De kogel is door de kerk: Opstelten en Teeven stappen op. Volgens Bram van Ojik, fractieleider van GroenLinks, waren de posities van Teeven en Opstelten ‘onhoudbaar’. Dat valt te betwijfelen. In een coalitieland zoals Nederland is ‘onhoudbaar’ toch vooral kwestie van interpretatie. Zeer vaak overleven ministers en staatssecretarissen een eis om op te stappen zelfs als ze de Kamer onjuist hebben geïnformeerd.
Hoe dan ook is het opstappen van de twee bewindslieden een belangrijk politiek feit. Dat geldt nog meer omdat de verkiezing van de Provinciale Staten (en daarmee indirect de Eerste Kamer) voor de deur staat. En dat is net wat blijft knagen. Zouden Opstelten en Teeven ook opgestapt zijn als er geen verkiezingen in aantocht waren en de coalitiepartijen het niet zo slecht deden in de peilingen? Dergelijke what if-vragen zijn heerlijk voor gesprekken in de kroeg en de koffiecorners van de afdelingen politicologie in Nederland. Maar wat weten we nou eigenlijk van het opstappen van Nederlandse ministers?
Wel, onverwacht veel, zo blijkt. Recent verscheen in Acta Politica een artikel van Mark Bovens, Gijs Jan Brandsma en Dick Thesingh over het al dan niet (politiek) overleven van ministers en staatsecretarissen in Nederland. Het artikel bevat een schat aan informatie op basis van alle (al dan niet) afgetreden ministers en staatssecretarissen van 1946 tot 2010. Jawel alle ministers en staatssecretarissen uit die periode. Hieronder een greep uit de bevindingen.
Allereerst is het uiteraard belangrijk de vraag te stellen: hoeveel mensen stapten op en om welke reden?
- 85% van de ministers en staatsecretarissen zat de volledige rit uit;
- 7% stapte op om niet-politieke redenen (gezondheid, familie, overstap naar een internationale functie en dergelijke);
- 3% van de ministers stapte om politieke redenen op.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Angelsaksische landen (paywall) is opstappen om politieke redenen in Nederland dus zeer zeldzaam.
Maar wat beïnvloedt de kans dat een minister of staatsecretaris opstapt? Ervaring blijkt het meest cruciaal: oude rotten overleven ‘onhoudbare’ posities het meest en groentjes leggen het vaakst het bijltje erbij neer. Zij die al eerder minster zijn geweest hebben bovendien zo’n 25% minder kans op opstappen. Tot slot lijken zij die al eerder met een vraag tot opstappen vanuit de Kamer zijn geconfronteerd (maar deze overleefd hebben) welhaast onoverwinnelijk. Slechts 3 van de 17 ministers of staatssecretarissen die in deze situatie waren stapten op en geen van hen die minstens driemaal werd gevraagd op te stappen deed dat ook.
Helaas onderzochten de auteurs niet wat de impact is van naderende verkiezingen, maar er is wel degelijk een andere factor uit hun analyse die informatief is voor het opstappen van Opstelten. Ministers en staatssecretarissen zonder parlementaire ervaring hebben minder vaak een netwerk in de Kamer en hun affiniteit met de formele en informele regels van het Parlement is beperkter. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ze 50% meer kans hebben om te sneuvelen tijdens de rit. Parlementaire ervaring doet er dus toe. En laat dat nu net zijn waar het Opstelten aan ontbrak…
De cijfermatige onderbouwing van dit stukje bevreemdt me. Aantallen ambtsdragers ontbreken, tot het moment dat de percentages indrukwekkend zouden kunnen worden. Vervolgens komen de lage getallen, waar consequent had moeten staan: “Slechts 18% van de 17 ministers of staatssecretarissen (percentage totaal) die in deze situatie waren stapten op en geen van hen die minstens driemaal werd gevraagd op te stappen deed dat ook.” Dat dit ietwat er raar had uitgezien? Zeker, maar dat is een consequentie van de vreemde manier waarop in de inleiding met percentages wordt gewerkt.
In de inleiding hebben we het over percentages. Daarna over absolute aantallen. Vrij consequent lijkt me?
Wat betreft de keuze voor absolute aantallen, percentages bij kleine aantallen (17 mensen) eerder misleidend dan absolute aantallen. Daarnaast zijn percentages handig wanneer we het over grotere hoeveelheden hebben. Wanneer je even naar de bronnen zou kijken (makkelijk met hyperlinks) zie je dat het gaat om 719 ministers.
Beste Hannibal, dank voor je reactie. De percentages in het beschrijvende deel van het blog verwijzen naar alle 719 ambtsdragers. De percentages uit het verklarende deel verwijzen naar hazard ratios zoals de auteurs deze vinden. Wat betreft ‘vraag tot aftreden’ gebruiken zij een kruistabel, geen event history analysis (en dus geen hazard ratios). Gegeven de lage aantallen heb ik als het om een kruistabel gaat een voorkeur voor de absolute cijfers, maar daar kunnen we van mening verschillen. Groet, Kristof