In de aanloop naar verkiezingen zijn er meestal veel peilingen. In die peilingen wordt gevraagd naar de politieke voorkeur. Voor velen valt die vraag niet zo eenvoudig te beantwoorden, omdat ze nog niet weten of ze gaan stemmen, laat staan op welke partij.
Er is nog een andere vorm van peilen en dat is de exitpoll. Dit is een peiling die niet in de periode voor de verkiezingen wordt uitgevoerd, maar op de dag van de verkiezingen zelf. De doelgroep bestaat uit alle personen die net hun stem hebben uitgebracht. Een steekproef uit de stemmers krijgt in (of vlakbij) het stembureau een korte vragenlijst voorgelegd. Daarin wordt in ieder geval gevraagd op welke partij ze net hebben gestemd. Waarom een exitpoll? Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn.
In de eerste plaats levert een exitpoll interessante informatie voor de media. Die kunnen immers al snel na het sluiten van de stembureaus een voorspelling van de einduitslag geven, want het officiële tellen van de stemmen nog vele uren kan duren. Daar willen de media niet op wachten. Tegenwoordig zitten exitpolls zo in elkaar dat onmiddellijk na het sluiten van de stembureaus al een voorspelling van de uitslag beschikbaar is.
Op het officiële stembiljet kun je alleen maar een partij of een kandidaat kiezen. Verder wordt er niets gevraagd. Bij een exitpoll kunnen verschillende vragen worden gesteld stellen. Uiteraard is de belangrijkste vraag op welke partij je net hebt gestemd. Maar ook kan worden gevraagd naar het stemgedrag bij de vorige verkiezingen. En soms wordt gevraagd naar geslacht en leeftijd. Zo levert een exitpoll veel interessante gegevens op die kunnen worden gebruikt voor het analyseren van het stemgedrag.
Een exitpoll kan ook worden gebruikt om een officiële verkiezing te controleren. Als de uitslag van een exitpoll in een stembureau significant afwijkt van de officiële uitslag in dat stembureau, dan is dit een aanwijzing dat er wel eens gesjoemeld kan zijn bij het tellen van de stemmen.
De eerste exitpoll
15 februari 2017 is een bijzondere dag. Op die dag is het precies 50 jaar geleden dat de eerste exitpoll werd uitgevoerd. Dat gebeurde in Nederland bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967. Bedenker was de socioloog Marcel van Dam (later kamerlid en minister). Hij vroeg aan de stemmers in vier stembureaus in Utrecht om een korte vragenlijst in te vullen (zie figuur 1). Op grond daarvan kon hij de verkiezingsuitslag voor de hele stad Utrecht nauwkeurig voorspellen.
Marcel van Dam is dus de uitvinder van de exitpoll. Hij noemde zijn onderzoek echter niet zo. Hij sprak van een verkiezingsonderzoek. Anderen spraken van schaduwverkiezingen. Er zijn overigens ook publicaties die de Amerikaan Warren Mitofsky aanwijzen als de uitvinder van de exitpoll. Dit is niet correct. Mitofsky deed zijn eerste exitpoll op 7 november 1967. Dat was in het kader van de verkiezing voor een nieuwe gouverneur in de staat Kentucky. Mitofsky deed zijn exitpoll dus negen maanden later dan Van Dam.
Figuur 1. De vragenlijst van de eerste exitpoll
De vragenlijst van de eerste exitpoll bevatte vier vragen. Bij de eerste vraag moesten de stemmers aangeven op welke partij ze net hadden gestemd. Bij de tweede vraag ging het om de partij waarop ze hadden gestemd bij de vorige verkiezingen (de gemeenteraadsverkiezingen van 1 juni 1966). Er kunnen twee redenen zijn om te vragen naar stemgedrag bij de vorige verkiezingen:
- De onderzoeker kan dan nagaan hoe de mensen van partij zijn veranderd. Aan welke partijen zijn verliezende partijen kiezers kwijtgeraakt? Waar hebben winnende partijen hun kiezers vandaan gehaald? En op welke partijen hebben de nieuwe kiezers vooral gestemd?
- Mocht de groep respondenten in een stembureau niet representatief zijn (bijvoorbeeld als gevolg van non-respons), dan kunnen de antwoorden op deze vraag worden gebruikt om voor dit gebrek aan selectiviteit te corrigeren.
