Sinds geruime tijd doen de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen debat oplaaien over de voor- en nadelen van een versplinterd partijlandschap. Vermeende nadelen van een veelvoud aan kleine partijen in het parlement zijn langdurende formaties, een gebrek aan transparantie en makkelijkere toegang tot de macht voor extreme partijen. Sommigen roepen dan ook op tot de invoering van een kiesdrempel in Nederland. Anderen daarentegen wijzen erop dat veel partijen en keuzemogelijkheden juist democratischer kunnen zijn en thema’s aan bod helpen brengen die anders niet op de agenda zouden komen.
Het debat over de implicaties van partijversplintering—of partijproliferatie—op het democratisch karakter van een staatsbestel is echter ruimer dan het debat gevoerd in Nederland en andere Westerse landen. Waar fragmentatie misschien niet tot gevolg zal hebben dat Nederland verandert in een autoritaire staat, kan een veelvoud aan kleine partijen een autoritaire leider wel helpen om de macht te behouden. Zo’n dynamiek speelt zich af in een aantal Afrikaanse landen, bijvoorbeeld.
Meerderheidssystemen met een overvloed aan partijen
Veel Afrikaanse landen werden onafhankelijk met meerderheidssystemen—een gevolg van het overnemen van institutionele regels van de koloniale grootmachten. Het gebruik van meerderheidssystemen werd ook verantwoord met het idee dat het etnische fragmentatie in heterogene contexten zou tegengaan. Kort na onafhankelijkheid veranderden veel regimes echter in éénpartijstaten of militaire dictaturen. Het is pas met de economische crises van de jaren ’80 en de val van de Sovjet-Unie dat meerpartijenstelsels weer werden ingevoerd in de meeste landen.
Meerderheidssystemen blijven daarbij het meest wijdverspreid. Bovendien gaat dit in veel landen gepaard met een blijvende dominantie van de regeringspartij en het uitblijven van machtswissels. In sommige landen zijn verkiezingen ook zo onvrij en oneerlijk dat eerder gesproken kan worden over electorale autocratieën (bv. Oeganda, Togo).
De aanwezigheid van meerderheidssystemen met één dominante partij lijkt te impliceren dat de meeste Afrikaanse landen slechts een beperkt aantal partijen kennen en dus een weinig gefragmenteerd partijlandschap. Dit lijkt ook bevestigd door data gepresenteerd door de Party Facts-website. Echter is het zo dat politieke wetenschappers zich in dataverzameling vooral richten op ‘belangrijke’ partijen (bv. partijen in het parlement vertegenwoordigd, effectief aantal partijen). Senegal, bijvoorbeeld, kent in de Party Facts-databank 26 partijen, te rekenen vanaf 1905. Echter zijn er vandaag de dag meer dan 300 partijen geregistreerd in het land volgens cijfers van Catherine Lena Kelly. Deze partijen worden vaak buiten beschouwing gelaten omdat ze weinig electorale steun genieten en zeer vergankelijk zijn. Toch kunnen ze een impact hebben op democratisering in een land.
Partijen zonder mening
In de meeste Afrikaanse landen hebben partijen, zelfs die met noemenswaardige electorale kracht, geen echt onderscheidbare verkiezingsprogramma’s. De meeste spreken van meer welvaart, tewerkstelling en komaf maken met corruptie, maar weinige hebben duidelijke beleidsplannen hiervoor. Kleine partijen brengen dan ook geen nieuwe issues aan die op de agenda kunnen komen.
Partijen hebben echter wél belangen. Deze belangen houden toegang tot de staat, en in het bijzonder de staatskas, in. Privé-rijkdom in Afrika hangt in belangrijke mate nog steeds af van publieke connecties. Een positie binnen het staatsbestel, bijvoorbeeld als staatssecretaris of bestuurslid van een overheidsagentschap, houdt een loon in dat vaak beter is dan lonen in de algemene economie. Belangrijker nog is dat dergelijke posities ook de mogelijkheid bieden om overheidscontracten binnen te rijven en publiek geld weg te sluizen.
