Hoe ver reikt de invloed van publieke opinie? Als de voorkeuren van het electoraat veranderen, verandert beleid dan mee? Je zou hopen van wel, althans tot op zekere hoogte. John May definiëert democratie dan ook als een “necessary correspondence between acts of governance and the wishes with respect to those acts of the persons who are affected.” Een goedwillende dictator kan ook best de wensen van zijn burgers honoreren, maar is daar uiteindelijk minder aan gebonden dan een gekozen volksvertegenwoordiger. Vrije, eerlijke en competitieve verkiezingen gelden van oudsher als het belangrijkste instrument voor het vertalen van electorale voorkeuren in wetten en beleidsmaatregelen.
Publieke opinie en beleid
Er bestaat een stevige vakliteratuur die laat zien dat dit grotendeels het geval is. Grof gezegd: wanneer burgers vragen om meer overheidsuitgaven, dan gebeurt dat ook. Wanneer het electoraat conservatiever wordt, dan worden meer Republikeinse politici gekozen, die op hun beurt conservatiever beleid uitvoeren. Amerikaanse staten waar het electoraat meer gelijkheid wil voor homoseksuelen, hébben ook ruimere wetgeving voor het homohuwelijk. Enzovoorts, enzovoorts.
De hierboven aangehaalde studies zijn veelal gebaseerd op Angelsaksische landen met andere politieke instituties en agenda’s. Het handjevol Europese onderzoeken naar de invloed van publieke opinie op beleid beperken zich min of meer tot abstracte ideologische links-rechts dimensies. Wanneer het electoraat opschuift naar links, dan worden bijvoorbeeld partijstandpunten ook linkser (idem dito voor rechts). Maar hoe zit het nou met de macht van publieke opinie op concrete onderwerpen als herverdeling, Europese eenwording en multiculturalisme, om maar wat te noemen?
Veni-beurs
Ik heb een paar weken geleden bericht gekregen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) over de financiëring van een onderzoeksproject over de invloed van publieke opinie in Nederland. Deze zogenaamde Veni-beurs stelt wetenschappers die maximaal drie jaar geleden gepromoveerd zijn in staat om vier jaar lang onderzoek naar keuze te doen. In mijn geval betekent dit concreet dat ik mij voor een groot deel kan ‘uitkopen’ uit het onderwijs om meer tijd te kunnen besteden aan onderzoek. Daarnaast is er geld beschikbaar om bijvoorbeeld onderzoeksassistenten aan te nemen voor dataverzameling.
Het door mij voorgestelde onderzoek gaat over publieke opinie ten opzichte van de multiculturele samenleving (breed gedefiniëerd) en de invloed van dergelijke voorkeuren op het politieke proces in Nederland. De keuze voor deze casus heb ik voornamelijk gemaakt vanwege de maatschappelijke relevantie. Als Nederlands staatsburger én kiezer wil ik simpelweg weten hoe het zit met de legitimiteit van de besluitvorming op dit zogenaamde ‘hoofdpijndossier’. Hoe hebben die voorkeuren over immigratie en integratie zich ontwikkeld vanaf pakweg eind jaren zeventig tot nu en onder welke voorwaarden hebben deze voorkeuren hun weg gevonden naar ‘Den Haag’; naar partijprogramma’s van bestaande partijen, naar de vorming van nieuwe partijen, naar wetten, naar asielbeleid, en ga zo maar door. Is de responsiviteit van politici bijvoorbeeld afhankelijk van de salience (het relatieve gewicht of ‘belangrijkheid’) van het onderwerp? Waarom zouden partijen immers luisteren naar het electoraat op onderwerpen die het electoraat niet boeien…
Het meten van publieke opinie
Eén van de eerste en belangrijkste stappen in het project betreft het in kaart brengen van publieke opinie ten opzichte van immigratie en integratie van minderheden. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Hoewel enquêtes over dit onderwerp teruggaan tot midden jaren zeventig, zijn deze sindsdien zeer onregelmatig gehouden en verandert de vraagstelling ook nog om de haverklap. Je kunt dus niet zomaar dezelfde vraag nemen en verwachten dat je publieke opinie over een periode van veertig jaar kunt meten zoals dat bijvoorbeeld wél mogelijk is voor eurosceptische houdingen.
