Gisteren legde collega Tom van der Meer het al duidelijk uit in Buitenhof: de aandacht voor de vraag welke partij de grootste is na afloop van de Provinciale Statenverkiezingen van vorige week disproportioneel. In het Nederlandse meerpartijenstelsel is het belang van de grootste partij veel kleiner dan in landen met een tweepartijenstelsel als de Verenigde Staten. Dit geldt in het bijzonder voor de Eerste Kamer, waar het zijn dat van de grootste partij vrijwel geen implicaties heeft. Natuurlijk is het begrijpelijk dat de sterke opkomst van Forum voor Democratie geïllustreerd wordt door het feit dat deze partij de grootste fractie in de Senaat krijgt, maar het eigenlijke verhaal van deze verkiezing is die van verdere fragmentatie, waarbij de grootste partij nog geen 15% van de stemmen haalt.
De interesse voor de vraag ‘wie is de grootste?’ vinden we bij politici zelf, maar ook bij de media. Het past feilloos in het presenteren van politiek in een horse raceframe, met een focus op ‘winnaars’ en ‘verliezers’ (zie hier, paywall). Dit is geen nieuw fenomeen, maar is wel steeds duidelijker aanwezig. Om dit te illustreren vergeleek ik de berichtgeving na de afgelopen vijf Provinciale Statenverkiezingen (2003, 2007, 20011, 2015 en 2019). Meer specifiek keek ik naar de berichtgeving over de verkiezingen in de landelijke dagbladen (NRC Handelsblad, de Volkskrant, de Telegraaf, Trouwen Algemeen Dagblad) drie dagen na de verkiezingen en in hoeveel artikelen gebruik gemaakt wordt van de uitdrukking ‘de grootste’. Alhoewel dat natuurlijk maar een zeer rudimentaire manier is om zoiets te onderzoeken is het beeld veelzeggend. Figuur 1 laat een duidelijke toename door de tijd zien – daar waar er in 2003 en 2007 nog nauwelijks aandacht wordt besteed aan wie ‘de grootste’ is, is die frase vanaf 2011 veelvuldig, en in toenemende mate, aanwezig. Daarmee wordt het complexe resultaat van deze verkiezingen gereduceerd tot een vorm van ‘scorebordjournalistiek’.
Martin van de Wardt zegt
Ik ben érg benieuwd naar degene die dit weet te duiden tegen de achtergrond van segregatie in bubbels en de voortschrijding van de informatietechnologie en virtualisatie.
Hoe kan politiek nog een besuitvormingsmechanisme blijven dat allen bindt?