Vanmorgen schreef Trouw over onderzoek van Motivaction in opdracht van de krant over houdingen ten opzichte van de monarchie: “Nederland heeft meer vertrouwen in monarchie dan in de politiek”. Volgens het onderzoek zou 59% vertrouwen hebben in het koningshuis tegenover slechts 12% in ‘de politiek’. Ik wilde hier twee kanttekeningen plaatsen. Ten eerste vraag ik me af in hoeverre het zinvol is om vertrouwen in de politiek te vergelijken met vertrouwen in het koningshuis. Ten tweede wilde ik kort stilstaan bij dat lage percentage van 12% vertrouwen in de politiek.
Wat is ‘vertrouwen in de politiek’?
Op basis waarvan zou u antwoorden op de vraag of u vertrouwen had in ‘de politiek’? Aan welke instituties, personen of gebeurtenissen denkt u dan? Regering, parlement, Geert Wilders, Mark Rutte, politieke partijen, de rechterlijke macht, de Europese Unie, de huidige economische situatie, de euroscrisis of een combinatie van deze factoren? Het maakt namelijk nogal uit of je mensen vraagt naar hun vertrouwen in concrete alledaagse politieke actoren als de regering en het parlement of naar publieke instituties die verder af staan van de dagelijkse politiek.
In de kern bestaat vertrouwen uit een relatie tussen een subject en een object waar de eerste een inschatting maakt over de kans dat de tweede haar schade zou kunnen berokkenen. Vertrouwen is dus een rationele afweging tussen de positieve en negatieve impact van een andere actor op de eigen situatie.
Het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau toont een concrete uitwerking van deze dynamiek (zie Figuur 1.2 van het rapport). Zo is vertrouwen in het parlement en in de regering beduidend lager en volatieler dan vertrouwen in bijvoorbeeld de rechtspraak en in vakbonden. Ook in de wetenschappelijke literatuur zijn er voorbeelden te over van deze verschillende vertrouwensniveau’s tussen instituties.
Uiteraard zullen mensen dus over het algemeen minder vertrouwen hebben in de machtigste politieke instituties van het land die in grote mate ons dagelijkse leven bepalen dan in een symbolisch instituut van nationale eenheid dat per definitie boven de politiek staat. Het object van vertrouwen (‘de politiek’ tegenover het koningshuis) verschilt zo enorm qua functie en invloed in ons dagelijks leven dat het mij niet duidelijk is waarom je vertrouwen in ‘de politiek’ zo direct af zou zetten tegen vertrouwen in het koningshuis zoals Trouw dat in haar berichtgeving doet.
12% vertrouwen in ‘de politiek’
De tweede kanttekening die ik wilde plaatsen is bij dat percentage van 12%. Ik begrijp simpelweg niet hoe dat getal zo laag kan uitpakken in een land als Nederland. We hebben het hier over politiek wantrouwen in de orde van grootte van dat van Griekenland; een land waar meer dan een kwart van de beroepsbevolking zonder werk zit, honger onder kinderen onder bepaalde bevolkingsgroepen Afrikaanse niveau’s bereikt, een neonazi partij 7% van de stemmen haalt bij parlementsverkiezingen (in sommige Atheense wijken zelfs 20%). Is politiek vertrouwen in Nederland werkelijk op dat niveau beland?
Het is lastig om een vergelijkbare survey-vraag te vinden als die in het Trouw-bericht, maar het bovengenoemde SCP-rapport biedt toch aanknopingspunten. Het SCP vraagt in haar opinieonderzoek ook naar houdingen ten opzichte van ‘de politiek in Den Haag’. Op basis van deze vraag geeft ongeveer 50% van de Nederlandse bevolking de politiek in Den Haag een voldoende (zie Figuur 1.1 van het laatste COB-rapport). Ook in het Nationaal Kiezersonderzoek van 2010 (ik heb nog niet de beschikking over de data van 2012) liggen de percentages van vertrouwen in de regering, parlement, en politieke partijen om en nabij de 50-60%, vergelijkbaar met de metingen van het SCP uit die periode.
Dat percentage van 12% ‘vertrouwen in de politiek’ in het Trouw-onderzoek is voor mij dus oprecht een mysterie.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.