Het is een bekend ritueel: na moeizame jaren in een coalitie en een flinke electorale afstraffing roept de (nieuwe) partijleider op tot ideologische “soul-searching” sessies. Kreten zoals “we moeten beter naar de burger luisteren” of “we moeten weer de straat op” worden dan te pas en te onpas gebezigd. Vervolgens wint de partij weer wat zetels in de verkiezingen en mag de partijleider trots claimen dat ze geluisterd hebben naar de kiezer en het hebben begrepen (zie hier). Is dit model van de democratie, waarbij (1) partijen zich aanpassen aan kiezers en (2) kiezers deze aanpassingen waarnemen en ernaar handelen, realistisch? Gabriel Lenz concludeert in zijn boek “Follow the Leader. How Voters Respond to Politicians’ Policies and Performance” dat dit niet zo is. In plaats van dat partijen kiezers volgen, volgen kiezers de partijen, ongeacht de issues.
“Voters don’t choose between politicians based on policy stances; rather, voters appear to adopt the policies that their favorite politicians prefer.”
Issues vs. prestaties
Lenz baseert deze conclusie op basis van panelstudies over kiesgedrag in verschillende landen (VS, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk). Veel studies naar kiesgedrag zijn gebaseerd op cross-sectionele analyses van kiezers. Het probleem hierbij is dat verschillende redenen om op een partij te stemmen tegelijkertijd aanwezig zijn. Bijvoorbeeld, een kiezer kan aangeven dat zij het qua issues eens is met de partij waarvoor ze gestemd heeft en dat zij een hoge pet op heeft van de partijleider. Het is op die manier lastig te analyseren welke van de twee factoren eerst kwam: koos de kiezer eerst de partij omdat die stond voor de issues die zij belangrijk vond? Of koos zij voor die partij omdat zij de partijleider als competent beschouwde (prestatie)? Het is immers bekend dat kiezers vaak hun meningen over issues en partijen aanpassen aan de hand van hun stemgedrag (zie hier). Met panelstudies is het mogelijk om te onderzoeken of prestaties of issues als eerste de stemkeuze bepaalde.
Hoe bepalen kiezers hun keuze?
Lenz laat aan de hand van 3 presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten (1980, 1992 en 1996) zien dat kiezers hun stemkeuze aanpassen aan de hand van hun evaluatie van de economie (lees hier meer over “economic voting”). Lenz koos deze verkiezingen uit omdat tijdens de campagne de rol van de economie steeds belangrijker werd gemaakt door de media. Door de structuur van de panelstudie had Lenz observaties van kiezers voor- en nadat de economie belangrijk werd gemaakt. De volgende vraag is: stemmen kiezers ook op issues als die door de media belangrijk worden gemaakt? Hiervoor kijkt Lenz naar 10 verkiezingen in de eerdergenoemde landen. Hij vindt geen bewijs dat kiezers naar partijen trekken die het met hun eens zijn op het issue dat prominent is in de campagne. Kiezers veranderen wel van stemkeuze op basis van prestatie-gerelateerde cues.
“When news stories persuade people to see Gore as dishonest (a performance issue), for example, they later shift to vote against him. In contrast, when the 1948 campaign persuades people to support unions (a policy issue), they do not later become more supportive of Truman, the candidate who supports unions.”
Lenz vindt verder dat zelfs als een kiezer weet dat de partij waarvoor zij wil stemmen niet hetzelfde standpunt heeft, de kiezer alsnog voor de partij stemt. Zelfs als deze issues makkelijk te begrijpen zijn. Als voorbeeld gebruikt Lenz de verkiezingen van 1986 in Nederland. Kernenergie was een belangrijk issue in de verkiezingscampagne en kort voor de verkiezingen ontplofte de kerncentrale van Tsjernobyl. Het CDA won de verkiezingen van 1986, ondanks het feit dat het voor de kernramp campagne had gevoerd voor een fikse uitbreiding van kernenergie in Nederland. Lenz vindt dat:
“voters did care about these issues yet end up confirming that in the end the issues did not influence vote choice or candidate and party evaluations.”
Maar volgen partijen kiezers niet?
