In Den Haag kijkt men al met enige spanning uit naar de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2019. Niet omdat men die provincies nu zo verschrikkelijk interessant vindt, maar omdat de Eerste Kamer door de leden van de Provinciale Staten wordt verkozen. Alom wordt verwacht dat de minieme meerderheid van de coalitie verloren zal gaan, omdat vrijwel alle regeringspartijen op verlies staan in de peilingen. Die peilingen gelden echter voor de Tweede Kamer en kunnen niet één op één (of eigenlijk één op een half) vertaald worden naar Eerste Kamer. Toch kun je op basis van Tweede Kamerpeilingen een redelijk goed idee krijgen hoe de vlag er voorhangt bij de Eerste Kamer. Spoiler: de coalitie blijft met ongeveer 31 zetels vooralsnog ver verwijderd van de meerderheid (38) in de Eerste Kamer.
Tweede Kamerpeilingen en Eerste Kamerzetels
Bij de vorige verkiezingen gebruikte ik de Peilingwijzer, die peilingen voor de Tweede Kamer samenvat, en rekende die om naar Eerste Kamerzetels. Kortweg deed ik dat door rekening te houden met de verhouding tussen de score van partijen in Tweede Kamerpeilingen en Eerste Kameruitslag. Die relatie kun je uitdrukken als een verhoudingsgetal: een getal van 1 geeft aan dat de partij het precies even goed deed in de Tweede Kamer Peilingwijzer als in de uitslag voor de Eerste Kamer. Een getal hoger dan 1 betekent dat de partij het beter deed bij de Eerste Kamerverkiezingen en een getal lager dan 1 betekent dat de partij het minder goed deed.
Het CDA haalde bijvoorbeeld in 2015 14,9% van de (gewogen) stemmen in de verkiezing voor de Eerste Kamer, terwijl ze maar op 12,7% stond in de Peilingwijzer op de dag van de Statenverkiezingen. Dat resulteert in een verhoudingsgetal van 1,17. De PVV daarentegen haalde 12,0% van de stemmen in de Eerste Kamerverkiezingen tegenover 15,1% in de Peilingwijzer, een verhoudingsgetal van 0,80.
Zo’n verhoudingsgetal kun je uitrekenen voor de uitslag van de Eerste Kamerverkiezingen, maar we weten dat daar soms strategisch wordt gestemd om bevriende partijen aan een extra zetel te helpen (natuurlijk nooit ten koste van een partij zelf, althans niet gepland). Daarom bereken ik ook een verhoudingsgetal tussen de Peilingwijzer en de Provinciale Statenverkiezingen. In onderstaande figuur staan de resultaten voor de laatste twee verkiezingen.
Twee partijen deden het in beide jaren beter in de Provinciale Staten/Eerste Kamerverkiezingen: het CDA en GroenLinks. Met name de PVV deed het consequent slechter bij Eerste Kamerverkiezingen, maar ook VVD, SP en D66 scoorden veelal iets lager dan in hun Tweede Kamerpeilingen. Voor andere partijen is het beeld meer verdeeld, bijvoorbeeld voor 50PLUS dat in de Provinciale Statenverkiezingen een hoger stemmenpercentage haalde dan bij de Eerste Kamerverkiezingen doordat strategisch op de OSF werd gestemd.
Goed inzicht, maar resultaten uit het verleden…
In 2015 gaf deze aanpak een goed inzicht in het aantal behaalde Eerste Kamerzetels. Slechts één zetel werd verkeerd toebedeeld (aan de PVV in plaats van de VVD). Daarmee werkte het zelfs beter dan de verschillende ‘losse’ peilingen voor de Eerste Kamer en het rekenkundig gemiddelde dat ik daarvan berekende voor de NOS.
In 2015 gebruikte ik één ingrediënt dat nu nog niet beschikbaar is, namelijk de verhouding tussen peilingen voor de Eerste en Tweede Kamer. Dat is allereerst belangrijk omdat verhoudingsgetallen uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst. Zo was GroenLinks in 2011 en 2015 een stuk kleiner in de Tweede Kamerpeilingen (rond de 5%) dan nu (zo’n 12%). Of die partij het komend jaar dus opnieuw (veel) beter gaat doen in de Eerste Kamerverkiezingen dan de Tweede Kamerpeilingen valt te bezien.
Bovendien zijn er nieuwe partijen die in 2015 nog niet meededen: Forum voor Democratie en Denk. Vooralsnog ga ik ervanuit dat die partijen een ratio hebben ietwat vergelijkbaar met de SP (0,9), maar omdat dit een subjectieve inschatting is, houd ik wel rekening met een vrij forse onzekerheid over dit verhoudingsgetal. Bovendien moeten we nog zien of het beide partijen lukt om in alle provincies mee te doen. Voor OSF ga ik net als in 2015 uit van een stemmenpercentage tussen de 1 en 2 procent en een verhoudingsgetal van 1 met een iets kleinere onzekerheidsmarge.
