Gisteren verscheen Aanhoudend wisselvallig, het onderzoeksrapport over de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek. Eén uitkomst werd direct breed opgepikt, niet in de laatste plaats dankzij een uitvoerig stuk in de NRC en de podcast Haagse Zaken. Het uitzonderlijke verlies van de VVD en met name de PvdA in 2017 wordt niet weerspiegeld door een grote onvrede over het gevoerde economische beleid van de regering. Omdat deze bevinding veel vragen heeft opgeworpen, volgt hier een nadere analyse: Klopt de conclusie wel, en hoe is het verlies van de PvdA in 2017 te verklaren?
Relatief tevreden met het beleid
Het verlies van de regeringspartijen is wel beschouwd als een afrekening met dat beleid. Uit onvrede daarmee zouden kiezers zijn overgestapt naar andere partijen. Maar dit lijkt niet te kloppen. Figuur 1 beschrijft het percentage burgers dat tevreden of zeer tevreden is met het regeringsbeleid. Die tevredenheid schommelt sinds 1989 tussen de 20% en de 45%. In 2017 waren kiezers juist tevredener dan ze ooit zijn geweest sinds 1998 (hoewel de grootste groep in 2017 noch tevreden noch ontevreden was). Dat wijst niet evident op een afstraffing.
Figuur 1. Tevredenheid met de regering
Ook wanneer we kijken naar het oordeel van kiezers over het effect van het regeringsbeleid op de economische toestand (figuur 2), de werkgelegenheid (figuur 3) en de persoonlijke financiële situatie (figuur 4) springt 2017 er in positieve zin uit. In 2017 meenden Nederlanders dat de regering eerder een gunstige dan een ongunstige invloed had op de economie en de werkgelegenheid. Nederlanders waren in 2017 weliswaar van mening dat de regering eerder een negatieve invloed heeft gehad op de persoonlijke financiële situatie, maar dat negatieve oordeel is vergeleken met eerdere jaren niet ongebruikelijk en ook niet uitzonderlijk hoog.
Figuren 2-4. Oordeel over de invloed van het regeringsbeleid op (resp.) de economische situatie, werkgelegenheid, persoonlijke financiële situatie
Maar dat zegt toch niets over de PvdA-kiezers van 2012?
Deze cijfers gaan over Nederlandse kiezers in het algemeen. Misschien waren vooral rechtse kiezers tevreden met het beleid, en de PvdA-kiezers uit 2012 niet. Daarom moeten we de kiezers van 2017 opsplitsen naar hun stemgedrag in 2017. En wat zien we dan? De meest tevreden kiezers in 2017 waren de VVD-kiezers uit 2012. Onder de PvdA-kiezers van 2012 was 33% tevreden met de regering, zag 52% een gunstige invloed van het regeringsbeleid op de economische situatie, 39% op de werkgelegenheid, en 13% op de persoonlijke financiële situatie. Opvallend is dat D66’ers uit 2012 steevast tevredener waren; de PvdA-kiezers zitten op het niveau van de CDA- en CU-kiezers. De PvdA had het dus duidelijk zwaarder dan de VVD, maar de PvdA-kiezers uit 2012 waren niet bijster ontevreden.
Die conclusie wordt bevestigd wanneer we een vergelijking maken met de vorige keer dat de PvdA meegeregeerde. Tussen 2007 en 2010 regeerde de PvdA (eveneens als juniorpartner) met het CDA en de ChristenUnie. Bij de verkiezingen van 2010 verloor de PvdA 3 zetels, van 33 naar 30. Zelfs tijdens de val van het kabinet-Balkenende IV en voor het aantreden van Job Cohen als nieuwe partijleider stond de PvdA in 2010 nog rond de 20 zetels in de peilingen. Het verlies in 2010 was dus alleszins minder dan dat in 2017.
Laten we daarom de opvattingen in 2017 van PvdA-kiezers uit 2012 vergelijken met de opvattingen in 2010 van de PvdA-kiezers uit 2006. In 2017 was 33% van de PvdA-kiezers uit 2012 in het algemeen tevreden met de regering, in 2010 was slechts 22% dat. Nog duidelijker wordt het wanneer we kijken naar het oordeel over de invloed van het regeringsbeleid op de economische situatie (52% gunstig in 2017, 23% in 2010), werkgelegenheid (39% gunstig in 2017, 23% in 2010), en zelfs persoonlijke financiële situatie (13% gunstig in 2017, 9% in 2010).