Het verwerven van een politieke benoeming is natuurlijk afhankelijk van goede banden met de regeringspartij. De vele kleine partijen die tot stand komen in sommige Afrikaanse landen hebben dan ook niet zozeer tot doel oppositie te voeren, maar functioneren eerder als vehikel om een weg naar de regeringspartij te verkrijgen. Ze laten immers voorzitters en leden toe om hun politieke talenten (retorisch, organisatorisch) ten toon te spreiden.
Uitspelen van de oppositie
Regeringsleiders kunnen versplintering actief aanmoedigen door dergelijke partijen ook daadwerkelijk te belonen en ze op te nemen in coalities en hun belangrijkste leden posities aan te bieden. Zo verhinderen ze het ontstaan van een verenigde oppositie.
Wellicht het beste voorbeeld van zo’n strategie is te vinden in Zaïre, de huidige Democratische Republiek Congo (DRC), onder Mobutu. Hij kwam aan de macht in 1965 na een coup en benoemde zich wat later tot president voor het leven. Na 25 jaar lang de natuurlijke rijkdommen van het land geplunderd te hebben, werd hij in 1990 echter genoodzaakt opnieuw oppositiepartijen en verkiezingen toe te laten. Dit leidde tot het ontstaan van veel kleine partijen, vooral opgericht door voormalige partners van Mobutu. Deze fragmentatie heeft ook vroegere wortels gezien de Belgische kolonisatie nooit een nationale politieke identiteit heeft gekweekt waardoor ook bij de onafhankelijkheid de partijen al als paddenstoelen uit de grond schoten.
Echter speelde Mobutu dit gebrek aan cohesie bij de oppositie ook handig uit door posities aan te bieden aan deze opposanten en mogelijke oppositiecoalities op te breken. Deze tactiek raakte ingeburgerd, waardoor kleine partijen juist opgericht werden omwille van de lucratieve mogelijkheid tot coöptatie. Deze politieke cultuur speelt de oppositie in de DRC ook vandaag nog parten. Gelijkaardige dynamieken vinden we ook in het autoritaire Gabon.
Ook in het nochtans democratischere Senegal beschrijft Catherine Lena Kelly in haar recent boek—waar ik ook een bespreking over publiceerde—hoe president Abdoulaye Wade tijdens zijn twee termijnen (2000-2012) actief partijproliferatie aanmoedigde door zelfs heel kleine partijen te betrekken in zijn coalitie. Dit had niet alleen tot doel het ontstaan van sterke oppositiepartijen te ondermijnen, maar ook om afsplitsingen van grotere partijen te bewerkstelligen. Toch lijkt het hogere democratische karakter van Senegal anders uitgedraaid te hebben, gezien Wade uiteindelijk zijn derde termijn verloor van zijn voormalige campagneleider Macky Sall, die erin slaagde de oppositie te verenigen in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen.
Zoals deze cases aanduiden hangt de impact van partijversplintering op democratie sterk af van context. Versplintering kan een actieve strategie zijn om de oppositie te verzwakken, waarbij het duidelijk een negatieve impact heeft op democratisering, zoals in de DRC en Gabon. Leereffecten bij de oppositie kunnen echter soms ook zorgen voor een regeringswissel, zoals in Senegal. En wie weet gebeurt dat laatste ook wel eens in Nederland.
Ronald Heijman zegt
In een ontwikkelde democratie zoals in Nederland (overigens met zijn eigen zwaktes), moeten wij niet bang zijn voor dwarse- of radicale geluiden. Voor het debat zijn ze nuttig en vaak gooien ze hun eigen glazen in en blijven onbetekenend. En kleine partijen die groot worden hebben recht op een duidelijke plaats in de politiek. Ook PVV en FvD en de nieuwste kleintjes, brengen soms en vaak goede, interessante en nieuwe standpunten naar voren. Maar ook verwerpelijke ideeën. Verwerp deze dan.
In de politieke arena mogen zij invloed uitoefenen. Beter dan de verstopte invloed van allerlei grote belangengroepen die ondemocratische-, manipulatieve invloed uitoefenen op politici en de politieke besluitvorming.