Het uitbreken van de coronacrisis heeft gezorgd voor een historisch hoge stijging van het politiek vertrouwen. In de vandaag verschenen editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (Sociaal en Cultureel Planbureau) analyseer ik samen met Tom van der Meer deze opvallende ontwikkeling. De stijging van vertrouwen is sinds het begin van de COB-reeks in 2008 niet eerder zo groot geweest, maar tegelijkertijd goed te begrijpen vanuit de Amerikaanse literatuur over de “rally ‘round the flag”. Een rally is hierbij een stijging van vertrouwen in de politieke leiding ten tijde van een i) internationale, ii) dramatische en scherp gefocuste crisis, iii) die de politiek niet heeft veroorzaakt maar iv) wel moet oplossen. We beargumenteren dat de coronacrisis ook te typeren is als zo’n type crisis, en onderzoeken onder welke groepen burgers politiek vertrouwen het meeste is gestegen, en welke oorzaken hiervoor aan te wijzen zijn. Hieronder vat ik onze bevindingen samen.
Eerst een stukje achtergrond over de rally ‘round the flag. Deze term is gemunt door de politicoloog Mueller in 1970, en wijst op de boost in politiek vertrouwen onder burgers ten tijde van internationale, gewapende conflicten waarbij hun land direct betrokken was en die de politiek het hoofd moest bieden. Amerikaanse presidenten bleken vaak (hoewel niet per definitie) te profiteren van dergelijke conflicten, in termen van hun populariteit en het vertrouwen dat burgers in hen hadden. Inmiddels weten we dat dergelijke rally’s niet zijn voorbehouden aan gewapende conflicten maar ook optreden bij terroristische aanslagen en natuurrampen. Crises hoeven ook niet direct gericht te zijn op het eigen land om een rally te doen ontstaan. Dit bleek uit de stijging van politiek vertrouwen na 11 september 2001 in veel westerse democratieën. In Nederland zagen we nog vrij recent (kleinere) rallyeffecten, bijvoorbeeld in najaar 2008, nadat de regering had ingegrepen tijdens de financiële crisis door ABN Amro te nationaliseren (‘te redden’), na de aanslag op het koningshuis in 2009 tijdens Koninginnedag en na de MH17-ramp.
De coronacrisis vertoont veel gelijkenissen met de hierboven omschreven crises: scherpomlijnd, internationaal, extern en met directe betrokkenheid van de nationale politieke leiders bij de respons op de crisis. Het precieze startpunt van de coronarally – de stijging van vertrouwen door de coronacrisis – is niet helemaal duidelijk. Eerdere, internationale studies bediscussiëren of het vertrouwen in de politiek begon te stijgen op het moment van a) de toename van het aantal besmettingen, b) bij internationale crisissignalen zoals de Italiaanse lockdown op 9 maart, of c) specifieke nationale lockdown maatregelen.
Is er dan sprake van een grote stijging van politiek vertrouwen door de coronacrisis? Jazeker, dat zien we in Figuur 1 hieronder (uit het rapport), waarin het percentage mensen is weergeven met voldoende vertrouwen in de politiek (6-10 op een schaal van 1-10). Vanaf het startpunt van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) in 2008 hebben we niet eerder zo’n sterke stijging van vertrouwen in zowel parlement als regering gezien als in het voorjaar van 2020. Toen steeg het percentage met voldoende vertrouwen in zowel het parlement als de regering naar 75% in april, waar dat tussen de 51% en 54% lag in januari 2020. Het hoogste punt van vertrouwen in de COB-reeks vóór de coronacrisis was oktober 2008 bij de nationalisering van ABN AMRO. Het vertrouwen is sinds april 2020 wel iets gedaald, naar 67% in juli en 65% in oktober. De coronarally is dus al over het hoogste punt heen, maar zeker nog gaande.