Gelukkig heeft de politicoloog James Stimson een methode bedacht om survey-items te combineren om zo toch publieke opinie over een langere periode in kaart te kunnen brengen. Stimson heeft bijvoorbeeld honderden afzonderlijke polls gecombineerd tot een enkele maat van policy mood, een soort stemming onder het electoraat over de mate van overheidsingrijpen (de kern van het verschil tussen liberalen en conservatieven in de VS). In de onderstaande figuur is goed te zien hoe Amerikaanse publieke opinie, op deze manier gemeten, zich heeft bewogen sinds begin jaren vijftig, van de liberale jaren zestig tot de meer conservatieve jaren tachtig.
Stimson’s methode is met veel succes door anderen gebruikt voor totaal uiteenlopende onderwerpen. Luke Keele heeft afzonderlijke enquêtevragen over politiek vertrouwen gecombineerd om tot een betere meting van trust in government te komen. Paul Kellstedt’s onderzoek heeft nog de meeste raakvlakken met mijn eigen project. Hij combineert talloze vragen over ras en etniciteit tot een enkele nationale stemming over raciale vraagstukken. Uiteindelijk is mijn ambitie een soortgelijke stemming in Nederland in kaart te brengen, maar dan met op de y-as het onderscheid tussen monoculturele en multiculturele voorkeuren.
Normatieve implicaties
De volgende stappen in de dataverzameling zijn het creëren van soortgelijke tijdreeksen van de standpunten van politieke partijen, regeringsdocumenten, immigratie-data, enzovoorts om vervolgens te onderzoeken of publieke opinie een effect heeft op deze variabelen. Ik heb werkelijk geen flauw idee wat de uitkomsten zullen zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat de resultaten hoe dan ook interessant zullen zijn. Mocht publieke opinie wél een impact hebben op het gedrag van politici op dit belangrijke dossier, dan lijkt me dat een waardevolle en optimistische bevinding. Bovendien, stel nou dat ik bijvoorbeeld zou vinden dat politieke partijen reageren op electorale voorkeuren, maar concreet beleid (bijvoorbeeld het aantal toegelaten asielzoekers) niet. Dan is de huidige onvrede minder het resultaat van het vertegenwoordigende vermogen van partijen als wel van een onvermogen van partijen om zelf beleid te beïnvloeden. Maar mocht beleidsvorming tot stand komen zonder enige link naar de voorkeuren van het electoraat, dan heb ik ook een verhaal te vertellen, zij het – vanuit democratisch oogpunt althans – ietwat pessimistischer.
Ik maak mij eigenlijk de meeste zorgen over de duiding van de normatieve implicaties van het project. Ik ben democraat genoeg om te beseffen dat de voorkeuren van het electoraat de leidraad moeten zijn voor beleidsvorming. Ook als ik het persoonlijk hartstochtelijk oneens ben met die voorkeuren. Maar moet ik dan optimistisch zijn als zou blijken dat asielbeleid steeds restrictiever en inhumaner wordt omdat het Nederlandse electoraat dat verlangt?
Als kind van Armeense politieke vluchtelingen uit Iran – mijn ouders ontvluchtten het land in de nasleep van de Iraanse Revolutie – breekt het angstzweet me uit bij de gedachte dat we in het huidige opinieklimaat in Nederland asiel hadden moeten aanvragen. De gotspe van hen die toevallig de geboorteloterij hebben gewonnen – of bent u soms op eigen verdienste geboren in één van de meest welvarende landen ter wereld? – en een hoge muur om zich heen bouwen om vervolgens diegenen die vluchten voor hun leven onder de meest onzekere en mensonterende omstandigheden als ‘gelukszoeker’ weg te zetten…het stemt me droevig en dan druk ik me voorzichtig uit.
