar. Hoewel er natuurlijk verschillen bestaan, is al jaren duidelijk dat de partijen in sterke mate hetzelfde willen, en ook hun kiezers sterk overeenkomstige opvattingen hebben.

Vijf

Maar niet alleen op links gebeuren er opvallende dingen. De ruimte op (radicaal-)rechts is ongekend groot, en ook de verschuivingen binnen die ruimte zullen belangrijke gevolgen hebben. Rechts van VVD en CDA bevinden zich allerlei partijen die het woensdag hoogstwaarschijnlijk heel goed gaan doen: de BBB, JA21, en ook de PVV. En dan zijn er ook nog andere rechtse partijen die waarschijnlijk zetels gaan krijgen: denk aan FVD en BVNL. Samen zullen deze partijen op de uiterste rechterflank ongeveer één op de drie kiezers aan zich gaan binden. Dat is een nieuw hoogtepunt in de gestage opmars van deze partijfamilie – een opmars die nu al twee decennia aan de gang is.  

Zes

Wees je bewust van de partijpolitieke ruimte in Nederland. Er zijn eigenlijk drie blokken van partijen: links, centrumrechts en radicaalrechts. Het linkse blok bestaat uit partijen als PvdA, GroenLinks, SP, de Partij voor de Dieren, en de SP. CDA en VVD vormen samen het centrumrechtse blok. En het radicaalrechtse blok bestaat in ieder geval uit PVV, FVD en BVNL. En dan zijn er partijen die tussen de blokken in zweven. D66 bevindt zich min of meer in de ruimte tussen het linkse en centrumrechtse blok. En de BBB en JA21 tussen centrumrechts en radicaalrechts. Het wordt met name interessant om te gaan kijken hoe de BBB en JA21 zich gaan ontwikkelen. JA21 wordt door behoorlijk wat VVD-stemmers gezien als een radicaler alternatief op rechts, terwijl de BBB het CDA (maar ook andere partijen) leeg lijkt te gaan eten. Qua opvattingen profileert JA21 zich nadrukkelijk als radicaalrechtse speler. Of de BBB zich als tussenpartij zal (blijven) manifesteren zal moeten gaan blijken.

Zeven    

Let op de belangen en strategieën van politieke partijen en bekijk en beluister debatten met een kritische blik. Anderhalve maand geleden werd duidelijk wat de verkiezingsstrategie van Ruttes VVD is. In een groot interview in De Telegraaf haalden hij en Edith Schippers uit naar wat zij de “linkse wolk” van PvdA en GroenLinks noemden. Dit is wat de VVD wil met die uithaal: de verkiezingen framen als een strijd tussen links (met name de PvdA-GroenLinks-samenwerking) en rechts (de VVD zelf). De partij hoopte een horse race te creëren met links, en zich als het enige serieuze en redelijke alternatief neer te zetten voor rechtse kiezers. Door vervolgens vooral economische thema’s centraal te stellen wil de partij van Rutte partijen als PVV en JA21 de wind uit de zeilen te nemen. Dat de campagne van de VVD wat dit betreft behoorlijk succesvol is blijkt uit het grote Linksom of Rechtsom verkiezingsdebat – op primetime op NPO1. Maar: trap niet in de val van het tweestrijd-frame: we hebben geen tweepartijenstelsel in Nederland. Er zijn veel meer partijen waar je op kunt stemmen.

Acht

Zoals ik eerder schreef gaan deze verkiezingen niet direct over landelijke politiek (al gaan ze indirect dus wel over de Eerste Kamer en worden de debatten voor een groot deel door landelijke politici gevoerd). Maar de gevolgen van deze verkiezingen zullen wel degelijk worden gevoeld in Den Haag. Let op spanningen in de coalitie. Die zullen vermoedelijk gaan toenemen. Door de campagnemodus komen de onenigheden tussen coalitiepartijen steeds duidelijk in de schijnwerpers. Denk bijvoorbeeld aan de issues asiel en stikstof. Het lijkt vrijwel onvermijdelijk dat vooral de BBB en in mindere mate ook JA21 en de PVV het goed gaan doen op rechts. Dit zijn partijen die radicale opvattingen hebben op beide thema’s. Het CDA zal op stikstof naar rechts getrokken worden door een BBB met de wind in de zeilen, en de VVD op asiel met een JA21 en een PVV die het goed doen. PvdA en GroenLinks zullen D66 juist weer de andere kant op trekken. Het zal er niet gezelliger op worden in de coalitie.   

Negen

De besproken verschuivingen laten een ontwikkeling zien die het waard is te blijven benadrukken. Doordat kiezers steeds meer tussen partijen zijn gaan switchen, verandert het politieke landschap ook in rap tempo. En dat landschap lijkt te blijven veranderen. In 2019 werd FVD vanuit het niets de grote winnaar van de Provinciale Statenverkiezingen met 15% van de stemmen. Nu staat BBB uit het niets met een soortgelijk percentage in de peilingen, en implodeert FVD weer. Dit heeft grote gevolgen voor allerlei zaken: de Provinciale Staten zelf, de provinciebesturen, de Eerste Kamer, en de slagkracht van de regering. Door een electorale markt aan te boren, handig campagne te voeren, en een beetje geluk te hebben met de omstandigheden, kunnen ondernemende politici en partijen snel pieken en relatief uit het niets in één keer grote invloed uitoefenen op de Nederlandse partijpolitiek.   

Tien

Er is nog veel onzekerheid over wat er gaat gebeuren woensdag. De peilingen zijn van één tot twee weken voor de verkiezingen en veel kiezers weten nog niet op wie ze gaan stemmen. Daarnaast is de opkomst bij Provinciale Statenverkiezingen altijd behoorlijk laag (rond de 50%). Dat maakt alles behoorlijk spannend.

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Provinciale Statenverkiezingen, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: het kiezerspotentieel van Nederlandse partijen

door Matthijs Rooduijn 10/03/2023 1 Reactie

Op 15 maart gaan we naar de stembus voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Wat is de electorale stand van zaken? De laatste peilingen laten interessante verschuivingen zien, met name aan de rechterkant van het politieke spectrum.