Voorwaarde is wel dat de respondenten de vraag over stemgedrag bij de vorige verkiezingen goed hebben beantwoord. Dat is niet vanzelfsprekend. Veel mensen zijn na een paar jaar vergeten wat ze hebben gestemd. En anderen willen het niet zeggen of geven een sociaalwenselijk antwoord.
Bij de derde vraag gaven de respondenten hun leeftijd aan. Bij de vierde vraag gaven ze aan tot welk kerkgenootschap ze behoorden. De onderzoekers gebruikten twee soorten formulieren: witte en gele. Mannen kregen een wit formulier en vrouwen een gele. Zo werd dus ook nog het geslacht van de respondenten vastgelegd.
Utrecht had in die tijd 164 stembureaus. In de exitpoll werden vier bureaus onderzocht. Die vier vormden geen aselecte steekproef. Ze werden zo uitgekozen dat verschuivingen bij eerdere verkiezingen overeenkwamen met de verschuivingen in de randstad als geheel. Verder werd erop gelet dat alle sociale klassen vertegenwoordigd waren. En er moesten in de omgeving van de stembureaus geen storende invloeden zijn van bijvoorbeeld kloosters of bejaardentehuizen.
In elk stembureau werden alle stemmers uitgenodigd mee te doen aan het verkiezingsonderzoek. Daarbij moest worden voorkomen dat er files ontstonden in het stembureau. Dat gebeurde niet omdat het officiële stemmen ook de nodige tijd in beslag nam (registreren van de kiezer, uitvouwen van het stembiljet, hokje rood maken, opvouwen van het stembiljet, en in de stembus gooien).
Het streven is er bij een exitpoll opgericht om onmiddellijk na het sluiten van de stembureaus een eerste voorspelling te geven van de verkiezingsuitslag. Bij de eerste exitpoll in Utrecht ging het nog niet zo snel. Na sluiting van de stembureaus werden de gegevens door de politie naar een computercentrum van de IBM in Rijswijk gebracht. Daar werden de voorspellingen op een mainframe computer (PC’s waren er nog niet) uitgerekend en vervolgens doorgegeven aan de NTS (de voorganger van de NOS) in Hilversum. Zo kon een prognose een aantal uren voor de werkelijke verkiezingsuitslag bekend worden gemaakt.
In totaal 3.408 kiezers namen deel aan de exitpoll. Dit komt neer op 85% van de bezoekers van de vier stembureaus. Er kan dus worden gesproken van een zeer hoge respons. In figuur 2 wordt de uitslag van de exitpoll (gebaseerd op vier stembureaus) vergeleken met de officiële uitslag voor de stad Utrecht (met 164 stembureaus). De schattingen van de exitpoll liggen dichtbij de werkelijke verkiezingsuitslag. Het grootste verschil bedraagt slechts 0,5 percentagepunt.
Figuur 2. De exitpoll in Utrecht in 1967
De eerste exitpoll in februari 1967 is uitgebreid beschreven door Van Dam & Beishuizen (1967). De eerste exitpoll in de Verenigde Staten werd in november 1967 uitgevoerd door Warren Mitofsky. Aanleiding daarvoor was de verkiezing van een nieuwe gouverneur in de staat Kentucky. Meer details zijn te vinden in Scheuren & Alvey (2008).
Een recente exitpoll
Er worden nog steeds exitpolls uitgevoerd bij verkiezingen. De principes ervan zijn in de afgelopen 50 jaar niet veranderd. Er wordt de laatste tijd veel gemopperd over de kwaliteit van de peilingen. Die kritiek is echter niet van toepassing op exitpolls. Het blijkt steeds weer dat je moet een exitpoll een goede prognose van de verkiezingsuitslag kunt maken.
Een voorbeeld van een recente exitpoll is die voor de verkiezingen van de Provinciale Staten op 18 maart 2015. Hij werd uitgevoerd door Ipsos. Nederland telde toen 9,266 stembureaus. Daaruit werd een doelgerichte steekproef van 43 stembureaus getrokken. Deze steekproef was representatief gemaakt met betrekking tot de uitslag van de vorige verkiezingen en de verdeling over stedelijke en landelijke gebieden. In elk geselecteerd stembureau werd aan alle stemmers gevraagd mee te doen aan de exitpoll. De vragenlijst bevatte maar één vraag en dat was de vraag naar de partij waarop men net had gestemd.