Mijn opvattingen als democraat en ‘immigrant’ botsen in dit project dus zoals ik nooit tevoren heb ervaren. Gelukkig heb ik vier jaar de tijd om hierover na te denken, ook al is het onwaarschijnlijk dat ik dit spanningsveld in mijn politieke opvattingen ook daadwerkelijk zal kunnen oplossen.
Femke Avtalyon-Bakker zegt
Intrigerend onderzoek, ik ben erg benieuwd naar je bevindingen van de komende jaren. Mooi ook, je persoonlijke noot over de normatieve implicaties en de struggle tussen persoonlijke opvattingen enerzijds en wetenschap beoefenen anderzijds. Veel succes!
Armen Hakhverdian zegt
Dank, Femke!
Edward zegt
Interessante materie, die methode van Stimson komt bij mij zo nog niet helemaal door maar ik wil best aannemen dat het hiervoor goed toepasbaar is.
Iets anders viel me op. Je gaat er van uit dat de publieke opinie voorop loopt en de politieke agenda daar (al dan niet) achter aan loopt en dat dit de normatieve juiste werking is van democratie. Maar is de relatie tussen publieke opinie en politiek wel éénrichtingsverkeer? Zou het dat moeten zijn? Kwamen Reagan en Thatcher op doordat de publieke opinie conservatiever werd of hadden zij zelf ook invloed op de publieke opinie?
Om het paradoxaal te verwoorden: Zijn leiders volgers? Zouden ze dat moeten zijn?
Armen Hakhverdian zegt
Hoi Edward. Dat is inderdaad een kernpunt in deze hele literatuur, maar met tijdreeksanalyse kun je het enigszins controleren. Wlezien’s thermostatic model zegt juist dat opinie de andere kant op beweegt als ‘beleid’, ipv dat beleid publieke opinie zou vormen in dezelfde richting…genoeg controverse dus…
Armen Hakhverdian zegt
Ik kan me een conferentiepaper van een paar jaar terug herinneren (maar helaas de titel/auteur niet…) over hoe politici naar peilingen en publieke opinie kijken. Als publieke opinie achter hen staat neigen ze te zeggen ‘ja maar het volk wil het ook, democratie, etc etc’. Als publieke opinie hen tegen staat ‘een politicus moet ook durven leiden’…
SF zegt
Interessant project.
Waarom is ‘het onderscheid tussen monoculturele en multiculturele voorkeuren’ gekozen als afhankelijke variabele? Lijkt me dat daarmee weinig gezegd kan worden over bv standpunten tov immigratie.
De assumptie van lineariteit leidt ook tot wel een heel beperkt beeld van ‘democratie’. Ontrafeling van de interactie tussen politici en burgers is wellicht toch een interessanter benadering.
Armen Hakhverdian zegt
@SF. Dat van die interactie tussen burgers en politici neem ik expliciet mee. Het is zeker niet het geval dat publieke opinie als ‘onbewogen beweger’ van beleid zal worden gemodelleerd (zie ook het werk van Wlezien dat ik hierboven aanhaal).
Over de afhankelijke variabele, het is slechts een veronderstelling dat er een onderliggende latente houdingen van mono/multiculturalisme bestaat. Het zou kunnen dat na analyse van al die diverse vragen over integratie, immigratie, asiel, etc meerdere dimensies blijken te bestaan, maar die kans lijkt me gering. Mensen die voor een ruimhartig asielbeleid zijn, hebben meestal ook pro-multiculti houdingen op andere onderwerpen. Maar, nogmaals, dat blijft een open empirische vraag.
SF zegt
Dank voor verhelderende reactie. Zou meerdere dimensies verwachten op cultuur en migratie. Nog ff een paar jaar wachten op de empirie…