In deze blog ga ik niet in op hoe de partijen er op dit moment voor staan. In plaats daarvan zoom ik wat meer uit, en bekijk ik in meer algemene zin wat het kiezerspotentieel is van Nederlandse politieke partijen.

Dat doe ik door te kijken naar data van het LISS-panel. Ongeveer een jaar geleden hebben onderzoekers van dit panel aan respondenten gevraagd om voor iedere partij aan te geven hoe groot de kans was dat ze op die partij zouden stemmen als er die dag verkiezingen voor de Tweede Kamer waren.  

Ik heb op basis van deze informatie per partij berekend wat het percentage kiezers is dat het mogelijk acht op die partij te stemmen. Specifiek heb ik gekeken naar wat het percentage van het electoraat is dat de kans een stem op een partij uit te brengen schat op groter dan 0%, 10%, 25% en 75%. Als mensen de kans op groter dan 0% schatten dan is het dus mogelijk dat ze op de betreffende partij zullen stemmen. Als ze de kans op groter dan 75% schatten is het waarschijnlijk dat ze er op zullen stemmen.

Twee voorbehouden. Ten eerste is dit de stand van zaken van een jaar geleden. Things have changed. Maar dat is waarschijnlijk minder erg voor dit soort data dan voor daadwerkelijke stemintenties. Ten tweede gaat de vraag over de kans dat iemand op een bepaalde partij zou stemmen als er op dat moment verkiezingen zouden zijn. Het is dus mogelijk dat mensen op dat moment zeker weten dat ze op partij X zouden stemmen, maar het ook nog steeds mogelijk achten op een ander moment op een andere partij te stemmen. We moeten de resultaten hieronder dus met enige terughoudendheid interpreteren.

Wat zijn de meest in het oog springende bevindingen?

Figuur: Per partij het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 0%, 10%, 25% en 75%

D66 heeft het grootste kiezerspotentieel. 67% van de kiezers (dus twee derde!) kan zich voorstellen op de partij van Sigrid Kaag te stemmen (zie de donkerblauwe staaf). Maar van dit electorale potentieel van D66 ziet maar een vijfde deel een grote kans op de partij te stemmen: het percentage kiezers dat zegt dat de kans op de sociaalliberalen te stemmen groter is dan 75% is 13% (zie de heel lichtblauwe staaf). De ‘waarschijnlijk-mogelijk-verhouding’ is bij D66 dus 1:5.

Een iets kleiner maar nog steeds aanzienlijk deel van het electoraat ziet zichzelf op de VVD stemmen (61%). Maar de waarschijnlijk-mogelijk-verhouding is hier heel anders, namelijk 1:3. 22% van de kiezers acht de kans op de VVD te stemmen groter dan 75%. Dit suggereert dat het kiezerspotentieel van de partij van Mark Rutte wat stabieler is dan dat van D66.

Het is opvallend dat de PvdA als nummer 3 uit de bus komt. Hoewel de partij het al jaren slecht doet bij verkiezingen, behoren de sociaaldemocraten voor veel kiezers blijkbaar nog steeds tot de kanshebbers. 60% van het electoraat sluit het niet uit op de sociaaldemocraten te stemmen. Maar de partij heeft erg veel moeite dit potentieel te verzilveren. Maar 9% van de kiezers acht de kans op de sociaaldemocraten te stemmen groot, en dat is iets minder dan zeven keer kleiner dan het percentage dat überhaupt een kans ziet op de PvdA te stemmen (waarschijnlijk-mogelijk-verhouding = 1:7). Samengevat: de PvdA lijkt het, gezien de verkiezingsresultaten van de afgelopen jaren, behoorlijk verbruid te hebben bij veel kiezers. Maar de deur staat nog op een kier, want een flink deel van het electoraat acht een stem op de partij nog steeds denkbaar.

Het potentieel van GroenLinks is iets kleiner dan dat van de PvdA. 55% acht het niet ondenkbaar op de partij te stemmen. Maar ook voor de partij van Jesse Klaver geldt dat het percentage kiezers dat de kans op de partij te stemmen groot acht vele malen (namelijk negen keer) kleiner is. De SP lijkt relatief gezien een wat stabielere achterban te hebben. Het percentage kiezers dat de kans op die partij te stemmen op groter dan 0% schat is kleiner dan bij GroenLinks. Maar het percentage kiezers dat de kans op groter dan 75% schat ligt dan weer net iets hoger (al is dit verschil waarschijnlijk niet statistisch significant). De waarschijnlijk-mogelijk-verhouding is 1:9 bij GroenLinks en 1:6 bij de SP

De CDA is qua grootte van het kiezerspotentieel op alle vlakken vrijwel identiek aan de SP. Dit is opvallend. Van de traditionele grote middenpartijen weten we dat het slecht gaat met zowel PvdA als CDA. Maar voor het CDA lijken meer kiezers de deur echt te hebben dichtgedaan dan voor de PvdA. Al met al ziet de toekomst er dus niet al te rooskleurig uit voor de partij. De hoop bij de christendemocraten lijkt nu gevestigd te zijn op een nieuw, potentieelverhogend, verhaal.

Opvallend genoegen scoren de PVV, de Partij voor de Dieren en Volt allemaal tegen de 40%. Maar als we gaan kijken naar het percentage kiezers dat de kans op deze partijen te stemmen op groter dan 75% schat, zien we een volledig ander beeld. Bij de PVV is dat 12% (verhouding = 1:3), bij de PvdD 6% (verhouding = 1:6) en bij Volt 3% (verhouding = 1:13). Dit laat mooi zien dat de PVV een behoorlijk stabiel kernelectoraat heeft, maar dat er op dat vlak vooral voor Volt nog flink wat werk aan de winkel is. Dat zal met name ook met de naamsbekendheid van die partij te maken hebben.

Van de overige partijen valt op dat de BBB een nog relatief beperkt potentieel heeft. Ik vermoed dat dit inmiddels flink is veranderd. Nogmaals: de data die ik hier heb gebruikt zijn van een jaar geleden. In de tussentijd heeft de BBB een gigantische groei doorgemaakt in de peilingen. Meer mensen zullen het mogelijk achten op de partij te stemmen.    

