Kort voor de ophef over de vrije artsenkeuze voerde Sandra Zwier een experiment uit naar de gevolgen ervan.
Wat kan de politiek verwachten van meer bekendheid met de vrije artsenkeuze bij het publiek? En van de inperking ervan?
Het belang van vrije artsenkeuze?
De uitgebreide media-aandacht voor de ‘kerstcrisis’ vorige week heeft veel Nederlanders in elk geval geïnformeerd over het bestaan van ‘de vrije artsenkeuze’ –al dan niet inmiddels beperkt. Adri Duivesteijn vertelde in ondermeer De Telegraaf en De Volkskrant (paywall) over zijn persoonlijke ervaringen met de vrije artsenkeuze. Volop media-aandacht was er het afgelopen anderhalf jaar ook voor het AlexanderMonro Ziekenhuis dat op basis van de Wet Toelating Zorginstellingen van 2006 verzekerde medische zorg biedt voor borstkanker-patiënten. Voor zelfstandige medische behandelcentra (zbc’s) zoals het AlexanderMonro is de vrije artsenkeuze van groot belang en zij leggen in de PR dan ook veel nadruk op aspecten die patiënten over de streep moeten trekken, zoals ‘korte wachttijden’ en ‘persoonlijke zorg’. Critici stellen echter dat zbc’s zo de ‘krenten uit de pap halen’: de behandeling van de meer complexe en kostbare gevallen zou aan de reguliere ziekenhuizen worden overgelaten.
Duivesteijn, en de patiënten van het AlexanderMonro en de andere meer dan 300 zbc’s in Nederland behoren waarschijnlijk tot een select gezelschap Nederlanders dat tot nu op de hoogte was van de vrije artsenkeuze. Hoe select, blijkt mede uit gegevens die ik in de weken voor de discussie in de Eerste Kamer online heb verzameld onder bijna 100 Nederlanders.
Experiment
De gegevens zijn afkomstig van een zogenaamde ‘randomized controlled trial’ waarbij het doel is om groepen mensen die een verschillende behandeling of informatie krijgen systematisch met elkaar te vergelijken. Representativiteit van de onderzochte groep speelt in deze onderzoeksopzet een minder kritieke rol en terughoudendheid is daarom geboden als men de gegevens wil gebruiken om te generaliseren naar de Nederlandse bevolking als geheel. Het ging hier om een heel diverse groep mannen (38%) en vrouwen (62%) van 18 tot 76 jaar oud met een gemiddelde leeftijd van 39 jaar (Sd = 16), waarvan het merendeel op Mbo-niveau (42%) of Hbo-niveau (50%) is opgeleid en veelal werkzaam is in loondienst (68%), danwel thans geen betaalde arbeid verricht (14%), als zelfstandige werkt (8%) of nog schoolgaand is (10%).
Acht jaar na de invoering van de wet wist slechts 7% van deze groep ‘heel zeker’ of ‘nagenoeg zeker’ dat men ook bij een zbc terecht kan voor verzekerde medische zorg. Sterker nog, 59% claimde hiervan absoluut niet op de hoogte te zijn.
Geen aardverschuiving
Wat kan de politiek verwachten van meer bekendheid met de vrije artsenkeuze bij het publiek? Zeker geen aardverschuiving.
In deze online ‘randomized trial’ werd een deel van de mensen geïnformeerd dat verzekerde medische zorg van veelvoorkomende aandoeningen zoals knieoperatie, spataderen of liesbreuk ook in zbc’s verspreid over het land wordt aangeboden. Daarnaast bekeek deze groep de website van een aantal zbc’s. Dit leidde tot een positieve indruk van de verwachte kwaliteit van de zorg in een zbc, en zelfs een gemiddeld betere indruk dan de verwacht werd van de kwaliteit in een regulier ziekenhuis.
‘Mijn huisarts kan toch het beste beslissen’
De lust om ‘er echt voor te gaan’ ontbrak echter veelal. Wanneer de eigen huisarts volgens het scenario van het onderzoek vervolgens doorverwees naar het reguliere ziekenhuis, zou 69% van dezelfde groep vervolgens zonder iets te zeggen of te vragen naar het reguliere ziekenhuis gaan. Een kleiner deel zou wellicht met de huisarts willen overleggen, maar slechts 4% zou tegen de huisarts zeggen dat hij/zij liever naar een zbc gaat.
“Mijn huisarts kan toch het beste beslissen waar ik naartoe moet gaan”, vond de meerderheid (63%) van deze groep mensen die zojuist was geïnformeerd over de vrije artsenkeuze en positiever had geoordeeld over de verwachte kwaliteit van zorg in een zbc dan een regulier ziekenhuis.
Vrije artsenkeuze…door de huisarts
Nogmaals moet gesteld worden dat de groep ondervraagde mensen niet noodzakelijk representatief is voor alle Nederlanders, maar het grote vertrouwen in het oordeel van de eigen huisarts sluit volledig aan bij de bestaande internationale literatuur, en past ook bij de gegevens van Van de Walle en Marien in Stuk Rood Vlees over de sterke voorkeur van burgers voor een vaste eigen huisarts.
Het principe van de vrije artsenkeuze betekent dan ook zeer waarschijnlijk eerst en vooral een vrije keuze door de huisarts, en dat geldt net zo goed voor een eventuele inperking hiervan.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.