De komende jaren gaat de SP flink wat bestuurlijke invloed uitoefenen. Volgens de Volkskrant woont bijna een kwart van de Nederlanders in een gemeente waar de SP wethouders levert. Het is met name opvallend dat de partij deel zal gaan uitmaken van het college van B&W in Amsterdam, en daarmee de PvdA van het pluche houdt. Het lijkt erop dat de partij steeds gematigder is geworden, en dat de ruwe randjes van de radicaal-linkse protestpartij van weleer zijn verdwenen. Betekent dit nu dat de SP helemaal geen protestpartij meer is en gerekend kan worden tot de ‘gevestigde orde’?
De partij
Paul Lucardie en Gerit Voerman hebben mooi laten zien hoe de SP zich sinds haar oprichting begin jaren zeventig ontwikkeld heeft van links-extremistische partij tot een partij die kan worden aangeduid als ‘sociaal-democratisch plus’. In de beginjaren werd er bij de SP nog driftig met het Rode Boekje van Mao Zedong gezwaaid. Later werd de bewondering voor Mao minder groot en richtten de socialisten zich voornamelijk op de opvattingen van Marx en Lenin. Weer later werd het marxisme-leninisme geschrapt en omschreef de partij haar gedachtegoed alleen nog maar als ‘socialistisch’. En vanaf eind jaren negentig stond zelfs het woord ‘socialistisch’ niet meer centraal.
In de loop der jaren is daarmee ook het protestkarakter van de partij steeds meer verwaterd. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1994 voerde de partij nog campagne met de slogan “Stem tegen, stem SP”. De partij afficheerde zich daarmee als partij waarop gestemd kon worden bij onvrede over het functioneren van de politiek. Eén van de belangrijkste boodschappen van de partij was dat het ‘gewone’ volk werd uitgebuit door een ‘slechte’ elite van slecht functionerende politici en alleen aan zichzelf denkende bestuurders van grote bedrijven. In de afgelopen twintig jaar is deze populistische boodschap echter steeds minder prominent geworden. Dit blijkt uit Figuur 1.
Figuur 1. Populismescores SP en PvdA, 1994-2012
In Figuur 1 is weergegeven hoe het populisme van de SP zich over de jaren ontwikkeld heeft. De mate van populisme van de partij heb ik vergeleken met de belangrijkste concurrent uit het politieke midden – de PvdA. De mate van populisme is gemeten aan de hand van een automatische inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s. Voor elk programma heb ik vastgesteld hoeveel woorden er in de tekst voorkomen die kunnen worden opgevat als een kritiek op de elite. Het percentage van die woorden is de uiteindelijke ‘populismescore’. Uit onderzoek blijkt dat dit een valide manier is om populisme te meten (zie hier, ook voor meer informatie over de meetmethode).
Uit de figuur blijkt dat de partij minder populistisch is geworden. Sinds de millenniumwisseling staan SP en PvdA dichter bij elkaar. Zo was het verschil tussen de partijen in 2002 en 2003 maar zeer klein. In 2006 was de PvdA zelfs iets populistischer dan de SP. In 2010 en 2012 was de SP weer een stuk populistischer. Het verschil was echter niet meer zo groot als in de jaren negentig.
De kiezers
De partij is dus nog steeds populistischer dan de PvdA (en overigens ook dan de andere middenpartijen VVD, CDA en D66). Maar hoe zit het met de SP-kiezers? Verschillen die van kiezers van andere partijen wanneer we kijken naar hun opvattingen over politiek? Het antwoord luidt ‘ja’. Uit een vergelijking van SP-kiezers met andere kiezers blijkt dat SP-kiezers minder tevreden zijn met de democratie, minder vertrouwen hebben in politieke partijen en cynischer zijn over de politiek. In Figuur 2 is weergegeven welk percentage van SP- en PvdA-kiezers het eens is met de stelling dat politici alleen geïnteresseerd zijn in het vergaren van stemmen, en niet in de daadwerkelijke opvattingen van burgers. Van de SP-kiezers is 49 procent het hier mee eens; van de PvdA-kiezers 40 procent. (Een vergelijking van SP-stemmers met CDA-, VVD, en D66-stemmers leidt tot soortgelijke resultaten).
Figuur 2. “Politici zijn alleen geïnteresseerd in mijn stem, en niet in mijn mening”, NKO 2012
Twee strategieën
Wat betekent dit? De SP is minder populistisch geworden, maar vertoont nog steeds kenmerken van een protestpartij. Niet alleen is de anti-establishment-boodschap nog steeds aanwezig in de verkiezingsprogramma’s, ook zijn de kiezers van de partij minder tevreden met de manier waarop de politiek functioneert dan de kiezers van andere partijen. De nieuwe bestuurdersrol die de SP nu in veel gemeenten gaat vervullen vormt daarom een aanzienlijk risico voor de partij. Het is mogelijk dat de politiek cynische kiezers de partij de rug zullen toekeren wanneer blijkt dat de partij bij het ontwikkelen van beleid water bij de linkse wijn zal moeten doen.
De SP heeft daarom volgens mij twee opties. De eerste optie is een beetje protestpartij blijven door een constructieve houding in sommige gemeenten te combineren met anti-establishment-retoriek in andere gemeenten en op nationaal niveau. De tweede optie is de protestpartij vaarwel te zeggen door de anti-establishment-retoriek nog verder terug te dringen en te pogen hét nieuwe bestuursalternatief op links te worden. Nu veel kiezers de PvdA de rug lijken toe te keren (de sociaaldemocraten zijn volgens de laatste peilingen nu de zesde partij van het land), zou dit een optie kunnen zijn (zeker ook gezien het feit dat de SP een behoorlijk stabiel kiezerspotentieel heeft). De partij zal dan wellicht een aantal cynische sympathisanten verliezen. Maar daar zou ze wel eens een behoorlijke hoeveelheid gematigde linkse kiezers voor kunnen terugkrijgen.
Hannibal zegt
Interessant stuk, dat in de laatste alinea’s ietwat uit de bocht vliegt. Die alinea’s passen eigenlijk niet bij de analyse, en dat is merkbaar.