Ik vermoed dat analyses van het potentieel van politieke partijen minder gevoelig voor grote schommelingen zijn dan peilingen van daadwerkelijk stemgedrag of stemintenties. En dan vooral als we ons richten op het percentage van het electoraat dat de kans een stem op een partij uit te brengen schat op groter dan 0%. Hoe meer we richting de 100% gaan, hoe meer het antwoord momentgevoelig wordt. (We komen immers steeds dichter bij de daadwerkelijke stemintentie.) Toch blijft het interessant om te kijken in hoeverre er verschuivingen in het potentieel optreden. TBC dus, zodra er recentere data zijn.

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Provinciale Statenverkiezingen, Publieke opinie, verkiezingen

Doorbreken politieke impasse opgave voor links en rechts

door Jan Drentje 08/03/2023 1 Reactie

175 jaar grondwet: ‘De grondwet heeft staatsburgerschap, de eerste drijfveer onzer eeuw, zooveel zij kon laten slapen. Om hartstogt te mijden, brak zij de ziel. De burgerij had tot hiertoe het besef dat zij mederegeerde niet’ (Thorbecke, verslag van de grondwetscommissie 1848).

Mogelijk is de kiezer het alweer vergeten, maar in 2019 werd Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen de grootste partij van Nederland. De Icarusvlucht van voorman Baudet die erop volgde is bekend. De overwinning voor deze nieuwkomer maakte opnieuw duidelijk hoe volatiel Nederlandse verkiezingsuitslagen in ons tijdsgewricht zijn. Het traditionele politieke midden is zo ongeveer verdampt in de hitte van een gepolariseerd klimaat. Nu staat BBB met volksheld Caroline van der Plas op een recordwinst. Traditionele partijen voeren weer een oud toneelstukje op: de klassieke strijd tussen links en rechts. Daarna volgt echter vrijwel steeds een centrum-linkse coalitie, aangezien de VVD na de verkiezingen een cruciale middenpositie inneemt. Tot onvrede van zowel links als rechts.

Politieke onvrede kan moeilijk worden gepolitiseerd aangezien coalities doorgaans monistisch te werk gaan: de oppositie heeft het nakijken. Van de beloofde nieuwe bestuurscultuur – dualistische afstand tussen regering en Kamer die een zinvol debat mogelijk maakt is – zoals te verwachten was – weinig terecht gekomen. Al decennia is de regeerpraktijk overwegend monistisch.

De voordelen van monisme zijn groot: het in de regel moeizaam tot stand gekomen regeerakkoord kan worden uitgevoerd. Als regeringspartijen onderdelen vrij behandelen in de Kamer kan dit snel leiden tot onuitvoerbaarheid van voorgenomen beleid en een crisissfeer veroorzaken. Onvrede over deze regeerpraktijk kan moeilijk worden gepolitiseerd. Een noodrem voor de bevolking in de vorm van een bindend correctief referendum als er grote onvrede is over wetgeving, is keer op keer afgestemd.

Oligarchisch bestuur

Hierdoor is de figuur ontstaan van een electieve aristocratie, zoals de geschiedfilosoof Frank Ankersmit de werking van de politieke representatie in de huidige tijd typeert. Bij verkiezingen wordt de burger van alles beloofd en voorgespiegeld, maar zijn stem heeft nauwelijks invloed op de regeringsvorming. Dat is een zaak van politieke elites die vervolgens vier jaar de dienst uit kunnen maken. Er is na de verkiezingen nauwelijks nog een band tussen kiezer en gekozene. Deze uitholling van de representatieve democratie is beschreven in Peter Mair’s Ruling the void, The hollowing of western democracy (2013). Nu de ideologische banden tussen kiezers en politieke partijen sterk zijn afgenomen, is er volgens Mairs theorie sprake van oligarchisch netwerkbestuur. In verkiezingstijd wordt nog gesuggereerd dat het volk soeverein is, maar dat is vooral een ritueel om de macht van de politiek-bestuurlijke oligarchie te legitimeren.

Tegen deze achtergrond is het niet vreemd dat grote delen van het electoraat zoeken naar politieke leiders die pretenderen echt het verschil te kunnen maken. Ze doen grote beloftes die niet op de maat gesneden zijn van de heersende bestuurspraktijk zoals: het afschaffen van de euro, uittreden uit de EU, het sluiten van de grenzen of moskeeën. Maar: dergelijke populistische leiders weerspiegelen goed beschouwd ook de democratisch pretentie van ons politieke systeem: de stem van het volk moet ertoe doen.

Historisch intermezzo: Thorbecke als schrik voor de oligarchie

In dit herdenkingsjaar 175 jaar grondwet kan het geen kwaad stil te staan wat Thorbecke in dit verband met de grondwetsherziening van 1848 beoogde. Nadrukkelijk wilde hij een breuk met het dominante oligarchische bestuur dat zich al tijdens de Bataafs-Franse periode had hersteld en onder Oranje’s hoede vanaf 1813 nieuwe vormen had aangenomen. In de patriottentijd en tijdens de eerste radicale fase van de Bataafse tijd werden verschillende pogingen gedaan de burgerij bij het bestuur te betrekken. In de staatsregeling van 1798 werd zelfs bepaald dat de macht lag bij “Het Bataafsche Volk, zig vormende tot eenen ondeelbaaren Staat”.

Nu vermeed Thorbecke in zijn geschriften en toespraken in het parlement het begrip volkssoevereiniteit omdat hiervan de suggestie van directe democratie uitging. De suggestie van directe volksregering had tijdens de Franse Revolutie tot een gevaarlijke rise of expectations, onbestuurbaarheid en bloedvergieten geleid – het schrikbeeld van zo ongeveer alle conservatieve en liberalen uit de periode van de Restauratie. Een representatief politiek systeem moest een zekere afstand tussen kiezer en gekozene bewaren waardoor er ruimte kon ontstaan voor een redelijk politiek debat in het parlement.

