Hoe is het gesteld met de Nederlandse democratie? Hebben burgers nog vertrouwen in democratie en politiek? Stel deze vraag aan een willekeurige voorbijganger, en het antwoord is vrijwel altijd: het gaat slecht.
Dat kan te maken hebben met hoe ‘wij Nederlanders’ in het leven staan, maar ook in de media en in wetenschappelijke publicaties wordt met enige regelmaat alarm geslagen over de staat van de democratie. Er zou sprake zijn van een permanente legitimiteitscrisis, het vertrouwen in politieke instellingen en politici zou dramatisch zijn afgenomen, en ga zo maar door. Het is duidelijk: de democratie staat op de rand van de afgrond.
Maar klopt dat wel? In ons boek ‘De Wankele Democratie’ (zie ook dit interview in Trouw) keken Jacques Thomassen, Rudy Andeweg en ik naar ontwikkelingen in tevredenheid met democratie en politiek vertrouwen in Nederland.
Onze bevindingen nuanceren het crisisverhaal nogal. Hieronder zet ik tien grafieken (vijf hoopgevende, vijf zorgwekkende) uit het boek op een rijtje.
1. Tevredenheid met het functioneren van de democratie is hoog vergeleken met de rest van Europa.
Bron: Eurobarometer (2012). Percentage dat tevreden is (ongewogen)
Nederland scoort, samen met de Scandinavische landen en Luxemburg, het hoogst: in 2012 zegt meer dan 75% (!) van de Nederlanders tevreden te zijn met het functioneren van de democratie.
2. Tevredenheid met democratie is sinds de jaren zeventig gestegen.
Bron: Eurobarometer (2012). Percentage dat tevreden is (ongewogen)
Tevredenheid met het functioneren van de democratie in Nederland fluctueert. Zo was er begin jaren tachtig tijdens de economische crisis en begin jaren 2000 rondom de opkomst en moord op Pim Fortuyn en de eerste kabinetten Balkenende een scherpe daling. Toch is de opwaardse trend onmiskenbaar: fluctueerde tevredenheid in de jaren zeventig rondom de 60%, begin 2000 is die fluctuatie eerder rondom de 75%.
3. Vertrouwen in het parlement is door de jaren heen stabiel.
Bron: European Value Studies. Percentage dat vertrouwen heeft (ongewogen)
Ook als de tweede grafiek u niet overtuigde, dan was daar in ieder geval geen daling te zien in tevredenheid met democratie. Datzelfde beeld zien we als we naar de ontwikkeling van vertrouwen in het parlement kijken. Hier gebruiken we gegevens van de European Value Studies omdat die verder terug gaan in de tijd. Vertrouwen in de Tweede Kamer variëert door de tijd heen, maar is sinds het begin van de jaren tachtig niet afgenomen.
4. Politiek cynisme is door de jaren heen nagenoeg stabiel.
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek. In 2012 wordt politiek cynisme met andere vragen gemeten, om die reden zijn de data uit 2012 niet opgenomen in deze grafiek.
In de volgende twee grafieken laten we gegevens zien uit het Nationaal Kiezersonderzoek, een enquête die sinds 1972 rondom alle Tweede Kamerverkiezingen wordt gehouden.
We zien hierboven dat politiek cynisme nauwelijks verandert door de tijd heen. Het percentage respondenten dat vindt dat ministers vooral uit zijn op hun eigenbelang en politieke vrienden belangrijker zijn dan capaciteiten om Kamerlid te worden is vrij stabiel rondom 35%-40%, met alleen wat scherpere variatie in de turbulente eerste jaren van dit millennium. Het percentage respondenten dat vindt dat politici meer beloven dan ze waar kunnen maken stijgt wel, en is sowieso heel hoog: in 2010 is bijna 90% van de respondenten het eens met deze stelling (hier kom ik op terug bij zorgwekkende ontwikkelingen).
5. Percepties van politieke responsiviteit worden positiever.
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek.
