Het was de dag van de waarheid voor Mark Rutte: de 27 andere Europese regeringsleiders gingen akkoord met zijn voorstel: een ‘juridisch bindende bijsluiter’ over het Oekraïne-akkoord. Alle (publieke) eisen van Rutte werden ingewilligd: de Oekraïne-bijsluiter heeft het onder meer over militaire samenwerking, EU-lidmaatschap, corruptiebestrijding en arbeidsmobiliteit.
Is het voldoende? In het bijzonder krijg ik de laatste tijd de volgende vraag vaak: sluit de Oekraïne-bijsluiter nu aan bij wat dé kiezer wil? Het antwoord dat ik op deze vraag geef, geeft media zelden voldoening.
En dat is logisch omdat het antwoord op de vraag niet een eenduidig ja of nee is. Vier elementen spelen een rol: de verwachtingen die geschept worden door een adviserend referendum, het gevoel dat de regering moet luisteren, de bonte coalitie van nee-stemmers en dat wat op de achtergrond speelt. Ik behandel ze hieronder één voor één.
Element 1. Het verwarrende adviserend referendum met een opkomstdrempel
We hebben er al vaker over geschreven: de Nederlandse Wet Raadgevend Referendum heeft een weeffout waarbij het om niet-bindende referenda gaat mét een opkomstdrempel.
In theorie heeft een regering (letterlijk) het recht om de uitslag naast zich neer te leggen.[1] Politiek gezien is dat sowieso lastiger, maar de opkomstdrempel maakt het nog lastiger een uitkomst simpelweg te negeren: als de drempel gehaald wordt (en het referendum geldig is), dan is het nog moeilijker om de uitslag naast je neer te leggen: de regering moet er ‘iets’ mee is het gevoel. De opkomstdrempel schept dus hogere verwachtingen.
Element 2. ‘De regering moet luisteren’
Op basis van het nationaal referendumonderzoek[2] zien we inderdaad dat een meerderheid van de kiezers vindt dat de regering ‘moet luisteren’. Zo’n 62% van de respondenten vindt dit. Zelfs bij de Ja-stemmers vindt een (nipte) meerderheid dit: zo’n 52%.
Maar wat betekent dat, luisteren? Een symbolische verklaring? Een substantiële bijsluiter? Het akkoord helemaal verwerpen? Uit de EU stappen?
‘Luisteren’ is immers een vaag begrip. Verschillende respondenten geven er dan ook een verschillende invulling aan en een substantieel deel van hen geeft helemaal geen toelichting en houdt het gewoon op ‘luisteren’.
Element 3. De bonte coalitie van nee-stemmers
Wanneer we bovendien kijken naar de stemmotieven van kiezers, zien we inderdaad dat mensen een vrij grote diversiteit aan redenen aangeven waarom ze zeggen te hebben tegengestemd.[3]
De directe democratie verschilt daarbij minder van de representatieve dan veel mensen denken. Na een verkiezing moet een meerderheid worden gevormd op basis van een coalitie (van kiezers/partijen). Ook bij het Oekraïne-referendum zag je dat een relatief bonte coalitie van kiezers zorgde voor een Nee-meerderheid, gaande van dierenrechten over EU-lidmaatschap tot een stem tegen de regering Rutte. Kiezers met verschillende stemmotieven geven ook aan verschillende verwachtingen te hebben ten aanzien wat men van de regering verlangt.
Drie voorbeelden over de drie meest vernoemde stemmotieven. Sommige kiezers zeggen Nee te hebben gestemd als een stem tegen de EU (zo’n 7.5% van de Nee-stemmers ofte zo’n 1.5% van het electoraat). Deze kiezers vinden vaak dat Nederland simpelweg uit de EU moet stappen.[4] Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat deze kiezers overtuigd gaan zijn door de Oekraïne-bijsluiter.[5]
Andere kiezers gaven aan dat ze vreesden dat Oekraïne door het akkoord lid zou kunnen worden van de EU (zo’n 16% van de Nee-stemmers ofte zo’n 3% van het electoraat). Voor hen kan de bijsluiter mogelijk wel voldoende zijn.
Een grote groep Nee-stemmers gaf aan tegen het akkoord te hebben gestemd omdat men geen samenwerking wil met een corrupt land als Oekraïne (zo’n 34% van de Nee-stemmers ofte 6.5% van het electoraat). De Oekraïne-bijsluiter gaat hier op in en eist dat Oekraïne haar strijd tegen corruptie volhoudt (met een vrij forse straf wanneer hier niet wordt aanvoldaan). Het is lastig te zeggen of dit voldoende is voor deze groep Nee-stemmers. Mogelijk zijn ze er bijvoorbeeld van overtuigd dat Oekraïne niet te redden is.
Element 4. Dat wat op de achtergrond speelt
Tot slot nog deze belangrijke toevoeging: bij een deel van deze kiezers speelt op de achtergrond een breder gevoel van maatschappelijke onvrede en wantrouwen met Oekraïne. Deze kiezers kijken wellicht sowieso met enig argwaan naar de acties van de regering. De kans is klein dat deze groep kiezers nu wel tevreden zijn: zij zijn immers een moeilijk te overtuigen groep.
Conclusie: Niet dé kiezer, maar kiezers
Vele media haddenen hun oordeel al klaar over de Oekraïne-bijsluiter. Zo zegt De Volkskrant het volgende (over waarom D66 en CDA mogelijk niet akkoord zouden gaan in de Eerste Kamer): “Ze zouden daarmee ingaan tegen de wens van de meerderheid van het volk en dat is een electoraal risico.” Dit impliceert dat volgens de krant de meerderheid van de bevolking het verdrag wenst te verwerpen en dan is de bijsluiter van Rutte slechts symbolisch en niet voldoende. Dat is niet zeker.[6]
Deze interpretatie gaat immers uit van de mythe dat er zoiets bestaat als dé Nee-stemmer. Nee-stemmers gaven echter een vrij brede diversiteit aan redenen om nee te stemmen. Het is daarom waarschijnlijker dat sommige van hen tevreden zullen zijn, en sommige niet.
Ik verwacht overigens dat the battle of the frames (Nee = Nee, Geen cadeaus aan Poetin!,…) hier niet mee ophoudt. Kiezers leven niet in een vacuüm en media kunnen een belangrijke rol spelen. Het partijtje schaduwboksen over het Oekraïne-referendum blijft wellicht nog wel doorgaan tot na de Tweede Kamerverkiezingen.
[1] Ik doe hier overigens bewust geen uitspraak over de kwestie of het naast zich neerleggen van een uitkomst een goede of slechte zaak is.
[2] Achtergrond bij dat onderzoek vind je hier in de tweede paragraaf.
[3] Het gaat dan om antwoorden op de vraag: “wat was voor u de belangrijkste reden om tegen te stemmen?” Overigens: bij alle percentages geldt dat er een foutenmarge is.
[4] Het gaat om de vraag: “wat zou de regering volgens u moeten doen, wanneer een meerderheid van de stemmen bij het referendum ‘nee’ is?”
[5] Hetzelfde geldt voor de (zeer kleine) groep mensen die simpelweg tegen de regering Rutte waren (zo’n 3% van de Nee-stemmers). Zij willen gewoon dat Rutte opstapt.
[6] En bovendien stemde de D66-kiezer massaal voor!
Ik denk dat een belangrijke groep vergeten is, namelijk de groep die niet argumenteert, maar simpelweg denkt ‘ik vind dat omdat Geert dat ook vindt’. Argumenten worden eventueel later bijgeshopt door oneliners te kopieren.