Maar: directe verkiezingen van volksvertegenwoordigers moesten nadrukkelijk een breuk vormen met het traditionele oligarchische regentenbestuur. De grondwetsherziening van 1848 en de daarmee samenhangende organieke wetten hadden onder andere tot doel de burgerij het besef van ‘mederegeren’ te geven. Zoals verwoord in het verslag van de grondwetscommissie: ‘Zonder dit besef evenwel rust de staat niet op nationale kracht … Dat besef wordt door eene echte, eenvoudige Vertegenwoordiging in plaatselijke, provinciale en Landsregering aan de ingezetenen geschonken’. Nu kan dit ‘mederegeren’ door de uitsluitende werking van het censuskiesrecht en het nog niet verlenen van kiesrecht aan vrouwen worden gerelativeerd, maar de pretentie was duidelijk: algemeen kiesrecht en reële burgerinvloed op de politieke representatie lagen in de lijn van de historische ontwikkeling.  

Juist dat besef van ‘mederegeren’ is in onze tijd geërodeerd. Oligarchisch bestuur is nu een complex bestuurlijk netwerk dat door populistische partijen vaak wordt getypeerd als Haagse kartelpolitiek of zelfs als een wereldwijde samenzwering van elites.

Statenverkiezingen als midterms

Een van de weinige manieren om onvrede over het regeringsbeleid politiek te articuleren zijn de verkiezingen voor de Provinciale Staten aangezien die bepalend zijn voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Die verkiezingen hebben daarmee het karakter van een soort mid terms gekregen: een tussentijdse verkiezing die de doorzettingsmacht van de regering kan belemmeren. Uit oogpunt van dualisme is dat op zichzelf een goede zaak. Als de coalitie haar meerderheid in de Eerste Kamer verliest, moet er meer rekening worden gehouden met de wensen van de oppositie: een figuur waar Houdini Rutte bijzonder bedreven in is.

Precies die toegenomen politieke rol stoorde in 2014 Loek Hermans en Halbe Zijlstra. Zij bepleitten het instellen van een staatscommissie die moest adviseren over een bescheidener rol van de Eerste Kamer. Dit werd uiteindelijk een brede opdracht aan de staatscommissie onder leiding van Johan Remkes die als opdracht kreeg het parlementaire stelsel toekomstbestendig te maken.

Dijkdoorbraak voorkomen

Het eindrapport Lage drempels, hoge dijken, democratie en rechtsstaat in balans (2018) bevatte een mooie Thorbeckeaanse inleiding waarin symbolisch werd verwezen naar de watersnoodramp van 1953. Te laat maatregelen nemen kon tot dijkdoorbraken leiden. De Oosterschelde kering was een staaltje van Hollands vernuft om oplossingen te vinden voor bedreigingen. De Nederlandse democratie was/is aan groot onderhoud toe. De dijken houden het nog wel, maar de golven van onvrede nemen toe. Wat Remkes betreft zouden de adviezen daarom voortvarend moeten worden uitgevoerd. Zoals gelet op het lot van eerdere rapporten van dergelijke staatscommissies te verwachten viel, is er maar weinig van terecht gekomen van uitvoering van de voorstellen.

Niet dat er geen voorstellen tot wijziging van de grondwet zijn ingediend, maar die zijn vanuit democratisch oogpunt van machtsvorming  tandeloos. Het voorstel dat daadwerkelijk burgerinvloed zou kunnen vergroten, het bindende correctieve referendum, is door de coalitie (inclusief D66) behendig afgevoerd.

Eerste Kamer op afstand

Geen referendum dus. Wat zal het lot van de Eerste Kamer zijn? Komt er een terugzendrecht voor ondeugdelijke wetgeving, zoals de staatscommissie adviseerde? Er ligt nu wel een voorstel om de zittingsduur van de Eerste Kamer te verlengen tot zes jaar, met iedere drie jaar het aftreden van de helft van de leden. Doel: de afstand tussen de landelijke politiek en de verkiezingen voor de Eerste Kamer te vergroten. Daarmee wordt alsnog de wens van Loek Hermans c.s. ingewilligd. Een poging tot depolitiseren van de Eerste Kamer – geen mid terms meer. Precies dat adviseerde de commissie Remkes niet. De Raad van State heeft dit voorstel kritisch besproken omdat bij deze manier van samenstellen kandidaten van kleine partijen benadeeld kunnen worden. De Eerste Kamer heeft al een zwak democratisch mandaat – Thorbecke had de getrapt gekozen senaat willen afschaffen. Het huidige voorstel van de regering verhoogt goed beschouwd vooral het oligarchische gehalte van de Eerste Kamer.

Partijverbod

Last but not least: er is een wet op de politieke partijen ingediend. Heel goed om partijen te dwingen tot openbaarheid van giften en invloed van buitenlandse financiers tegen te gaan. De wet bevat ook een voorstel om politieke partijen die daadwerkelijke een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde makkelijker te kunnen verbieden. Op zichzelf kan een partij die oproept tot geweld of discriminatie nu al verboden worden. Onwelgevallige opinies verbieden – zolang ze binnen de wet vallen – is uit democratisch oogpunt een riskante zaak. Voor WOII werd de NSB niet verboden, ook de CPN niet die omverwerping van de kapitalistische orde tot doel had. Strikt genomen is de SGP een ondemocratische partij omdat die een theocratie voorstaat. Dit voorstel is in hoge mate een vorm van symboolpolitiek. Rechtse, populistische partijen slaan er politieke munt uit: ‘D66 rechters’ hebben nu een middel om ‘ongehoord Nederland’ de mond te snoeren.

Paars 2.0

Verkiezingen moeten ertoe doen. Uit politicologisch onderzoek blijkt keer op keer dat kiezers minder aan ideologie en partijen gebonden zijn, maar nadrukkelijk wel willen dat hun stem van betekenis is. Dit was althans een van de belangrijkste conclusies die Andeweg en Thomassen in hun Van Afspiegelen naar afrekenen (2011) trokken uit de uitgebreide democratic audit.