Er kwamen in totaal 30.871 stemmers naar de geselecteerde stembureaus. Daarvan wilden 25.163 stemmers wel meedoen aan de exitpoll. Dit komt neer op een responspercentage van 82%. Het is opvallend dat dit responspercentage vrijwel net zo hoog was als dat van de eerste exitpoll in Utrecht (85%).
Figuur 3 vergelijkt de prognose van de exitpoll met de werkelijke verkiezingsuitslag. De verschillen zijn erg klein. Het grootst verschil doet zich voor bij de PVV. Toch is dat verschil is slechts 0,9 procentpunten.
Figuur 3. De exitpoll voor de verkiezingen voor de Provinciale Staten in 2015 (percentages)
Conclusie
In de 50 jaar van hun bestaan hebben exitpolls aangetoond dat ze behoorlijk nauwkeurig de uitslag van verkiezingen kunnen voorspellen. Exitpolls doen dat veel beter dan pre-verkiezingspeilingen. De verschillen zijn soms zo groot dat in eerste instantie de exitpoll onterecht niet wordt geloofd. Een goed voorbeeld daarvan is de exitpoll bij de parlementsverkiezingen op 7 mei 2015 in het Verenigd Koningrijk. Het ongeloof was groot, want de prognose week behoorlijk af van de peilingen van vlak voor de verkiezingen. Die voorspelden een nek-aan-nekrace tussen de Conservatieven en Labour, terwijl de exitpoll aangaf dat de Conservatieven een ruime overwinning zouden behalen. Er waren peilers die de uitslag van de exitpoll niet geloofden. Eén van hen, Paddy Ashdown, zei zelfs dat hij zijn hoed zou opeten als de exitpoll juist was. Toch bleek de exitpoll correct. Lord Ashdown at zijn hoed, zij het in marsepein.
De mogelijkheden voor een diepgaande analyse van de exitpoll zijn beperkt, omdat er maar enkele vragen kunnen worden gesteld aan de stemmers. Veel peilers beperken zich zelfs maar tot één vraag en dat is de vraag op welke partij men zojuist heeft gestemd. Als onderzoeker zou je graag zien dat er meer vragen worden gesteld, maar misschien leidt dit wel tot een hogere non-respons.
Als exitpolls zo nauwkeurig zijn, zou de vraag op kunnen komen of het niet mogelijk is om in de loop van de verkiezingsdag alvast tussenstanden bekend te maken. De media lijken echter een soort stilzwijgende afspraak te hebben om dat niet te doen. Journalisten houden dit soort informatie voor zichzelf. Campagneteams van politieke partijen hebben hun eigen methoden om erachter te komen hoe de verkiezingen verlopen. De kiezers horend dus niets over het verloop van het proces. Kennen ze de tussenstanden wel dan zou dit misschien wel van invloed kunnen zijn op hun keuze. Bovendien vrezen sommige deskundigen een negatief effect op de opkomst. De uitslag is immers al duidelijk, en dus hoef je niet meer te gaan stemmen.
Een blik op het buitenland levert op dat men op verschillende manieren omgaat met het publiceren van tussenstanden van exitpolls in de loop van de dag. In bijvoorbeeld Montenegro en Singapore zijn exitpolls niet toegestaan. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk mogen exitpolls wel, maar publicatie van tussenstanden is verboden. In Tsjechië mogen exitpolls wel, maar niet in de buurt van stembureaus. In veel andere landen zijn er geen formele restricties. Ook in Nederland zijn exitpolls toegestaan. De Kiesraad is zich bewust van de mogelijke effecten van tussentijdse publicatie, maar toch zijn er geen regels die dat verhinderen.
Literatuur
Dam, M.P.A. van & Beishuizen, J. (1967), Kijk op de kiezer. Het Parool, Amsterdam.
Scheuren, F.J. & Alvey, W. (eds.) (2008), Elections and Exit Polling. John Wiley & Sons, Hoboken, NJ.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.