We zien een afname door de jaren heen in het percentage respondenten dat het eens is met de stellingen dat ‘Kamerleden zich niet bekommeren om de mening van mensen zoals ik’ en dat ‘politieke partijen alleen geïnteresseerd zijn in mijn stem en niet mijn mening’. Was begin jaren ’70 nog rond de 60% het eens met deze stellingen, in 2012 is dit gedaald naar rond de 40%. Een positieve ontwikkeling dus! Er is wel een vrij hoog percentage mensen dat het eens is met de stelling dat Kamerleden het contact met burgers verliezen, maar die vraag is niet vaak genoeg gesteld om harde conclusies te trekken over een trend.
Toch zijn er ook nog zorgwekkende ontwikkelingen…
6. Tevreden met democratie…maar welke democratie?
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 2012, LISS.
Hierboven zagen we dat in 2012 75% van de Nederlanders tevreden was met het functioneren van de democratie. Mooi. Maar: democratie betekent verschillende dingen voor verschillende mensen. Verreweg de meeste mensen in Nederland associëren democratie met vrijheid, en pas daarna met besluitvormingsprocedures. Degenen die democratie vooral met vrijheid associëren, zijn het meest tevreden (86%). Wanneer men bij democratie vooral aan ‘besluitvorming’ of ‘gelijkheid, solidariteit of gemeenschapszin’ denkt, is de tevredenheid lager (77% en 70%).
7. Vertrouwen in politieke partijen is laag
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek 2012
Dat mensen weliswaar heel tevreden zijn met de vrijheid in Nederland, maar relatief minder tevreden met besluitvormingsprocedures, blijkt ook uit de verschillen in vertrouwen tussen politieke instellingen. Het vertrouwen in de rechterlijke macht is erg hoog, maar vertrouwen in de Tweede Kamer en regering is al beduidend lager (hoewel nog steeds een meerderheid van de Nederlanders zegt vertrouwen te hebben in deze instellingen). Zorgelijk is vooral het lage vertrouwen in politieke partijen: nog geen 40% zegt vertrouwen te hebben in partijen.
8. Percepties van politieke responsiviteit en de ‘diplomademocratie’.
Bron: Nationaal Kiezersonderzoek
Wat mij betreft is het belangrijkste aandachtspunt in onze vertegenwoordigende democratie het aanhoudende verschil in (gevoelens van) vertegenwoordiging tussen hoger en lager opgeleiden. De stelling ‘kamerleden bekommeren zich niet om de mening van mensen zoals ik’ wordt ondersteund door ongeveer 60% van de lager opgeleiden tegenover 20% van de hoger opgeleiden. De kloof wordt weliswaar niet groter, maar ook zeker niet kleiner. Het verschil tussen hoger en lager opgeleiden is op dit punt kennelijk heel hardnekkig.
9. Steun voor regeren door sterke leiders en experts neemt toe
Bron: European Values Study 1999 en 2008; en World Values Study 2005.
(Vooruit, dit is technisch gezien geen grafiek.) Het lijkt erop dat in de laatste jaren de steun voor regering door sterke leiders en experts toeneemt in Nederland. Bijna iedereen in Nederland vindt democratie een goed politiek systeem. Maar het percentage mensen dat roept om een sterke leider steeg van 27% in 1999 naar 40% in 2008, en het percentage dat liever ziet dat experts besluiten nemen steeg in diezelfde periode van 39% naar 51%.
10. De opkomst bij verkiezingen neemt af
Tenslotte de laatste zorgwekkende ontwikkeling. Keken we in alle grafieken hierboven naar publieke opinie, dit gaat over daadwerkelijk politiek gedrag.
Sinds begin jaren zeventig (in 1967 bestond er nog een opkomstplicht) daalt de opkomst bij verkiezingen in Nederland. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is dit het minst sterk: daar is de opkomst nog steeds iets onder de 80%, maar voor provinciale, gemeentelijke en Europese verkiezingen gaan steeds minder mensen naar de stembus. Hoewel daling van opkomst niet primair veroorzaakt wordt door onvrede met de politiek, blijft het zorgwekkend dat een groot deel van Nederlanders bestuursniveau’s waar steeds meer besluiten vallen (lokaal en Europees) kennelijk niet belangrijk genoeg vinden om naar de stembus te gaan…
Tot slot
Democratie is een ‘moving target‘ en dus zal er altijd discussie zijn over de tekortkomingen van de democratie zoals deze in de praktijk functioneert. Maar laten we daarbij wel gebruik maken van de empirische gegevens die we hebben: wie is er tevreden, wie niet, en waarom? Dan kunnen we meer ‘evidence-based’ ideeën bedenken om de democratie eventueel te versterken.
