In de loop van de uitslagenavond werd het voor de NOS steeds duidelijker: het opvallende kenmerk van de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart 2022 was de lage opkomst. Met bijna alle stemmen geteld komt de opkomst uit op ongeveer 50%, 5 procentpunt lager dan in 2018. Minister Bruin-Slots van Binnenlandse Zaken kondigde op de verkiezingsavond aan dat ze een onderzoek wil naar de redenen voor die lage opkomst. Kunnen we vooruitlopend op dat onderzoek al iets zeggen over de (mogelijke) redenen voor een lage opkomst?
Gemeenteraadsverkiezingen zijn tweede-orde verkiezingen
De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is lager dan vier jaar geleden en veel lager dan de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen van een jaar gelden, toen 79% van de kiesgerechtigden naar de stembus ging. Die lage opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen is niet nieuw. Sinds de afschaffing van de opkomstplicht in 1970 daalde de opkomst: in de jaren tachtig lag de opkomst rond de 70%, in de jaren negentig en nul rond de 60% en de afgelopen tien jaar schommelde het aandeel mensen dat gaat stemmen voor de gemeenteraad rond de 55%. Nu is de opkomst met ongeveer 50% lager dan ooit. Dat het nog lager kan, zien we bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. Daar ging in 2019 42% stemmen.
Een belangrijke verklaring voor die lagere opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen is dat zowel kiezers, als media en partijen de verkiezingen voor de gemeenteraad minder belangrijk vinden dan die van de Tweede Kamer (Jansen en Boogers 2018). Politicologen noemen het daarom tweede-orde verkiezingen. Er is minder (media)aandacht voor de gemeenteraad, voor de lokale verkiezingen en voor lokale politici – kiezers, partijen en politici kijken in Nederland vooral naar de nationale politiek en de nationale overheid.
Figuur 1. De opkomst bij verkiezingen 1970-2022
Bron: Kiesraad (www.verkiezingsuitslagen.nl)
Gebrek aan interesse en niet kunnen kiezen op lokaal niveau nog belangrijker
Uit onderzoek blijkt dat niet-stemmers grofweg vier motieven noemen om thuis te blijven (zie o.a. Dekker en Den Ridder 2017, 2021). In de eerste plaats een gebrek aan interesse: men vindt gaan stemmen niet belangrijk of heeft geen belangstelling in verkiezingen en politiek. In de tweede plaats zijn er mensen die vinden dat stemmen geen zin heeft: wat je ook stemt, er verandert toch niets. Bijvoorbeeld omdat politici niet naar kiezers luisteren of omdat jouw partij nooit mee mag besturen. Een derde reden om thuis te blijven is dat mensen niet weten op welke partij ze moeten stemmen: er zijn zoveel partijen dat het moeilijk is om te zien waar partijen voor staan en om tussen al die partijen te kiezen. Dit motief hangt vaak samen met een gebrek aan interesse, maar ook mensen die de politiek wel volgen vinden het vaak moeilijk een keuze te maken. In de vierde plaats voeren mensen praktische redenen aan om thuis te blijven: ze waren op vakantie, hun stempas kwijt of hadden geen tijd.
Die motieven om thuis te blijven spelen bij gemeenteraadsverkiezingen nog sterker dan bij Tweede Kamerverkiezingen. Uit het lokaal kiezersonderzoek van 2018 blijkt dat de interesse in de lokale politiek veel lager is dan in de landelijke politiek en wordt lokaal nieuws minder gevolgd dan landelijk nieuws. Waar 77% zegt het landelijke politieke nieuws op hoofdlijnen te volgen, volgt slechts 57% het lokale nieuws. Hoewel vaak wordt gezegd dat de gemeente dicht bij de mensen staat, denk een aanzienlijk deel van de mensen dat de gemeente weinig invloed heeft op hun dagelijks leven en voelen meer Nederlanders zich verbonden met Nederland als geheel dan met hun wijk of gemeente. Kortom, men hecht minder belang aan de gemeenteraad, volgt de politiek minder en mede daarom is het moeilijker om een keuze te maken tussen partijen en/of blijven mensen thuis.
Jansen en Denters (2018) schrijven op basis van hun onderzoek naar niet-stemmers bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 dat de groep lokale afhakers, dat wil zeggen mensen die bij landelijke verkiezingen wel gaan stemmen maar lokaal thuisblijven “vaker bestaat uit jongeren, mensen die weinig invloed aan de gemeente toekennen, en mensen die zich minder verbonden voelen, met name met hun wijk of dorp, gemeente en streek, maar ook minder met Europa.”
2022: niet weten op welke partij je moet stemmen
Wat zegt dit alles nu over de gemeenteraadsverkiezingen van 2022? Hoe zou het kunnen komen dat de opkomst bij deze gemeenteraadsverkiezingen nog iets lager ligt dan afgelopen tien jaar? Om daar een eerste indruk van te krijgen, kijken we naar het onderzoek dat onderzoeksbureau IPSOS uitvoerde in opdracht van de NOS.
Van de niet-stemmers in dat onderzoek zegt 32% niet te weten op welke partij ze moesten stemmen, 28% zegt geen vertrouwen te hebben in de gemeentepolitiek, 27% heeft geen interesse, 15% voelt zich niet vertegenwoordigd en 15% zegt dat zijn stem er niet toe doet. IPSOS meldt dat de belangrijkste verschuiving ten opzichte van 2018 zich voordoet bij het niet kunnen kiezen: in 2018 zei slechts 15% dat ze niet wist op welke partij ze moesten stemmen, nu is dat aandeel dus verdubbeld. We zien in eerder onderzoek dat er een sterke norm is om een weloverwogen partijkeuze te maken. Niet stemmers hebben het idee dat ze die beredeneerde keuze niet kunnen maken, en blijven dan maar thuis.