Kiezers willen vooral kunnen afrekenen met een bestaande coalitie als er onvrede is over het gevoerde beleid. Daarbij willen zij invloed op de coalitievorming. Juist daar schort het in Nederland aan. Bij een belangrijk deel van het electoraat overheerst het gevoel te zijn buitengesloten van de macht, treffend in kaart gebracht door Josse de Voogd en Rene Cuperus in hun rapport Atlas van afgehaakt Nederland (2021).

Bij de teloorgang van traditionele middenpartijen als het CDA en de PvdA heeft de VVD de facto de traditionele middenfunctie overgenomen. De VVD moet zich electoraal echter op rechts positioneren om zich radicalere en populistische varianten zoals de PVV, Forum, JA21 en inmiddels BBB van het lijf te houden. Deze nieuwe partijen bestaan overigens vaak uit ex-VVD en ex-CDA politici. Na verkiezingen is vervolgens een alternatieve rechtse coalitie niet goed mogelijk aangezien de PVV een dermate radicaal verkiezingsprogramma heeft, dat regeringsdeelname vrijwel uitgesloten is. Zo is het voorgestane verbod op de islam als godsdienst ongrondwettelijk en in strijd met Europese verdragen. Wat dan overblijft is een voor kiezers onherkenbaar compromis tussen VVD en links-van-het-midden partijen – wat noch rechtse noch linkse kiezers kan bekoren. In feite regeert vaak Paars 2.0: monistisch technocratisch compromissenbestuur met partijen links van de VVD. Effectief in de (oligarchische) Haagse beleidsruimte maar op te grote afstand van het land.

In verkiezingsstrijd van 1956 werd de keuze tussen de socialist Drees of de katholiek Romme centraal gesteld. Het resultaat was een coalitie tussen beiden, ook toen al bron van onvrede. Bij de verkiezingen in 2021 werd het een strijd tussen Kaag en Rutte. De kiezer kreeg beiden. In de 21ste eeuw leidt dergelijke coalitie politiek tot een toename van electoraal onbehagen en vooral: electorale winst van populistische partijen.

Coalitie over rechts

Voor de werking en legitimatie van de parlementaire democratie zou het daarom goed zijn als er in de Nederlandse verhoudingen een rechts-midden coalitie mogelijk was. Al sinds de dagen van Fortuyn (2002) ligt er politieke ruimte op rechts, maar kan deze moeilijk in regeringsdeelname worden verzilverd. De PVV vervult hierbij vooralsnog een spilfunctie. Die partij kent echter formeel maar één lid dat alle macht heeft. Daardoor is er nauwelijks sprake van interne partijdemocratie. Intern debat over het partijprogramma en daarmee verbonden keuzes over (on-)mogelijkheden tot regeringsdeelname kan pas vormkrijgen als leden zeggenschap krijgen.

De figuur van een partij zonder democratische statuten kan eenvoudig worden voorkomen door in de kieswet eisen te stellen aan de statuten van politieke partijen. Wie meedoet aan de democratie, hanteert zelf ook democratische spelregels (en is voor 100% transparant over financiën en giften). Dat past beter in onze democratie dan een partijverbod.

Rechtse oppositie zonder reële mogelijkheid tot regeringsdeelname verlamt op den duur de werking van de politieke representatie door een overmaat aan politieke retoriek. Dit belemmert ook het dialectische karakter van politieke strijd in het parlementaire systeem: coalities moeten daadwerkelijk van politieke samenstelling en inhoud kunnen verschillen. Het is daarom tijd voor ‘verantwoordelijk rechts’, wat primair een politiek-ethische opgave voor de (radicaal-) rechtse partijen zelf is.

Grote delen van het electoraat nemen inmiddels hun toevlucht tot buitenparlementaire acties en verliezen het vertrouwen in het politieke systeem als zodanig. Precies daartegen waarschuwde de staatscommissie Remkes – in navolging van Thorbecke aan de vooravond van het revolutiejaar 1848. Doel van de politieke representatie of van grondwetswijzigingen kan niet zijn burgerinvloed buiten de dijken te houden. Dat is voor alle partijen van links tot rechts de democratische opgave.

Afbeelding: Thorbecke In Den Haag van Roel Wijnants via Flickr.

Filed Under: Democratie, Politieke partijen Tagged With: grondwet, Politieke partijen, Thorbecke, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

door Matthijs Rooduijn 06/03/2023 1 Reactie

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – kijkend naar de landelijke partijen – de grootste electorale verschuivingen gaan zien? Hoewel er op dit moment vooral veel gediscussieerd wordt over het door de VVD aangezwengelde (en veel bekritiseerde) “linksom of rechtsom”-frame, lijken veel veranderingen zich aan de (radicale) rechterkant van het politieke spectrum te gaan voordoen.

Volgens de laatste peilingen gaat FVD gigantisch krimpen, terwijl de PVV behoorlijk gaat groeien. En BBB en JA21 staan allebei op flinke winst – zowel ten opzichte van de vorige Provinciale Statenverkiezingen (want toen deden ze nog niet mee), als ten opzichte van de afgelopen verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wat er gebeurt in het radicaal-rechtse blok is bovendien relevant omdat de verkiezingen indirect bepalen hoe de Eerste Kamer er uit komt te zien; partijen als BBB en JA21 kunnen de coalitie straks aan een meerderheid gaan helpen.  

Kiezerspotentieel

Wat weten we eigenlijk over het potentieel van de partijen op de uiterste rechterflank? En tussen welke partijen is het meeste electorale verkeer te verwachten? Om daar iets zinnigs over te zeggen heb ik de gegevens van het LISS-panel er even bij gepakt. Een klein jaar na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 (dat is nu ongeveer een jaar geleden) hebben de onderzoekers van dit panel aan mensen gevraagd om voor iedere partij aan te geven hoe groot zij de kans achten dat ze er op zouden stemmen als er die dag verkiezingen waren. (Het is belangrijk om in gedachten te houden dat het bij deze vraag om verkiezingen voor de Tweede Kamer gaat. De dynamiek bij de verkiezingen van volgende week zal om allerlei redenen anders zijn. De resultaten hieronder moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.)