Mocht u het einde van dit blog hebben gehaald en niet zijn afgehaakt wegens grafiekjes-moeheid: één hele belangrijke kanttekening. We hebben het hier alleen gehad over wat Nederlanders vinden van de democratie en het vertrouwen dat zij hebben in de politiek. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen andere democratische uitdagingen bestaan: toenemende instabiliteit, het al dan afdragen van bevoegdheden aan de Europese Unie en de consequenties hiervan, gedrag van kamerleden en politieke partijen en ga zo maar door. Deze onderwerpen komen in volgende blogs ongetwijfeld aan de orde.
Jelke Bethlehem zegt
Ik vind het een boeiend verhaal. En ook het boek is boeiend. Ik heb echter twee opmerkingen van meer methodologische aard. In de eerste plaats zie ik nergens iets staan over onzekerheidsmarges. Diverse grafieken zijn op onderzoek gebaseerd met niet al te grote steekproeven. Je kunt je dan afvragen of sommige lijnen of staven in de grafieken hierboven wel echt van elkaar verschillen, of dat er slechts sprake is van steekproefruis. Bovendien is er veel kritiek mogelijk op de Eurobarometer. Dit onderzoek zit methodologisch niet zo goed in elkaar.
Mijn tweede opmerkingen heeft betrekking op de grafieken. Sommige grafieken zijn 3D-grafieken. Door dit 3D-perspectief is de boodschap moeilijk afleesbaar. Daarom raden deskundigen op grafisch gebied dit soort grafieken af. Ze zien er weinig professioneel uit.
Armen Hakhverdian zegt
Het 3D-perspectief kan inderdaad vertekenend werken. Maar bij welke trends of verschillen twijfel je aan de statistische significantie? Ik neem aan dat de auteurs daar waar gesproken wordt over trends en verschillen (bijvoorbeeld tussen opleidingsgroepen) dit in verdere analyses hebben gecheckt op significantie.
Jelke Bethlehem zegt
De volgorde van de staven in grafiek 1 zou best wel eens anders kunnen zijn.
Er staat nergens hoe groot de verschillende leeftijdsgroepen in grafiek 8 zijn. Die zouden best eens klein kunnen zijn. Het zou handig zijn als de onzekerheidsmarges erbij werden gemeld, of als er, net als bij Tom, betrouwbaarheidsbanden wouden worden getekend.
Carolien van Ham zegt
Hi Jelke!
Eens wb de betrouwbaarheidsbanden: next time!
Grafiek 8 laat overigens verschillen tussen groepen van verschillende opleidingsniveau’s zien, niet leeftijdsgroepen. Die verschillen zijn aanzienlijk en significant; de effecten daarvan hebben we inderdaad getest in multivariate analyses, te vinden in bijlage 2 achterin het boek.
Overigens voor de liefhebbers: http://www.nu.nl/algemeen/3767016/nederlander-heeft-relatief-veel-vertrouwen-in-politiek.html
H Jansen zegt
Dit is een mal onderzoek. Door het grote geheel in kleine vragen op te delen, krijg je tegenstrijdige antwoorden. Bijv. nederlander tevreden over democratie maar niet over politici. Dat is hetzelfde als: het restaurant was goed, maar het eten is er slecht. Politici zijn de motor van de democratie, als die niet functioneren (opinie), zal de democratie zeker niet werken. Het uit elkaar rafelen van een groot THEMA in kleine vraagjes levert nonsens op.
H Jansen zegt
Dit is een mal onderzoek. Door het grote geheel in kleine vragen op te delen, krijg je tegenstrijdige antwoorden. Bijv. nederlander tevreden over democratie maar niet over politici. Dat is hetzelfde als: het restaurant was goed, maar het eten is er slecht. Politici zijn de motor van de democratie, als die niet functioneren (opinie), zal de democratie zeker niet werken. Het uit elkaar rafelen van een groot THEMA in kleine vraagjes levert nonsens op.