Het tweede punt van het model dat ik schetste in de introductie is dus onrealistisch. Kiezers passen zich niet aan aan issues. Sterker nog dit artikel laat bijvoorbeeld zien dat kiezers het helemaal niet door hebben als partijen van positie veranderen. Dit laatste strookt niet geheel met Lenz’ bevindingen. In het hoofdstuk over Nederland en Tsjernobyl merkt hij op dat het CDA na Tsjernobyl direct van positie veranderde. De partij werd minder positief over kernenergie en haalde daarmee de wind uit de zeilen van de anti-kernenergie-partijen (bv. PvdA, D66 en de PPR). Immers, na Tsjernobyl werd de gemiddelde Nederlander een stuk kritischer ten opzichte van kernenergie. Kennelijk passen partijen dus wel hun positie aan aan het publiek. Lenz noemt dit “a wrinkle”, maar het is meer dan dat. Zijn conclusie dat partijen zich niet aanpassen aan kiezers is alleen gebaseerd op de constatering dat kiezers zich aanpassen aan partijen. Dat betekent niet automatisch dat politieke partijen niet naar kiezers luisteren. Sterker nog, verschillende papers laten zien dat verschuivingen in de publieke opinie leiden tot verschuivingen in partijposities (bijvoorbeeld hier, hier en hier). Het is alleen sneu dat de kiezer dit niet door heeft. Met name voor de partijleider die het meent met de ideologische herijking van haar partij. Maar (aspirant-)partijleiders claim gerust dat eventuele electorale winst komt door de ideologische herijking. Dat bekt beter dan verklaren op een verkiezingsbijeenkomst in een zaal vol vrijwilligers: “we hebben gewonnen en dat komt door de economie, bedankt voor uw inzet”.
kaj leers zegt
Interessant! Doet erg denken aan andere beroemde voorbeelden, zoals Californiërs die zich op de issues totaal niet konden vinden in de Republikeinse Partij, maar die toch op Schwarzenegger stemden. En over kerncentrales gesproken, wat te denken over Merkel, die kort na Fukushima kernenergie in de ban deed?
Niettemin mis ik wel iets: prioritering. Is het niet zo dat kiezers prioriteren, zoals bijvoorbeeld NKO-onderzoek vaak uitwijst? Dat waar de economie beter presteert, dat voor linkse kiezers bijvoorbeeld minder een issue wordt en andere linksige thema’s zoals zorg en sociale zekerheid stijgen in de prioriteitenlijst? Ook mis ik een beetje over welke kiezers het eigenlijk gaat: de harde kern of de meer zwevende kiezer.
Gijs Schumacher zegt
Dat laatste mis ik ook. Partisanship speelt een belangrijke rol in economische evaluaties, maar wat gebeurt er als partisanship sterk afneemt? Cindy Kam laat bijvoorbeeld zien dat over tijd de relatie tussen partisanship en issue positions omgekeerd is: http://journals.cambridge.org/action/displayAbstract?fromPage=online&aid=7975068&fileId=S0022381610000964.
Kiezers krijgen inderdaad andere prioriteiten maar de vraag is of dat leidt tot andere stemkeuzes en of dat onafhankelijk is van het gedrag van partijen. Misschien volgt hier ook de kiezer de partij? D.w.z. partijen gaan in goede tijden andere issues benadrukken en de kiezer volgt dit.
Kaj Leers zegt
Zeker. Niettemin kan in mijn ervaring juist een andere prioritering mensen ertoe verleiden politiek & ideologisch gezien rare bokkensprongen te maken. Volstrekt anekdotisch, maar ik ken mensen die jarenlang rabiaat links stemden om sociaaleconomische redenen, maar die sinds 9/11 en de moord op Theo van Gogh afwisselend op PVV en VVD stemmen. Wijs je erop dat die partijen mijlenver afstaan van hun ideologische overtuigingen op sociaaleconomisch gebied, dan komen ze letterlijk terug met variaties op “ja dat klopt maar dat vind ik nu even niet belangrijk”.
Deze beweging is natuurlijk ook terug te vinden in NKO sinds 2002. Enfin, dus toch weer die prioritering.
kaj leers zegt
Interessant! Doet erg denken aan andere beroemde voorbeelden, zoals Californiërs die zich op de issues totaal niet konden vinden in de Republikeinse Partij, maar die toch op Schwarzenegger stemden. En over kerncentrales gesproken, wat te denken over Merkel, die kort na Fukushima kernenergie in de ban deed?
Niettemin mis ik wel iets: prioritering. Is het niet zo dat kiezers prioriteren, zoals bijvoorbeeld NKO-onderzoek vaak uitwijst? Dat waar de economie beter presteert, dat voor linkse kiezers bijvoorbeeld minder een issue wordt en andere linksige thema’s zoals zorg en sociale zekerheid stijgen in de prioriteitenlijst? Ook mis ik een beetje over welke kiezers het eigenlijk gaat: de harde kern of de meer zwevende kiezer.