Het verklaren van euroscepsis – een koepelterm die een kritische, veelal negatieve houding ten opzichte van de Europese Unie en het process van Europese integratie aanduidt – is een populair onderwerp voor politicologen. Maar ook politici kunnen zo langzamerhand niet om het simpele feit heen dat euroscepsis de afgelopen jaren flink is toegenomen. Zo tweette Guy Verhofstadt, europarlementariër en fractievoorzitter van de Europese liberalen ALDE, twee weken terug:
the @eucouncil should talk about the rising euroscepticism and how to tackle it
— Guy Verhofstadt (@GuyVerhofstadt) May 21, 2013
Ik heb met Erika van Elsas, Wouter van der Brug en Theresa Kuhn onderzoek (paywall, eerdere open versie hier) gedaan naar euroscepsis in twaalf West-Europese landen van 1973-2010. We hebben specifiek gekeken naar het verschil in euroscepsis tussen opleidingsgroepen door de jaren heen. De onderzochte landen zijn Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Spanje, Portugal en Griekenland, omdat voor deze landen Eurobarometer-data over zeer lange tijd beschikbaar was.
De belangrijkste bevindingen zijn als volgt:
- Lager opgeleiden zijn in alle landen en vrijwel consistent over de gehele periode eurosceptischer dan hoger opgeleiden. Veel andere studies hebben soortgelijke verschillen gevonden, maar naar ons weten nog niet op deze schaal (qua tijd en ruimte).
- Het verschil in euroscepsis tussen hoger en lager opgeleiden is toegenomen in 11 van de 12 onderzochte landen (Luxemburg vormt de uitzondering). Dit komt voornamelijk door een toename van euroscepsis onder lager opgeleiden.
- De divergentie in euroscepsis tussen opleidingsgroepen is met name ontstaan na het ondertekenen van het Verdrag van Maatstricht. Deze ‘post-Maastricht blues’ onder lager opgeleiden lijkt een directe reactie te zijn op de veranderende aard van het Europese project van een intergoevernmentele organisatie, die zich voornamelijk bekommerde om economische zaken, tot een politieke unie met een eigen munt, sterker parlement, paspoort, vlag en noem maar op.
De onderstaande figuur vat dit allemaal nog eens op visuele wijze samen voor de twaalf landen bij elkaar. ‘Eurosceptics’ zijn hier diegenen die EU-lidmaatschap als negatief of neutraal beschouwen. De bevindingen zijn overigens identiek als we alleen de ‘negatieven’ als eurosceptisch beschouwen. Het gaat ons dan ook niet zozeer om de absolute waarde van euroscepsis maar om ontwikkelingen door de jaren heen.
Er is geen inherente dynamiek te bespeuren richting meer en meer euroscepsis. Het pendulum van publieke opinie schommelt simpelweg heen en weer. Deze ‘mood swings‘ van het electoraat zijn deels te verklaren door de politieke en economische context waaronder daadwerkelijke beleidsmaatregelen (zie hier en hier). Om het huidige eurosceptische tij te keren zullen beleidsmakers dus vooral naar zichzelf moeten kijken. Publieke opinie over Europa reageert op voorspelbare wijze op het feit dat de unie zelf door de jaren heen fundamenteel is veranderd.
De ‘oplossing’ voor Verhofstadt’s probleem ligt dus tamelijk voor de hand, al is het waarschijnlijk niet de oplossing waar hij zelf op zit te wachten: minder EU…
MarcodB zegt
In absolute zin is er inderdaad een verschil.
Maar in de tijd correleert het prachtig! Zijn die hoog,- middel,- en laagopgeleiden nu wel zo anders?