Onder welke groepen burgers zien we deze coronarally nu met name? En waarom stijgt het vertrouwen tijdens deze coronacrisis? Dat konden we nagaan met paneldata, een survey met vragen naar politiek vertrouwen op drie momenten onder steeds dezelfde mensen. Door een (on)gelukkig toeval hebben we mensen gevraagd naar hun politiek vertrouwen net voor de lockdown (11-15 maart 2020). Dit hebben we herhaald in april (door middel van financiering door het Ministerie van Binnenlandse Zaken) en in oktober in samenwerking met het SCP. Bij de analyses hieronder hebben we ons geconcentreerd op vertrouwen in de regering, waar we de grootste veranderingen zien.
Een eerste belangrijke bevinding is dat de coronarally niet berust op een klein aantal mensen groep dat heel erg gestegen is in vertrouwen, maar op een brede groep die een beetje meer vertrouwen uitspreekt. In dit panelonderzoek hanteren we een schaal voor vertrouwen van 1 (veel wantrouwen) tot 5 (veel vertrouwen). We zien dat tussen maart en april de helft van de ondervraagden is gestegen in vertrouwen. Heel specifiek gaf 30% 1 punt meer vertrouwen (van bijvoorbeeld een 1 naar een 2 of een 4 naar een 5), 13% 2 punten, en slechts 6% 3 of 4 punten meer.
Een tweede belangrijke bevinding is dat we de stijging van vertrouwen kunnen typeren als minder cynisme over de competenties en intenties van politici. Dit blijkt uit groeicurve-analyses waarmee we veranderingen in de aard van politiek vertrouwen op de drie momenten hebben vergeleken. Die laten zien dat de stijging van politiek vertrouwen is geworteld in een positiever beeld dat men heeft over politici, namelijk minder steun voor de opvatting dat politici vooral bezig zijn met hun eigen belangen en meer steun voor de opvatting dat politici competente mensen zijn die weten wat ze doen. Deze bevindingen worden nog eens onderstreept door de toelichtingen bij de vraag waarom mensen vertrouwen hebben in de regering. Ze doen het zo gek nog niet, ze doen hun best, ze hebben het beste met ons voor, zijn hierbij vaak genoemde redenen.
Ten derde hebben we drie oorzaken gevonden voor de veranderingen in regeringsvertrouwen – tussen maart en april, en tussen april en oktober – namelijk: angst voor corona, partijvoorkeur en voorkeur voor crisisbeleid (aandacht voor pandemie of economie). Dit blijkt zowel uit beschrijvende data (zie hieronder figuur 2.3 uit het rapport) als uit groeicurve-analyses.
Zoals ook al bleek uit onderzoek naar de emotionele basis van rallyeffecten in de nasleep van 11 september, is ook hier een emotionele oorzaak aan te wijzen voor de stijging in vertrouwen. Wie bang is voor zichzelf of naasten om besmet te raken met corona, is meer gestegen in vertrouwen dan wie aangeeft niet bang te zijn. Psychologen duiden deze emotionele oorsprong van rallyeffecten met het zoeken naar veiligheid bij de politieke leiding, op twee manieren: fysiek en mentaal. Fysiek ligt voor de hand, mensen zijn bang voor gezondheid van henzelf of hun naasten en hopen dat de politiek erin slaagt bescherming te verzekeren of in ieder geval te vergroten. Mentaal speelt iets anders, namelijk behoefte aan bevestiging van een wereldbeeld, dat door een crisis omver geschopt wordt. Men kijkt dan naar leiders om de chaos te bedwingen en de rust en veiligheid te herstellen. Voor maart 2020 was (bijna) niemand bezig met de gevaren van een pandemie, laat staan bewust van de kwetsbaarheid van onze samenleving voor een virus.
De tweede verklaring van de coronarally is partijvoorkeur. Kiezers van rechtse oppositie partijen (PVV, FvD) zijn het meest gestegen in vertrouwen in het voorjaar en het meeste gedaald daarna, terwijl kiezers van de coalitiepartijen het minst gestegen zijn in vertrouwen sinds de coronacrisis. Ook dit is in lijn met eerder onderzoek naar rallyeffecten in andere crises. Daaruit kunnen we dan ook twee verklaringen geven voor deze bevindingen. Kiezers die normaliter het minste politiek vertrouwen hebben (momenteel in Nederland kiezers van de rechtse oppositie) kunnen het meeste stijgen in vertrouwen. Amerikaans onderzoek laat zien dat juist presidenten die niet populair zijn onder kiezers van de oppositie (zoals George W. Bush), het meeste potentieel voor een rally hebben. We zien daarom het lage pre-corona vertrouwen onder PVV en FvD kiezers als verklaring voor hun sterke stijging.
