In tijden van toenemende politisering van de Europese Unie zien we telkens dezelfde politieke rolverdeling terugkeren. Radicaal-linkse en radicaal-rechtse partijen scharen zich ogenschijnlijk zij-aan-zij in het nee-kamp tegenover een breed pro-EU midden. Denk bijvoorbeeld aan het recente Oekraïne-referendum of aan de referenda over de Europese Grondwet in Frankrijk en Nederland in 2005, waar partijen op de ideologische flanken samen de eurosceptische boventoon voerden. Gedeelde euroscepsis leidt soms zelfs tot formele samenwerking zoals de in 2015 gevormde Griekse regering tussen Syriza en de rechts-nationalistische Onafhankelijke Grieken laat zien.
De concentratie van euroscepsis op de flanken – het zogenaamde hoefijzermodel – is al vaker empirisch aangetoond. ‘Europa’ wordt daarom soms gezien als een nieuwe politieke scheidslijn, die niet samenvalt met traditionele links-rechtstegenstellingen en daardoor in potentie de politieke ruimte zou kunnen opschudden. Immers, oude vijanden worden vrienden (en vice versa).
En toch is het hoefijzermodel niet zaligmakend. Een recent verschenen studie van onze hand [paywall] laat zien dat de euroscepsis die bestaat onder de kiezers op de ideologische flanken fundamenteel verschilt. Wij onderscheiden twee verschillende vormen van euroscepsis: ontevredenheid met het huidige functioneren van de EU tegenover principiële weerstand tegen verdere integratie. De onderstaande figuur toont hoe beide dimensies van euroscepsis samenhangen met de identificatie van kiezers als links of rechts. (Deze resultaten zijn gebaseerd op enquêteonderzoek uit 2009, maar we vinden vergelijkbare patronen voor 2014.)
Bron: Van Elsas, Hakhverdian & Van der Brug, 2016. European Election Study 2009 (Vijftien West-Europese landen).
Ontevredenheid met het functioneren van de EU ligt beduidend hoger onder linkse kiezers dan onder rechtse kiezers (figuur 1a; in 2014 neemt de grafiek iets meer te vorm van een hoefijzer aan). Interessant genoeg is deze relatie voor principiële euroscepsis juist volledig omgekeerd (figuur 1b): daar zijn het juist de rechtse kiezers die zich keren tegen de EU. Hoe linkser, hoe minder weerstand tegen verdere integratie.
Aanvullende analyses laten zien dat deze verschillen te begrijpen zijn vanuit de verschillende motieven die linkse en rechtse kiezers hebben om tegen de EU te zijn. Voor linkse eurosceptici is vooral de economische opzet van de huidige – in hun ogen neoliberale – EU een probleem, maar deze economische bezwaren leiden niet noodzakelijkerwijs tot een principiële afwijzing van Europese integratie als ideaal. Verdergaande integratie kan juist ook als een oplossing van het probleem worden opgevat – denk aan het idee van een ‘Sociaal Europa’. In de retoriek van radicaal linkse partijen zien we eerder een verlangen naar een ‘ander Europa’ en een afwijzing van ‘deze EU’ dan een categorische afwijzing van EU-lidmaatschap. In zijn speech in het Europees Parlement van 8 juli 2015 zei de Griekse premier Alexis Tsipras dan ook het volgende:
The brave choice of the Greek people does not stand for a break with Europe, but for a return to the founding principles of European integration, the principles of Democracy, solidarity, mutual respect and equality.
Hoe anders is het op de rechter flank. De bezwaren van radicaal rechtse kiezers zijn cultureel en nationalistisch van aard; zij vrezen het afbrokkelen van nationale soevereiniteit en culturele identiteit. Hun weerstand is fundamenteler en richt zich op iedere vorm van supranationale samenwerking die verder gaat dan het strikt noodzakelijke, wat zich vervolgens uit in wantrouwen tegen de EU in haar huidige vorm én als ideaal. Deze groep zou het liefst zo snel mogelijk een referendum uitschrijven naar Brits voorbeeld om uit de EU te stappen.
Kortom, het hoefijzermodel maskeert grote verschillen tussen linkse en rechtse euroscepsis. Dit heeft gevolgen voor beleidsmakers die eventuele stijgende euroscepsis onder Europese burgers willen bestreden: niet als één monolithisch ‘nee’ tegen de EU, maar als een verzameling verschillende bezwaren gericht op verschillende aspecten van het Europese project. Maatwerk is dus geboden. Een electorale basis voor eurosceptische coalities dwars door de linksrechtsverhoudingen heen lijkt in elk geval zwak – en zo geven de Europese kiezers weinig aanleiding tot het vormen van coalities naar het Griekse voorbeeld.
Beeld: Diliff (eigen werk) [CC BY-SA 3.0 or GFDL], via Wikimedia Commons
Interessante vinding! Wat is de betekenis van de staafjes onderin de grafiek? Aantallen kiezers of ook een maat voor ontevredenheid of weerstand? (Of nog iets anders?)
Dank! De staafjes zijn de frequentieverdeling van links-rechtsideologie in de steekproef (op de rechter y-as staan de percentages).