Valorisatie in de sociale wetenschappen kan: Gary King, professor aan Harvard, schreef niet alleen 130 academische artikelen maar ontwikkelde daarbij ook veelgebruikte en goed verkochte software paketten; James Fowler, professor in San Diego, publiceert cutting-edge wetenschappelijke artikelen over sociale netwerken, genen en politiek gedrag, en haalt met deze studies regelmatig bladen zoals the Economist, Time, New York Times, Washington Post, National Geographic, etc; Bruce Bueno de Mesquita ontwikkelde – met collega’s – een interessante theorie over de overlevingskansen van politieke leiders, maar maakt ook – naar eigen zeggen zeer succesvolle – voorspellingen voor de CIA. Kortom, succesvolle software producten, top media aandacht en beleidsadvies. De optimist concludeert: ”Yes, we can”, dat valoriseren. Helaas zijn dit uitzonderingen en ik ben het met Chris Aalberts eens dat valoriseren voor sociale wetenschappers moeilijk is. Maar ik ben het niet met hem eens dat dit komt doordat wetenschappers alleen theoretisch relevante vragen stellen of teveel geïnteresseerd zijn in nuance. De moeilijkheid van valorisatie ligt in de aard van (sociale) wetenschappen zelf.
Teveel theorie en nuance?
Een journalist zei eens tegen mij dat ik alleen geïnteresseerd ben in ’de’ theorie. Alsof de praktijk mij niks kan schelen. Alsof wij theorie niet testen met wat er in de echte wereld gebeurd. Alsof de honderden of duizenden observaties in onze analyses niks waard zijn. Wij zijn misschien meer geïnteresseerd in de regel dan de uitzondering. Maar om de praktijk goed te begrijpen zijn regels belangrijker dan uitzonderingen. Om die regels op te stellen hebben we theorie nodig en dat vereist nu eenmaal veel aandacht. Bijvoorbeeld om de vraag te beantwoorden waarom mensen op Wilders stemmen, kunnen we theorieën gebruiken die getest zijn in verkiezingen met een vergelijkbare situatie. Dat levert een betere duiding op van het fenomeen in plaats van het te beschouwen als iets unieks.
Natuurlijk zijn wetenschappelijke artikelen preciezer en genuanceerder dan artikelen in de krant. En ik verwacht ook niet van een journalist dat hij mijn discussie over het gebruik van een correctie voor panel heteroskedasticiteit overneemt. Die nuance hoeft niet in de krant, maar wat wel in de krant moet is de kern van het artikel. Sommige wetenschappers zijn geen geweldige schrijvers, en dan kan een journalist het verkeerd begrijpen. Maar het komt ook voor dat de kern van wetenschappelijke artikelen verkeerd gerepresenteerd wordt. Een klein voorbeeld uit mijn eigen ervaringen: een journalist van de NRC schrijft een mooi stuk over een artikel van Matthijs Rooduijn en mij over waarom mensen op Wilders stemmen, zet de NRC er de kop op ’Cynisme grootst onder PVV kiezer’. Daar ging het paper en het artikel niet over. Dan kan je zoals Chris Aalberts zeggen dat wij wetenschappers ons aan de regels van de media moeten houden. Prima, maar tegen puur amateurisme is geen kruid gewassen.
Kunnen sociale wetenschappers valoriseren?
Sociale wetenschappen hebben waarde voor de maatschappij. We kunnen daarin beter worden, maar we hebben wel met beperkingen te maken die niet of nauwelijks op te lossen zijn. Ten eerste, sociaal-wetenschappelijke bevindingen lijken vaak erg vanzelfsprekend. Een interessant onderzoek waar ik (schaam, schaam) de naam van vergeten ben liet zien dat als mensen met zeg bevinding X uit de sociale wetenschap werden geconfronteerd ze X vanzelfsprekend vinden. Maar als ze geconfronteerd werden met het omgekeerde, X is niet waar, vonden ze dit ook vanzelfsprekend. Kortom, sociale wetenschappelijke bevindingen zijn vaak niet zo spannend, toch is het onze taak om te evalueren welke niet-zo spannende voorspellingen waar zijn en welke niet.
Ten tweede, door die vanzelfsprekenheid worden bevindingen weleens een beetje lacherig aan de kant gezet. Dus we kunnen wel een advies doen, maar het wordt niet opgepikt.
Ten derde, is de goede onderzoeker bij definitie kritisch op zijn data en zijn methoden. Vaak zijn effecten klein of moet in relatie worden gezien met andere variabelen. Als valoriseren versimpelen is dan loop je het risico dat het verkeerde advies of de verkeerde beschrijving gegeven wordt. Onprettig, maar ik weet zeker dat dit voor sommige collega’s een reden is om geen media-aandacht te zoeken.
Ten vierde, slechts enkele wetenschappers zijn goed in ondernemen of goed met de media. Dat is logisch: hun primaire taak is een goede onderzoeker zijn. We moeten ons dus specialiseren, sommige wetenschappers treden meer naar buiten, sommige wetenschappers doen meer onderzoek, en een paar doen allebei. Dit moet natuurlijk wel organisatorisch kunnen.
Tot slot denk ik dat de aard van valoriseren vooral in het inspireren ligt. Google en Facebook zijn geboren op universiteiten, maar dat waren studenten niet stafleden. De valorisatie van die universiteiten lag dus in het inspireren van studenten om bepaalde ideeën in ondernemingen om te zetten. Opnieuw dus: specialisatie.
Een laatste opmerking over een ander vaak gehoorde kreet: ”Wat heeft de gewone man aan de sociale wetenschappen”? Waarschijnlijk niet veel. Maar aan het miljaren verslindende project om het Higgs-Boson deeltje te vinden heeft de gewone man helemaal niks. Het is niet het primaire doel van de wetenschap om Henk en Ingrid een plezier te doen. De wetenschap kan wel mensen inspireren of tools ontwikkelen om een nieuw product te maken of op een betere manier maatschappelijke problemen op te lossen. Daar zijn Henk en Ingrid ook bij gebaat.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.