Daarnaast speelt het zogenaamde opinion leadership een rol. Regeringspartijen hebben in een crisis veelal het ‘opinieleiderschap’ (bepalen het dominante verhaal), omdat oppositiepartijen ervoor terugdeinzen kritiek te uiten. Dit kan ze immers op kritiek komen te staan dat ze weinig eensgezindheid tonen. Maar daarnaast hebben oppositiepartijen ook een informatienadeel, ze staan minder dan de regeringspartijen direct in lijn met informatie verschaffende diensten en kunnen daarom sneller de plank misslaan. Tijdens de coronacrisis in Nederland was er slechts deels sprake van een opinieleiderschap van regering(spartijen). Juist de PVV en FvD hebben vanaf het begin van de crisis stevig oppositie gevoerd. Wel zien we sinds de zomer politisering van de corona-aanpak over het hele politieke spectrum. Zoals de linkse als de rechte oppositie schuwt sindsdien stevige kritiek op de gekozen aanpak niet. We zien het afnemende opinieleiderschap als belangrijkste duiding van de sterke daling van vertrouwen van PVV en FvD kiezers in het najaar.
De derde oorzaak, voorkeur voor de crisisaanpak (meer aandacht voor het tegengaan van corona of voor het openstellen van de economie) is alleen een significante oorzaak van veranderingen in vertrouwen tussen april en oktober, niet in het voorjaar. Wie in die periode vond dat de economie meer aandacht moest krijgen is meer gedaald in vertrouwen sinds april dan wie vond dat de corona-aanpak vooropgesteld moest worden. Dit is in lijn met de wetenschappelijke literatuur over politiek vertrouwen, waarin het evaluatieve karakter van dit concept centraal staat.
Ten slotte, wat vertellen onze resultaten ons over de toekomst? Het hoogtepunt ligt al achter ons, maar de vraag is hoelang de coronarally nog zal beklijven. De duur bij eerdere rally’s was erg variabel (6-14+ maanden, met uitschieters van effecten op verkiezingen drie jaar na dato), en over duur van de coronarally is het onmogelijk voorspellingen is doen.
Toch zijn er wel aanknopingspunten.
We zien vooral redenen om te verwachten dat met de tijd politiek vertrouwen weer naar het normale niveau zal terugkeren. Ten eerste benadrukt de invloed van angst voor corona de tijdelijkheid van de coronarally. Als de angst wegebt, zal ook het vertrouwen terugvallen naar het normale niveau. Ten tweede blijkt uit de literatuur dat de mate waarin mensen een crisis als extern ervaren van belang is. We zien nu al in ons onderzoek dat een meerderheid van 57% de regering verantwoordelijk houdt voor de tweede golf van besmettingen. Naarmate de politiek in het algemeen, en de regering in het bijzonder, meer de schuld krijgt van de crisissituatie zal extra vertrouwen verdampen. Ten derde zijn de voorkeuren voor de crisisaanpak in toenemende mate gepolitiseerd geraakt. In het voorjaar deed het opinieleiderschap de indruk ontstaan dat de aanpak van de regering de goedkeuring had van veel politieke tegenstanders. Nu de crisisaanpak meer gepolitiseerd wordt, zal het hierop gestoelde vertrouwen verminderen. Ten vierde zal het politieke blikveld verbreden naarmate de coronacrisis naar de achtergrond wordt gedrukt. Als de meer alledaagse thema’s weer meer in de politieke aandacht komen te staan, kunnen we ook een afname van vertrouwen verwachten. De aankomende verkiezingen lijken verschillende van deze ontwikkelingen te kunnen versnellen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.