De kans-vraag van het LISS-panel biedt een interessant kijkje in het hoofd van de kiezer, omdat je op basis ervan een inschatting kunt maken van het electorale potentieel van iedere partij. Je kunt dit uitrekenen door per partij te kijken wat het percentage kiezers is dat aangeeft het mogelijk te achten op die partij te stemmen. De grote vraag hierbij is: vanaf welk percentage vinden we de kans groot genoeg om te zeggen dat iemand een partij serieus overweegt? Daar kun je over twisten. Ik ben er hier voor het gemak van uit gegaan dat iemand een partij serieus overweegt als de kans op die partij te stemmen 10% of meer is.

Iedere staaf in Figuur 1 hieronder geeft het percentage kiezers weer dat zegt dat de kans op de betreffende partij te stemmen 10% of meer is. Ik richt me daarbij op radicaal-rechts (PVV en FVD) en de twee nieuwere partijen die daar in iets meerdere mate (JA21) en mindere mate (BBB) tegenaan schurken.

Wat zijn de opvallendste uitkomsten? Ten eerste dat het potentieel van alle partijen veel hoger ligt dan het percentage stemmen dat (waarschijnlijk) gerealiseerd gaat worden over anderhalve week. Dat is niet zo gek. In deze grafiek zijn immers ook mensen meegenomen die hebben aangegeven dat de kans dat ze op de betreffende partij stemmen maar 10% is. Maar toch: dit zijn de mensen die aangeven dat er een redelijke kans is dat ze op de betreffende partij stemmen. Het is wel belangrijk om te vermelden dat de meting een jaar geleden is gedaan. Ik vermoed dat met name het potentieel van de BBB sindsdien nog verder gegroeid is.

Het tweede dat ik opvallend vind is het relatief hoge percentage mensen dat zei het mogelijk te achten op de PVV te stemmen: 36% (dus meer dan een derde van het electoraat!). Radicaal-rechtse partijen trekken in Europa gemiddeld zo’n 15% van de kiezers. Dit is dus zeker niet het maximaal haalbare voor deze partijfamilie. Wat ik ten derde opvallend vind is dat de verhouding tussen de partijen ongeveer dezelfde is als in de meest recente Peilingwijzer: BBB en JA21 ongeveer twee keer zo groot als FVD, en de PVV drie keer zo groot.

Figuur 1: Per partij (BBB, JA21, PVV, FVD) het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 10%

Ik heb ter vergelijking even gekeken wat er gebeurt als we ook mensen meenemen die de kans dat ze op de betreffende partij zouden stemmen op bijvoorbeeld maar 1% of 5% zetten (je zou immers kunnen zeggen dat mensen die de kans op een bepaalde partij te stemmen op 1% of 5% schatten ook tot het potentieel van die partij behoren). Dan zien we hetzelfde patroon, met maar iets hogere percentages: ongeveer 15% acht de kans groter dan 0% op FVD te stemmen, 30% acht het mogelijk dat ze BBB of JA21 zullen stemmen, en 40% van de kiezers geeft aan dat er een kans is dat ze op de PVV zullen stemmen.

Verschuivingspotentieel

Waar komen deze kiezers nu vandaan? Ik ga hier niet een volledig beeld schetsen, maar richt me alleen op de belangrijkste centrum-rechtse en radicaal-rechtse partijen en de partijen daartussenin. Ook neem ik de niet-stemmers mee. Specifiek kijk ik naar de mensen die bij de Tweede Kamerverkiezingen, een klein jaar voor het afnemen van de vragenlijst van het LISS-panel, hebben gestemd op CDA, VVD, JA21, PVV en FVD. Helaas kon ik BBB-stemmers niet meenemen in de analyse omdat er te weinig van hen in de dataset zaten.

Figuur 2 hieronder laat de resultaten zien. Laten we eerst kijken naar het percentage kiezers dat de kans groter dan 10% acht op de BBB te stemmen (grafiek linksboven). Vooral onder PVV-stemmers is dit percentage hoog. Maar de partij doet het ook aardig bij FVD- en JA21-stemmers. De BBB is – surprise, surprise – ook aardig populair onder CDA-stemmers.

De grafiek rechtsboven gaat over het JA21-potentieel. De 100% bij JA21 zelf geeft aan dat geen enkele JA21-stemmer uit 2021 de kans kleiner dan 10% acht opnieuw op de partij te stemmen. Verder doet de partij het goed onder PVV-stemmers en in iets mindere mate ook onder VVD-stemmers.

De mensen die de PVV overwegen staan weergegeven in de grafiek linksonder. De partij van Wilders is vooral populair onder FVD- en JA21-stemmers, maar doet het ook heel aardig onder niet-stemmers. Wat ik ook opvallend vind: maar liefst 31% van de VVD-stemmers schat de kans een stem op de PVV uit te brengen op 10% of hoger.

FVD (rechtsonder) doet het zelfs onder de eigen kiezers niet goed. 18% van de FVD-kiezers acht de kans opnieuw op de partij te stemmen kleiner dan 10% (niet in deze grafiek weergegeven, maar een aanvullende analyse laat zien dat maar liefst 15% zegt dat die kans 0% is). Van de PVV-stemmers ziet 24% zichzelf op FVD stemmen.

Figuur 2: Per partij (BBB, JA21, PVV, FVD) het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 0%, uitgesplitst naar herkomstpartijen  

Ook hier geldt natuurlijk weer dat de percentages wat groeien op het moment dat we de kans per partij op groter dan 0% zetten (hier niet weergegeven). Maar de verhoudingen blijven ongeveer gelijk.

Ruimte en verschuivingen op radicaal-rechts

Het Nederlandse partijenlandschap bestaat uit drie blokken: links, centrum-rechts, en radicaal-rechts. Met name de verschuivingen binnen radicaal-rechts en tussen centrum-rechts en radicaal-rechts worden interessant. Wat kunnen we voorspellen met betrekking tot de PS19-naar-PS23-kiezersstromen op basis van de huidige peilingen en de analyse hierboven?