Dat het nu voor nog meer mensen dan voorheen moeilijk is om een partij te kiezen, kan te maken hebben met de aandacht die er in de media was voor deze gemeenteraadsverkiezingen. Media-onderzoekers moeten de vergelijking nog maken, maar het is goed mogelijk dat door de oorlogsdreiging in februari en het begin van de oorlog in Oekraïne in de laatste week van februari, de aandacht in de media voor deze verkiezingen veel geringer was dan normaal. Landelijke politieke kopstukken zoals Rutte, Kaag en Hoekstra waren minder zichtbaar dat ze vooraf hadden gepland. En hoewel er altijd veel kritiek is op de inzet van landelijke politici bij lokale verkiezingen, helpt hun zichtbaarheid in landelijke media wel om mensen te laten zien dat er verkiezingen zijn, dat ze van belang zijn en dat er iets te kiezen is. Als er bij lokale verkiezingen landelijk iets te kiezen is, is dat vaak goed voor de opkomst.
2022: het effect van laag politiek vertrouwen?
Naast de gebrekkige aandacht voor deze verkiezingen, werd door media en diverse politici ook het lage vertrouwen in de (landelijke) politiek genoemd als reden waarom nu meer mensen zouden thuisblijven. “Het wantrouwen in de politiek zit heel diep” zei Marijnissen van de SP. Uit onderzoek (zie bijvoorbeeld hier en hier) weten we dat een gebrek aan politiek vertrouwen en niet-stemmen inderdaad samenhangen. Niet-stemmers hebben vaker minder vertrouwen in de landelijke en lokale politiek. In het IPSOS-onderzoek wordt een gebrek aan lokaal politiek vertrouwen door niet-stemmers zelf ook genoemd als reden om thuis te blijven.
Of en hoe het politiek vertrouwen een rol heeft gespeeld bij deze gemeenteraadsverkiezingen moet nader onderzoek uitwijzen, maar op basis van eerder onderzoek kunnen we er al wel een paar dingen over zeggen.
In de eerste plaats blijkt een gebrek aan politieke interesse in eerder onderzoek bepalender om thuis te blijven dan een gebrek aan vertrouwen (Dekker en Den Ridder 2021). Dat is mede omdat er ook politieke partijen zijn die de zorgen van kiezers met politieke onvrede adresseren en partijen hun onvrede bij verkiezingen dus kunnen uiten. In de tweede plaats is het goed om te bedenken dat het bij dat lage vertrouwen vermoedelijk eerder gaat over een algemene houding van onvrede en afkeer die ook de landelijke politiek betreft, dan dat het specifiek zou gaan om wantrouwen jegens de lokale politiek. Het vertrouwen in de lokale overheid is namelijk groter dan die in de landelijke, dus als vertrouwen een doorslaggevend motief was om thuis te blijven dan zou de opkomst bij lokale verkiezingen juist hoger moeten liggen. In de derde plaats is het vertrouwen in de (landelijke) politiek op dit moment zeker laag, maar niet ‘historisch laag’ zoals de laatste tijd vaker is gezegd. Recente peilingen laten ook zien dat het vertrouwen zich weer iets herstelt ten opzichte van het najaar van 2021.
Lage opkomst is een samenspel van omstandigheden
Bij een lage opkomst spelen, zoals vaker, uiteenlopende factoren een rol die ook nog eens met elkaar samenhangen. Ook nu gaat het vermoedelijk om een mix van weinig aandacht voor deze lokale verkiezingen wegens ander belangrijk nieuws en een gebrek aan vertrouwen, interesse en belang dat altijd al een rol speelt bij de gemeenteraadsverkiezingen. Nieuw onderzoek zoals het Lokaal Kiezersonderzoek van 2022 kan meer licht werpen op de vraag welke mix van factoren op 16 maart van belang was. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat het lage vertrouwen in de politiek bij deze verkiezingen vaker tot uiting is gekomen in thuisblijven dan op stemmen op een lokale of landelijke protestpartij, bijvoorbeeld omdat die laatste niet overal meededen of omdat men na al het partijpolitieke gedoe van 2021 of gezien de grote politiek rond Oekraïne even wat minder uit was op lokale politieke expressie. Tot nieuw onderzoek beschikbaar is, kunnen bestaande inzichten ons op weg helpen om na te denken over de oorzaken van lage opkomst én over de mogelijke oplossingen ervan.
edwinhubers zegt
Valt er iets te zeggen over hoe groot het generatie-effect is als verklarende factor voor de lagere opkomst?
Onder oudere kiezers is de opkomst namelijk gemiddeld veel hoger. Een deel van die kiezers is in de afgelopen 4 jaar overleden, terwijl de kiezerspopulatie is aangevuld met jongeren die 18 geworden zijn en juist een lagere opkomst hebben.
Waarschijnlijk vrij makkelijk door te rekenen op een bierviltje (maar ik ga het niet doen 😉
Ronald Heijman zegt
De landelijke conservatieve politiek heeft gekozen om in fidveel centraal geregeld beleid over te hevelen naar de gemeenten.
Hierbij hebben zij niet zoals beweerd, de kwaliteit van besluitvorming en uitvoering, het democratisch proces en efficiency te bevorderen. Het echte doel was budgetverlaging, kostenbesparing en uitholling van maatschappelijke overheidstaken. Tevens om de dominante conservatieve politiek in de regio, meer kansen te geven hun politieke visie uit te voeren op lokaal niveau. Hierbij is de traditionele lage opkomst bij gemeentelijke verkiezingen een dominante succesfactor voor conservatieve partijen, wier achterban wel naar de stembus gaat.