Complexer verhaal
In 2017 waren de PvdA’ers uit 2012 dus tevredener dan de PvdA’ers uit 2006 waren in 2010. En toch leed de PvdA in 2017 een ongenadig groter verlies. Het idee van de electorale afstraffing moet dus complexer liggen dan de verkiezingsuitslag deed vermoeden.
En die verklaringen zijn er.
Zo gewonnen, zo geronnen
Ten eerste valt het verlies in 2017 niet los te zien van de winst in 2012. In de laatste paar weken voor de verkiezingen van 2012 verdubbelde de PvdA het zeteltal in de peilingen ten koste van de SP. Een belangrijk deel van de PvdA-kiezers uit 2012 waren dus geen loyale PvdA’ers, maar kwamen over vanuit de SP van Emile Roemer, het GroenLinks van Jolande Sap en – in mindere mate – D66. Daarbij zaten ook strategische kiezers en bandwagon-stemmers. Het ligt niet voor de hand dat je deze kiezers makkelijk aan je weet te binden.
Regeren kent een electoraal kostenplaatje…
Ten tweede ging de PvdA regeren. Sowieso moeten partijen in Nederland incalculeren dat regeringsdeelname meestal leidt tot verlies bij de volgende verkiezingen. Dat geldt met name voor de junior-partners in de coalitie (zie figuur 5). Sinds 1981 is het slechts één keer voorgekomen dat een junior-partner niet verloor bij de eerstvolgende verkiezing, en dat was de VVD onder leiding van Frits Bolkestein in 1998. De PvdA zat in 2012 bovendien zonder de voornaamste electorale concurrenten in een coalitie, wat het risico op verlies alleen maar vergroot aangezien er zo veel alternatieven zijn.
Figuur 5. Procentuele winst en verlies van coalitiepartijen bij de volgende verkiezing
…Zeker als linkse partij in tijden van werkloosheid
Ten derde ging de PvdA regeren in een tijd van hoge werkloosheid. Zoals Armen Hakhverdian al eerder beschreef op dit blog is dat vooral een groot risico voor linkse partijen. Onderzoek van politicologen Ruth Dassonneville en Michael Lewis-Beck toont waarom: ‘a left government clearly loses votes from hikes in the unemployment rate. They may own the issue, but since they are not displaying ‘‘pride of ownership’’ in the face of growing unemployment under their leadership, they lose support’. Een linkse regeringspartij is in tijden van hoge werkloosheid onvoldoende in staat de eigen kernwaarden stevig uit te dragen.
Brede coalitie, flets profiel
Ten vierde ging de PvdA regeren met de grote tegenstander in de campagne, en een voorname tegenhanger in termen van economische voorkeuren. De keus voor deze regering lag cijfermatig bijzonder voor de hand. Maar het leidde ook tot een zeer brede, maar niet aaneengesloten coalitie. Hierdoor werd het nog moeilijker voor de PvdA om zich te profileren op de eigen kernwaarden. Dat probleem werd nog eens uitvergroot doordat de PvdA-fractie niet koos om oppositie te voeren tegen het eigen kabinet, zoals de VVD onder Frits Bolkestein (nogmaals: de enige junior-partner sinds 1981 die niet verloor bij de volgende verkiezingen) had gedaan. Een brede coalitie versterkt de neiging voor kiezers om naar de flanken te trekken, maar doet dat nog sterker wanneer partijen in het midden hun eigen profiel onvoldoende duidelijk maken.
Geen effectieve leiderschapswissel
In het verleden slaagde de PvdA er meermalen in om een punt te zetten achter het eigen verleden door een tactische leiderschapswissel. Dat pakte bij verkiezingen goed uit met Wouter Bos (2003), Job Cohen (2010), en Diederik Samsom (2012). Maar in 2017 werd Asscher de nieuwe partijleider. Hij kon als vice-premier van Rutte II nauwelijks afstand nemen van het eerdere beleid of zich doen voorstaan als de leider van een nieuwe koers. Dus ook deze uitweg was er niet.
Dus… wat was de oorzaak?
