Een paar jaar geleden legde PvdA-senator Han Noten zijn kamerlidmaatschap neer omdat de Eerste Kamer ‘te politiek’ zou zijn geworden. Volgens Noten speelde de Eerste Kamer steeds vaker een ‘verstorende rol’ waarbij senatoren het werk van hun collega’s in de Tweede Kamer dreigen over te doen.
Noten is niet de eerste de beste – hij was acht jaar lang fractievoorzitter van de PvdA in de Eerste Kamer – maar klopt zijn claim wel? Vormt de Eerste Kamer in toenemende mate een obstakel voor de regering om wetsvoorstellen door het parlement te krijgen? Of is de huidige periode een uitzondering?
Om die vragen deels te kunnen beantwoorden heb ik gekeken in hoeverre de samenstelling van de Eerste en Tweede Kamer overeenkomt van 1987 tot nu. Daarbij kijk ik of de uitslag bij de eerstvolgende Provinciale Statenverkiezingen voorspeld kan worden aan de hand van de vorige de Tweede Kamerverkiezingen. Zo krijgen we namelijk een beeld of een regeringscoalitie in toenemende mate te maken krijgt met een ‘vijandige’ Senaat die de uitvoering van het regeerakkoord in de weg staat. (Ik begin de analyse bij de Statenverkiezingen van 1987 omdat dat de eerste verkiezingen waren sinds de grondwetswijziging van 1983 waarin werd bepaald dat de Eerste Kamer een zittingsperiode van vier jaar zou krijgen en alle 75 leden gelijktijdig zouden worden gekozen door leden van de Provinciale Staten.)
Laten we eerst kijken naar het totale plaatje. Hoe goed kunnen we het aantal Eerste Kamerzetels van een partij voorspellen aan de hand van het aantal Tweede Kamerzetels dat die partij bij de vorige Tweede Kamerkiezingen heeft behaald? In de onderstaande figuur zien we dat de samenstelling van de Tweede Kamer een aardige graadmeter is voor hoe de Eerste Kamer eruit komt te zien (r = 0,93). Deel het aantal Tweede Kamerzetels door twee en je komt voor de meeste partijen aardig in de buurt van het zetelaantal dat ze in de Senaat kunnen verwachten. Uiteraard zijn er uitzonderingen. De grootste outlier is de huidige PvdA, die 38 zetels won op 12 september 2012 (25% zetelaandeel), maar nu zo’n zeven zetels zou halen in de Eerste Kamer (nog geen 10% zetelaandeel). De VVD deed het daarentegen in 1995 met een zetelaandeel van 31% aanzienlijk beter dan we op basis van hun zetelaandeel in de Tweede Kamer (21%) hadden kunnen verwachten.
Maar hoe ziet dit beeld eruit als we naar afzonderlijke verkiezingen kijken? Eigenlijk opvallend identiek aan het totaalbeeld. In de afgelopen drie decennia vormde de Eerste Kamer qua politieke samenstelling een goede afspiegeling van de Tweede Kamer. Nou ja, met uitzondering van 2015. Rutte-II had al geen meerderheid in de Senaat, maar volgens berekeningen van Tom Louwerse is het vrijwel uitgesloten dat de coalitie zelfs samen met gedoogpartners D66, CU en SGP (of de Constructieve Drie, zo u wilt…) een meerderheid haalt.
Toch is het zeker niet zo dat Nederlandse regeringen meer en meer te maken krijgen met een politiek vijandige Senaat. De door Noten geschetste problematiek lijkt alleen van toepassing op de huidige coalitie. Hieronder staat de voorspellende kracht van de vorige Tweede Kamerverkiezingen voor iedere Statenverkiezing sinds 1987 (het gaat hier concreet om de verklaarde variantie uit de bovenstaande bivariate regressies).
Een voor de hand liggende verklaring voor waarom Eerste en Tweede Kamer soms uit de pas lopen is de concrete timing van verkiezingen. Provinciale Statenverkiezingen vinden eens in de vier jaar plaats, maar zo’n termijn bestaat niet voor de Tweede Kamer. Soms vindt een Statenverkiezing nog geen twee maanden na de Tweede Kamerverkiezingen plaats, maar daar kan ook best een aantal jaar tussen zitten (zie bovenstaande tabel). Is het dan zo dan Eerste en Tweede Kamer meer op elkaar lijken als die verkiezingen korter op elkaar volgen?
Daar lijkt op het eerste gezicht wel wat voor te zeggen. In de onderstaande figuur zien we dat Tweede Kamerverkiezingen hun voorspellende kracht verliezen naarmate de Statenverkiezingen langer op zich laten wachten. Nu is de figuur enigszins geflatteerd, want ook een jaar na het aantreden van het huidige kabinet was een groot deel van hun electorale steun verdampt. Maar ook zonder 2015 zien we een patroon dat consistent is met die verklaring.
Het is onmogelijk om op dit moment te zeggen of de huidige situatie een uitzondering is of juist het begin van een nieuw tijdperk waarin wetsvoorstellen uit de Tweede Kamer stelselmatig op verzet gaan stuiten in de Eerste Kamer. Patstellingen binnen de wetgevende macht en tussen wetgevende en uitvoerende macht zijn schering en inslag in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het is zeker niet ondenkbaar dat we uiteindelijk in Nederland in een soortgelijke richting bewegen. Electorale volatiliteit en lange periodes tussen Statenverkiezingen en Tweede Kamerverkiezingen vormen geen goede basis voor contuïteit in de samenstelling van de beide kamers van het parlement. Maar hou Statenverkiezingen te dicht op Tweede Kamerverkiezingen, of zelfs op dezelfde dag, en je ontdoet die verkiezingen van hun regionale karakter…
Jaap zegt
Gewoon komen met wetsvoorstellen die kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Dat is de matigende werking die van de EK hoort uit te gaan. Het kabinet moet zich gewoon aanpassen en kan niet volledig zijn eigen wil doordrammen.
Jaap zegt
Gewoon komen met wetsvoorstellen die kunnen rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Dat is de matigende werking die van de EK hoort uit te gaan. Het kabinet moet zich gewoon aanpassen en kan niet volledig zijn eigen wil doordrammen.