Vanuit centrum-rechts zullen er veel kiezers overlopen naar de “tussenpartijen” BBB en JA21. Mijn voorspelling op basis van de analyses hierboven: vanuit CDA trekken kiezers vooral naar BBB en vanuit VVD vooral naar JA21. Aan de andere kant van het radicaal-rechtse blok zal er ook flink wat gaan verschuiven. Vanuit FVD zullen kiezers waarschijnlijk veel kanten opzwermen (bedenk: die partij was heel groot bij de vorige Provinciale Statenverkiezingen). Ik verwacht dat deze kiezers vooral de weg naar de PVV en in iets mindere mate de BBB en JA21 zullen vinden. De PVV gaat dus vooral groeien door de mensen die klaar zijn met Baudet. Maar mogelijk gaat de partij ook niet-stemmers en zelfs voormalige VVD-kiezers trekken. Ga maar na: ongeveer een derde van de achterban van de grootste partij van ons land schat de kans op de PVV te stemmen op 10% of hoger. Dat zijn behoorlijk wat kiezers!   

Hoe dan ook gaan rechts-populisten het hoogstwaarschijnlijk goed doen. Ongeveer 30% van het electoraat lijkt volgens de huidige peilingen op BBB, JA21, PVV of FVD stemmen (ter vergelijking: bij de vorige Provinciale Statenverkiezingen stemde ongeveer 26% op een rechts-populistische partij en bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen 20%).

De belangrijke vraag is daarbij welke positie de relatieve nieuwkomers JA21 en BBB in de toekomst zullen gaan innemen. JA21 profileert zich met haar anti-immigratiestandpunten vrij duidelijk als een radicaal-rechtse partij. Of BBB zich op termijn ook zal ontwikkelen tot een full-blown radicaal-rechtse partij zal moeten gaan blijken. Het stemgedrag van de partij doet dat wel steeds meer vermoeden.

Hoe dan ook zullen er interessante verschuivingen gaan plaatsvinden in en rondom het radicaal-rechtse blok. Ik zou mijn geld sowieso inzetten op flinke groei. Tenzij Rutte zijn dubieuze “linksom of rechtsom”-frame een nieuwe schwung weet te geven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: BBB, FvD, JA21, Populisme, PVV, radicaal-rechts, verkiezingen

Waterschapsdemocratie? Een goed idee!

door Hans Vollaard, Harmen Binnema 23/12/2022 1 Reactie

De verkiezingen van waterschappen zijn in potentie het grootste democratisch feestje in Nederland. Aan geen enkele verkiezing mogen zoveel mensen meedoen. Waterschappen krijgen echter regelmatig kritiek op hun democratische gehalte, omdat een deel van het algemeen bestuur van waterschappen wordt benoemd door belangenorganisaties. Bovendien is de vraag of kiezers en gekozenen wel verstand hebben van waterkwesties. Zouden taken als bescherming tegen het water en schoon water niet beter in handen zijn van experts? Het eerste onderzoek ooit naar de democratische kwaliteit van waterschappen laat evenwel de meerwaarde van democratie zien voor waterschappen, ook al is er nog flink wat werk te verrichten om van waterschappen een levende democratie te maken.

Waterschappen zijn, op basis van huidige opvattingen over democratie, het jongste democratische orgaan van Nederland. Pas vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw hebben alle inwoners immers kiesrecht gekregen in het waterschapsbestuur. Dat is een stuk later dan in het nationaal, provinciaal en lokaal bestuur (1919) en de Europese Unie (1979). Maar nu mogen bij geen andere verkiezing zoveel inwoners stemmen als bij waterschappen. Bij Tweede Kamerverkiezingen en provinciale verkiezingen zijn immers alleen mensen met de Nederlandse nationaliteit kiesgerechtigd. Bij gemeenteraadsverkiezingen mogen daarnaast ook EU-burgers stemmen, net als niet-Nederlandse inwoners die minstens vijf jaar onafgebroken legaal in Nederland verblijven. Bij waterschapsverkiezingen geldt die verblijfseis van vijf jaar voor niet-Nederlanders niet, waardoor in maart 2023 zo’n 14 miljoen inwoners mogen stemmen.

Te weinig democratie…?

Waterschappen zijn daarmee nog niet gevrijwaard van kritiek op hun democratische gehalte. Naast verkozen zetels voor inwoners zijn er immers zetels gereserveerd voor vertegenwoordigers van belangengroepen, de zogeheten geborgde zetels. Deze  worden aangewezen door belangenorganisaties van boeren, natuurterreinbeheerders en bedrijven. Er zijn inderdaad vanuit democratisch oogpunt de nodige vragen bij te stellen. Waarom hebben die belangenorganisaties een eigen gereserveerde stem nodig, als hun achterban zich ook via de verkozen zetels zich kan laten horen? Bovendien draagt iedereen de lasten en lusten van waterbeheer en waterschapsbelastingen: waarom zouden bepaalde groepen dan een grotere stem mogen hebben in het waterschapsbestuur? En waarom zijn er voor de geborgde zetels niet ook gewoon verkiezingen? Vooral GroenLinks en D66 hadden kritiek op die geborgde zetels en deden een voorstel om ze helemaal af te schaffen. Uiteindelijk heeft onlangs het parlement besloten om per ingang van maart 2023 het aantal geborgde zetels terug te brengen. Zetels voor bedrijven worden afgeschaft. De zetels voor boeren en natuurterreinbeheerders blijven, maar zij krijgen er elk twee. Daarnaast vervalt de verplichting dat een geborgde fractie standaard in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd is.

…Of juist te veel democratie?

Een heel andere kritiek op de waterschappen is dat ze juist  te democratisch zijn. Waarom zouden er überhaupt  verkiezingen voor moeten zijn? Zouden waterschappen niet gewoon zelfstandige organen moeten zijn, bestaand uit experts die met verstand van zaken kwesties als dijkverzwaring, de aanleg van een rioolwaterzuiveringsinstallatie en droogte aanpakken? Zouden verkozen politici en inwoners bij gebrek aan kennis niet allerlei onverstandige besluiten nemen? Dat is zeker een risico. Het geval is echter dat experts onderling van (onderbouwde) mening verschillen wat nodig is. En dan moeten er keuzes worden gemaakt.