Simulaties
In mijn uiteindelijke doorrekening houd ik rekening met twee onzekerheden: de foutmarges van de Peilingwijzer (het gaat hier immers om peilingen onder een beperkte groep mensen) en de onzekerheid over de hierboven genoemde verhoudingsgetallen.[1] Om die onzekerheid aan te geven, voer ik 2500 simulaties uit.
Let wel, dit is geen voorspelling van de situatie bij de verkiezingen volgend jaar, maar een inschatting van wat er zou gebeuren als er nu Statenverkiezingen zouden worden gehouden (of wellicht nog beter: als de Peilingwijzer in maart volgend jaar hetzelfde zou zijn als nu). Dit wordt ook wel een now-cast genoemd. Tussen nu en maart kunnen veel dingen gebeuren die resulteren in een andere uitslag.
Leesvoorbeeld: In 32% (linkeras) van de simulates kregen de coalitiepartijen gezamenlijk 31 zetels, in 25% van de simulaties kregen ze 32 zetels.
Geen meerderheid
In 95% van de simulaties halen de vier coalitie partijen gezamenlijk tussen de 29 en 34 zetels. Het meest frequente scenario is 31 zetels (in zo’n 30% van de simulaties komt het coalitietotaal hierop uit). In geen enkele simulatie haalt de coalitie de benodigde 38 zetels voor een meerderheid.
Als we naar de afzonderlijke partijen kijken, lijkt de VVD de beste papieren te hebben om de grootste te worden in de Eerste Kamer, met 13 tot 16 zetels. GroenLinks gooit ook hoge ogen (10 tot 12 zetels): de partij staat hoog in de Tweede Kamerpeilingen en deed het in de afgelopen Provinciale Statenverkiezingen steeds nog wat beter dan in die peilingen. De PVV staat in de Tweede Kamerpeilingen weliswaar op vergelijkbare hoogte met GroenLinks, maar gebaseerd op die historische verhoudingsgetallen zou die partij waarschijnlijk op 6 tot 7 Eerste Kamerzetels blijven steken.
Het CDA doet het altijd relatief goed bij Provinciale Staten (en dus Eerste Kamer)verkiezingen. In de Peilingwijzer blijft de partij steken op 9%, maar gezien dit gunstige historische patroon haalt de partij in de simulaties van de Eerste Kamer 11%, ofwel 7 tot 10 Eerste Kamerzetels. Dat zou een verlies betekenen ten opzichte van de huidige 12 zetels. In sommige Tweede Kamerpeilingen staat het CDA echter duidelijk hoger dan in de Peilingwijzer, waardoor de partij mag hopen dat het verlies beperkt zal zijn.
D66 doet het in de Tweede Kamerpeilingen niet zo goed en presteerde in 2011 en 2015 slechter dan in de Tweede Kamerpeilingen, waardoor de partij blijft steken op 5 tot 6 zetels in de Eerste Kamer, op basis van deze doorrekening. De SP zou kunnen rekenen op 5 tot 7 zetels, de PvdA op 4 tot 6.
Bij de kleinere partijen staat de ChristenUnie op 2 tot 4 zetels, de PvdD op 2 tot 5, 50PLUS op 1 tot 4 en de SGP op 1 á 2. De marges zijn bij de PvdD en 50PLUS ruim omdat de verhoudingsgetallen nogal varieerden.
Bij de nieuwkomers moeten we de cijfers met een bootlading zout nemen. FvD komt uit op 2 tot 8 zetels: de grote onzekerheidsmarge is het gevolg van het feit dat ik het verhoudingsgetal vooralsnog moet inschatten. Denk komt uit op 1 tot 3 zetels. We weten bij beide partijen nog niet goed hoe ze zullen presteren bij de Provinciale Statenverkiezingen t.o.v. de Tweede Kamerpeilingen.
Eerste inschatting
Het bovenstaande beeld is slechts een eerste inschatting alleen op basis van de historische patronen van over- en onderprestatie. Neem dit soort doorrekeningen vooral met een korrel zout. Voor nieuwe partijen of partijen die veel gewonnen of verloren hebben in recente jaren zou het beeld dit jaar (behoorlijk) kunnen afwijken. Zodra er weer specifieke peilingen voor de Eerste Kamer of Provinciale Staten beschikbaar zijn, neem ik die mee voor het bepalen van de verhoudingsgetallen.
Het volledige R script van deze exercitie staat hier (download).
Noot
[1] In de toelichting uit 2015 leg ik in meer detail uit hoe dat in z’n werk gaat.
Nico zegt
Ik neem aan dat een Monte Carlo simulatie is gedraaid? Dan vind ik 2500 iteraties niet heel erg veel. Voor een hoge mate van zekerheid, voor wat betreft de uitkomst van de simulatie, zou ik dan eerder denken aan 50 à 100.000 iteraties.
Casper Albers zegt
Zonder verdere informatie is niet te zeggen of 2500 iteraties veel of weinig is.
Voor eenvoudige vraagstukken kan ik modellen maken waarbij na 100 à 500 iteraties al een uitstekende fit behaald is. Ik heb ook modellen gemaakt waarbij na 100.000 nog geen acceptabele fit behaald is (en doorgaans is dat een teken dat het model niet bij de data past).