Nog nooit verloor een partij meer zetels dan de PvdA tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2017. De partij viel terug van 38 naar 9 zetels, een verlies dat overigens niet alleen door deelname in Rutte II zou komen (zie hier). Hoewel partijleider Lodewijk Asscher wel aanbleef, was dit historische verlies aanleiding voor toenmalige partijvoorzitter Hans Spekman om af te treden. Niet onverwacht doet verlies iets met politieke partijen en politici, maar wat precies? En wanneer is er eigenlijk sprake van verlies? Waar dit in het voorbeeld van de PvdA bij de 2017-verkiezingen zonneklaar is, blijkt uit ons, en gerelateerd, onderzoek dat deze vragen doorgaans nog niet zo eenvoudig te beantwoorden zijn.
Verlies zet aan tot verandering, ook in de politiek
Het meeste politicologische onderzoek laat zien dat politieke partijen hun programma of agenda – de standpunten over en/of aandacht voor onderwerpen – veranderen na zetelverlies bij de verkiezingen. Dat wordt doorgaans verklaart door te zeggen dat partijen luisteren naar de kiezer en dus responsief zijn. Nu klopt deze verklaring deels wel, maar wat hierbij vergeten wordt is dat verlies twee tot twee-en-een-half keer zo zwaar meeweegt in een beslissing als evenredige winst doet. Daniel Kahneman & Amos Tversky’s prospecttheorie beschrijft hoe mensen beslissingen met onzekere uitkomsten nemen. Zo nemen mensen doorgaans riskanter beslissingen, ofwel beslissingen meg een hogere variatie in de uitkomst, als ze geconfronteerd worden met mogelijke verliezen. Een riskant besluit kan bijvoorbeeld flinke zetelwinst opleveren of juist tot verlies van een flink aantal zetels leiden. Geconfronteerd met mogelijke winst, daarentegen, nemen mensen volgens prospecttheorie juist beslissingen met weinig risico, zoals een besluit dat waarschijnlijk tot winst of verlies van 1 zetel leidt.
Door eerder onderzoek van en Jona Linde en Barbara Vis weten we inmiddels dat politici (grotendeels) dezelfde keuzes onder risico maken als ‘de rest van ons’, ofwel dat ook zij veel sterker reageren op verlies dan op winst.
Wanneer leiden politieke partijen eigenlijk verlies?
Om prospecttheorie toe te passen op politieke partijen moeten we bepalen wanneer zij verlies leiden. Als zij zetels hebben verloren, zoals in het voorbeeld van de PvdA in 2017, natuurlijk. Maar is er ook sprake van “verlies” als het zetelverlies minder was dan de peilingen voorspelden? Of als er zetels zijn verloren, maar de partij toch de grootste partij blijft (of wordt) en de coalitie kan formeren, zoals de VVD of de Duitse christendemocraten na de verkiezingen in 2017? Dat zijn geen eenvoudige vragen. Om de besluitvorming van politieke partijen te kunnen begrijpen, zo laat het proefschrift van Mariken van der Velden zien, dien je zowel naar de electorale prestaties van een partij te kijken als naar regeringsdeelname.
Variatie tussen regeringspartijen en oppositiepartijen
Om te kunnen onderzoeken of politieke partijen in hun besluitvorming vooral worden gedreven door verlies analyseerden wij samen met Gijs Schumacher >20.000 persberichten van politieke partijen in de Tweede Kamer tussen 1997 en 2014 (zojuist verschenen in Political Communication, [pay wall]). Door machine learning toe te passen, konden we al die persberichten clusteren op onderwerp, zoals sociaal beleid, economie of onderwijs. Met statistische analyses tonen we vervolgens aan dat de communicatie van oppositiepartijen via persberichten wel beïnvloed wordt door verlies van zetels bij de verkiezingen, maar niet door zulk verlies in de peilingen. Dit betekent dat oppositiepartijen die in de laatste verkiezingen verloren hebben, meer over andere onderwerpen gaan spreken om zo “zieltjes terug te winnen”. Regeringspartijen daarentegen passen hun communicatie noch aan op basis van het verlies in de peilingen noch op basis van verlies bij de verkiezingen. Er is dus een verschil in communicatiestrategieën tussen regeringspartijen en oppositiepartijen en op welk verlies zij reageren.
Samenwerking tussen regeringspartijen doet ertoe
In een andere studie laten Mariken van der Velden en Gijs Schumacher zien voor acht landen over ongeveer 50 jaar dat de aanpassingen van partijcommunicatie voor regeringspartijen sterk afhangt van de samenwerking met de huidige coalitiepartners: wanneer zij goede samenwerking genieten – geoperationaliseerd als een regering die populair is, regeringspartijen die elkaar goed kennen en geen conflicten hebben – veranderen regeringspartijen hun agenda nauwelijks. Wanneer partijen dit wel doen, bewegen de regeringspartijen naar elkaar toe. Wanneer de samenwerking echter moeizaam verloopt, veranderen zij hun agenda: zij distantiëren zich van de huidige regeringspartners. De conclusie die wij daaruit trekken is dat partijen met hun communicatie in hun partijprogramma aangeven met wie zij graag zouden regeren of doorregeren. Het partijprogramma informeert dus zowel de kiezer als de andere partijen. Om de besluitvorming te begrijpen, moet zowel verlies van regeringsdeelname als verlies van zetels in de Tweede Kamer bekeken worden.
Verschillende typen verlies doen ertoe
Verlies speelt dus wel zeker een rol in de besluitvorming van politieke partijen, maar dat geldt alleen voor verlies van zetels bij de verkiezingen. Politieke partijen maken tegelijkertijd meerdere afwegingen. Het besluit om het partijprogramma te veranderen kan enerzijds minder zetels opleveren, maar doordat je dichter bij een beoogde regeringspartij staat, kan het wel meeregeren opleveren.
Implicaties voor politieke besluitvorming
Wat leren deze resultaten ons over politieke besluitvorming? Politieke partijen in een systeem met coalitieregeringen, zoals in Nederland, moeten besluiten nemen in een erg ingewikkelde omgeving. Het veranderen van partijprogramma is daarom vaak riskant: het kan of meer zetels opleveren, of een plekje in de regering, of beide, of geen van beiden. Winst bij de verkiezingen leidt niet automatisch tot regeringsdeelname, net als verlies niet automatisch uitsluitsel betekent, laten politieke partijen hun programmatische veranderingen niet slechts van de grillen van de volatiele kiezer afhangen.
Ons onderzoek en gerelateerd onderzoek toont aan dat politieke partijen zich zowel responsief naar de kiezer gedragen en bereid zijn om regeringsverantwoordelijkheid te dragen. En terwijl er in de media vaak gesteld wordt dat politiek meer om “de poppetjes” gaat en er een crisis van de representatieve democratie is – dat laatste is wetenschappelijk gezien nog een empirische vraag – laat politicologisch onderzoek zien dat politici zich niet alleen maar op ofwel het pluche richten ofwel een speelbal zijn van de kiezer die niet weet wat hij of zij wil. Politieke partijen, en politici, proberen te balanceren tussen enerzijds samen regeren en dus compromissen sluiten en anderzijds het eigen politieke programma zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de wensen van de kiezer.
Deze tekst is gebaseerd op een presentatie van Mariken van der Velden tijdens de Avond van Wetenschap en Maatschappij in de Ridderzaal in Den Haag op 8 oktober 2018, waar zij en Barbara Vis tafelwetenschappers waren.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.