En als experts het al wel eens zijn op een specifiek punt, dan nog moeten er keuzes worden gemaakt. Moet het waterpeil vooral ten dienste staan van de landbouw of moet er meer rekening worden gehouden de met gevolgen voor natuur en klimaat?  Heeft dijkversterking prioriteit boven het verwijderen van medicijnresten uit water, waardoor vissen vergroeien? Wie moeten vooral de lasten dragen, burgers, boeren of bedrijven? Met dat soort keuzes kom je meteen in politiek vaarwater: het gaat om het afwegen van soms tegengestelde  belangen en van  waarden als solidariteit en rechtvaardigheid. De afweging van belangen en waarden is bij uitstek de verantwoordelijkheid van politiek en bestuur. Daar komt nog bij dat  er geen garantie is dat experts zich alleen door hun expertise laten leiden. Ook zij kunnen bij hun beslissingen eigen belangen of belangen van bepaalde groepen dienen, maar dit is onder het mom van ‘deskundigheid’ niet zichtbaar. Een extern correctiemechanisme, zoals verkiezingen, blijft daardoor nodig.

Kortom, waterschapsdemocratie is een goed idee.

Al met al zijn er  goede redenen om een waterschapsbestuur te hebben waar inwoners en hun vertegenwoordigers de keuzes kunnen maken en waar wordt gecontroleerd of de uitvoerende macht (dagelijks bestuur, voorzitter en ambtenaren) volgens de gestelde normen en doelen handelen. Formeel gezien is daarvoor ook alles voorhanden: verkiezingen, algemene besturen die dagelijks bestuursleden kunnen aanstellen en wegsturen, algemene besturen die de beleidslijnen en financiële kaders mogen bepalen en die informatie (kunnen) krijgen om dagelijks besturen te controleren.

Gebrekkige democratie, onder kiezers én gekozenen

Onderzoek in waterschappen laat echter zien dat de praktijk weerbarstig is. Uit het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek kwam al naar voren dat waterschappen voor de meeste mensen een onbekend bestuur vormen. Vier op de vijf kent nog geen eens de naam van het waterschap waar zij onder vallen. De opkomst mag dankzij de combinatie met de Statenverkiezingen flink omhoog zijn gekrikt tot rond de 50 procent, andere ‘watervreemde’ thema’s overschaduwen al snel de waterschapsverkiezingen. Daarmee blijft onduidelijk welke waarden en belangen van inwoners in de waterschappen moeten  doorklinken.

Op hun beurt weten algemene bestuursleden op onderwerpen als de hoogte van belastingtarieven nog duidelijk de koers te bepalen, maar bij andere, meer inhoudelijke kwesties geldt dat lang niet voor alle leden – zo zeggen waterschapsbestuurders zelf. Dan wreekt zich een gebrek aan inzicht in de materie. De inperking van het aantal geborgde zetels zal de kwaliteit van de koersbepaling en controle door algemene besturen ook geen goed doen. De vertegenwoordigers van boeren, bedrijven en natuurterreinbeheerders zijn over het algemeen beter ingevoerd en krijgen meer voeding uit hun achterban. Dat is bij hun verkozen collega’s nog wel eens anders.

Met de gebrekkige vertaling van de wensen van kiezers  en de zwakke positie van algemene besturen is het de vraag of kiezers en hun vertegenwoordigers tijdig bij welk onderwerp dan ook aan de noodrem kunnen trekken, als het volgens hen echt de verkeerde kant op gaat. Deze situatie schept grote verantwoordelijkheden voor dagelijks bestuursleden. Zoals ze zelf ook aangeven, hebben ze redelijke ruimte om hun eigen gang gaan, als ze dat zouden willen. Wel zeggen ze dat ze het aan hun democratische stand verplicht zijn om het algemeen bestuur de besluiten te laten nemen. Maar dat moet ook door de algemene besturen worden afgedwongen: dagelijks bestuurders moeten ervaren dat die meer dan nu het geval is hun controlerende en kaderstellende rol serieus invulling geven.

Tekenen van hoop

Teken van hoop is dat de laatste jaren algemene besturen in verschillende waterschappen zich ook wat meer laten gelden, door bijvoorbeeld betere uitleg te eisen bij kredietvoorstellen voor investeringen in waterzuiveringen, beleidsplannen uitgebreider door te spreken, door de instelling van een onafhankelijke rekenkamer en door eigen griffie-achtige ambtenaren. Daarnaast door het voorzitterschap van commissievergaderingen op te eisen en de strategische agenda van het waterschapsbestuur mee te bepalen.

Misschien laten bovendien inwoners door de groeiende discussie over water- en klimaatthema’s waterschapsbestuurders niet meer zo hun gang gaan, maar gaan ze die actief opjagen om voor hun belangen en waarden op te komen. Wat dat betreft is het een gezond teken voor de waterschapsdemocratie dat in 17 van de 21 waterschappen BBB zal gaan deelnemen, om zowel bij de verkiezingen als in algemene besturen het democratisch keuzeproces verder leven in te blazen. En zo overigens ook te laten zien dat boeren eigenlijk geen aparte geborgde zetels nodig hebben om toch in het waterschap vertegenwoordigd te zijn.

Hans Vollaard en Harmen Binnema zijn samenstellers en mede-auteurs van het boek Waterschappen: Democratie in een onbekend bestuur en mede-auteurs van het rapport Meer zicht op het democratisch middenbestuur: Kiezersonderzoek in provincies en waterschappen

Afbeelding: Bron

Filed Under: Democratie Tagged With: lokale democratie, Provinciale Statenverkiezingen, verkiezingen, waterschap, waterschappen

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Interim pages omitted …
  • Go to page 22
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Voorbij de usual suspects: waarom participeren burgers niet?

De participatie-elite en de participatieparadox

‘Minder, minder, minder’ invloed PVV in Tweede Kamer?

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in