Mijn interpretatie is de volgende: Bij het opstellen van de rekening in 2017 waren de PvdA-kiezers uit 2012 niet bijzonder ontevreden met het regeringsbeleid. Maar op dat moment hadden velen – en met name de aanwas uit de laatste weken van 2012 – de partij al de rug toegekeerd. Eerdere opiniepeilingen suggereren dat kiezers tussentijds ontevreden waren met de fletsheid van de PvdA, het verlies van de politieke kleur en, jawel, het beleid. Tussentijds was de onvrede groot. Maar aan het einde van de regeerperiode in 2017 waren kiezers tamelijk tevreden toen hen gevraagd werd terug te blikken op de regeerperiode van Rutte II, op het moment dat zij de keus gingen maken in het stemhokje. Die relatief hoge tevredenheid uit 2017 was echter niet voldoende om toch terug te keren bij de PvdA.
Dat is overigens niet de eerste keer geweest. Ook in 2002 verloren de regeerpartijen enorm, hoewel kiezers relatief tevreden waren met het gevoerde economische beleid. Politiek draait om meer dan om bestuurlijke waarden als beleidstevredenheid. Uiteindelijk draait het ook om een profiel, opgebouwd rond politieke waarden, die in het debat steevast uitgedragen wordt. Naast de push-factor van onvrede met gevoerd beleid is er in een veelpartijenland als Nederland ook altijd sprake van pull-factoren: de beschikbaarheid van andere partijen die de kiezer aantrekkelijker alternatieven boden.
NKO
De komende weken zullen we nog verschillende blogs publiceren naar aanleiding van de rijke data uit het Nationaal Kiezersonderzoek 2017. De data zelf komen binnen afzienbare tijd publiek beschikbaar via data-archief DANS.
Afbeelding: Bron
Henk van der Kolk zegt
Dit is een mooie aanvulling op het stuk in het rapport Aanhoudend Wisselvallig. Je zoekt de verklaring voor het verlies van de PvdA nu sterk aan de kant van de PvdA en de positie die die partij had in de coalitie. Een in mijn ogen belangrijk aspect, dat ook wordt behandeld in Aanhoudend Wisselvallig, geef je nu minder nadruk en dat is de aanbodzijde van politieke partijen: in de ogen van kiezers zijn er nu, wellicht nog meer dan bij eerdere verkiezingen (het is een toetsbare hypothese), acceptabele alternatieven voor de PvdA. Ik denk dan vooral aan GroenLinks en in iets mindere mate aan de SP en de PvdD. Het effect van ontevredenheid (met het regeringsbeleid) op steun (voor de PvdA in dit geval) wordt dan dus gemodereerd door het aantal aanwezige alternatieven. Net als bij schaatsen wordt een kleine fout sterker afgestraft als de concurrentie bijna net zo snel is, terwijl die kleine fout geen consequenties heeft als de concurrentie het laat afweten. Ik zie een leuk paper in wording.
Bart zegt
Hoi Tom,
Wat mij ook opviel was dat de PvdA weinig stemmen kregen van jongeren (18-24 jaar). Maar 1% van deze leeftijdsgroep stemden op de PvdA, het laagste aantal stemmen voor een van de grote partijen.
Ook de acceptabele alternatieven zijn een goede reden voor het verlies van de PvdA. GroenLinks, en in mindermate DENK, heeft natuurlijk goed kunnen profiteren van de ontevredenheid bij de PvdA kiezers.
Ik ben zelf benieuwd of de ‘val’ van de landelijke partij ook invloed zal hebben op de gemeentelijke partijen van de PvdA.
Hoe denk jij hierover Tom?
Tom van der Meer zegt
In grote lijnen volgen gemeenteraadsverkiezingen de trends in landelijke politieke voorkeuren. Dus ja, ik denk dat de PvdA nog verder weg zal zakken in 2018 vergeleken met GR2014, maar niet in vergelijking met TK2017.
Bart zegt
Hoi Tom,
Bedankt voor je reactie. Ben erg benieuwd zomenteen naar de resultaten van de lokale gemeenteraadsverkiezing. Bij mij in de gemeente hebben we namelijk een PvdA. Ben dan ook erg benieuwd hoe deze lokale versie van de partij gaat scoren.