Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1998 haalden de linkse partijen (PvdA, SP en GroenLinks) samen 61 van de 150 zetels. Bij de laatste Kamerverkiezingen haalde deze partijen samen nog maar 37 zetels. In de laatste Peilingwijzer zijn deze partijen goed voor 32 tot 38 zetels. Waarom is links structureel zo klein geworden?
Linkse Opvattingen
De reden hiervoor is niet dat kiezers het niet eens zijn met linkse partijen. Recent onderzoek van Peter Kanne van I&O laat zien wat we al langer zien: op economische onderwerpen hebben de meeste kiezers linkse opvattingen. Zij zijn voorstander van een meer gelijke inkomensverdeling. Ik gebruik in dit blog oudere cijfers van het Nederlands Kiezersonderzoek van de verkiezingen van 2017, maar die laten hetzelfde zien. Ik kijk naar de economische dimensie met een combinatie van drie items uit het NKO: één over inkomensverdeling, één over het eigen risico en één over de positie van ZZP’ers.[1] Twee derde van de Nederlandse kiezers staat op deze combinatie van thema’s eerder aan de linkerkant dan aan de rechterkant.
Tabel 1: Verdeling van kiezers op economische en culturele thema’s
Economisch Links | Economisch Rechts | |
Cultureel Links | 32% | 15% |
Cultureel Rechts | 36% | 17% |
De termen “links” en “rechts” kunnen niet alleen economisch maar ook cultureel geladen worden. De laatste jaren gaat dat culturele conflict met name over immigratie, integratie, identiteit en de islam. Op deze onderwerpen zijn kiezers eerder rechts dan links. Dat toont zowel het onderzoek van I&O als het NKO. Ik kijk naar de culturele dimensie met vier items: over de integratie van minderheden, de bouw van moskeeën en het toelaten van asielzoekers en ontwikkelingssamenwerking.[2] Het NKO geeft aan dat meer dan de helft van de kiezers op de combinatie van deze thema’s eerder aan de rechterkant staat.
De economische en de culturele dimensies zijn onafhankelijk van elkaar: het is niet zo dat iemand met linkse economische opvattingen linkse culturele opvattingen heeft. Sterker nog: de grootste groep kiezers heeft linkse economische opvattingen maar rechtse culturele opvattingen. Bijna twee op de vijf kiezers heeft dergelijke sociaal-conservatieve combinatie van opvattingen.
Tabel 2: Stemgedrag in vier kwadranten
Economisch Links | Economisch Rechts | |
Cultureel Links | GL: 26% PvdA: 15% D66: 14% | D66: 34% VVD: 28% CDA: 13% |
Cultureel Rechts | PVV: 20% CDA: 17% SP: 15% | VVD: 43% CDA: 19% PVV: 10% |
Stemgedrag in vier kwadranten
Hoe stemmen deze groepen? De grootste partij onder kiezers die zowel economisch links als cultureel links zijn, is GroenLinks gevolgd door de PvdA en D66. Van deze sociaal-progressieve kiezers, stemt de helft op een linkse partij, als we dit nauw opvatten als GL, SP of PvdA. Als we links breder definiëren (inclusief D66, ChristenUnie, 50PLUS, DENK, de Partij voor de Dieren, Nieuwe Wegen, Artikel 1 en de Piratenpartij) stemt vier van de vijf kiezers links.
Aanzienlijk slechter doet links het onder kiezers die cultureel rechts maar economisch links zijn. In deze groep stemt nog maar een kwart op een linkse partij. De grootste partij in dit blok zijn de PVV gevolgd door CDA en SP. Als we links breder opvatten, dan stemt twee van de vijf kiezers in dit kwadrant op een linkse partij.
Van de kiezers die economisch rechts en cultureel links zijn, stemt één achtste op een linkse partij. De grootste partij hier is D66, gevolgd door de VVD en CDA. Als we links breder opvatten, doet ze het hier veel beter: dan stemt drie van de vijf kiezers links. Dit is echt het territorium van D66.
Van de kiezers die economisch rechts en cultureel rechts zijn, stemt één zestiende op een linkse partij. De grootste partij hier is de VVD gevolgd door CDA en PVV. Als we links breder opvatten, dan stemt één van de vijf kiezers links.
De belangrijkste reden dat links zo klein is, is dat de linkse partijen met name stemmen trekken onder kiezers die zowel economisch links als cultureel links zijn. Daarbuiten doen de drie linkse partijen het niet goed. Linkse partijen vissen met zijn drieën in heel beperkte vijver. Als we links breder opvatten, dan doen deze partijen het beter onder economische rechtse maar cultureel linkse kiezers dan onder economisch linkse maar cultureel rechtse kiezers.
Tabel 3: Percentage kiezers in elk kwadrant dat op een linkse partij stemt (PvdA, SP of GL)
Economisch Links | Economisch Rechts | |
Cultureel Links | 50% | 13% |
Cultureel Rechts | 24% | 6% |
Prioriteiten
Onder bepaalde voorwaarden kunnen linkse partijen het beter doen, ook in het sociaal-conservatieve kwadrant: dit hangt sterk samen met welke thema’s kiezers het belangrijkst vinden. Eerder onderzoek van Lefkofridi, Wagner en Willmann heeft laten zien dat de sociaal-conservatieve groep op een linkse partij stemt als ze denken dat economische thema’s het belangrijkst zijn.
Cruciaal is dus het onderscheid tussen culturele thema’s (zoals veiligheid, discriminatie, minderheden, normen en waarden) en economische thema’s (zoals economie, onderwijs, zorg, werk en inkomen). Kiezers is in het NKO gevraagd aan te geven wat zij het meest belangrijke probleem voor Nederland vinden. Ongeveer twee op de vijf kiezers noemt culturele thema’s, tegenover de helft van de kiezers die economische thema’s noemen.
Kiezers die prioriteit geven aan culturele thema’s stemmen überhaupt minder op linkse partijen dan kiezers die hechten aan economische thema’s: slechts één zesde van de kiezers die een culturele thema noemt, stemt op een linkse partij tegenover één derde van de kiezers die prioriteit geeft aan economische thema’s.
Dit verschil is het sterkst onder sociaal-conservatieve kiezers. Eén op de zeven sociaal-conservatieve kiezers die als eerste een cultureel thema noemt, stemt op een linkse partij. Als kiezers in deze groep een economisch thema noemen, verdubbelt het aandeel stemmen op linkse partijen. Ook onder economisch en cultureel linkse stemmers neemt het aandeel stemmen op linkse partijen toe: van minder dan vier op tien naar meer dan vijf op tien.
De partijen die wél stemmers trekken onder mensen die prioriteit geven aan culturele thema’s zijn niet hetzelfde: onder sociaal-conservatieve stemmers zijn het juist PVV, CDA en VVD profiteren. Onder sociaal-progressieve stemmers zijn dat D66 en de ChristenUnie. Daarom is het zo dat als we links breed bekijken het aandeel kiezers op linkse partijen gelijk is onder hen die prioriteit geven aan economisch en culturele thema’s. Aan de rechterkant blijven deze percentages laag en vrijwel gelijk onafhankelijk van welk thema kiezers prioriteren.
Het thema dat het meest gunstig is voor links is overigens niet economie of cultuur, maar het milieu. Onder kiezers die dit thema het belangrijkst vindt, scoort links 50% van de stemmen.
Dit laat zien dat bij electorale politiek zowel posities als prioriteiten belangrijk zijn. Links haalt met name stemmen van mensen die hun opvattingen delen maar als kiezers denken dat economische onderwerpen het meest belangrijk zijn scoort links beter.
Tabel 4: Percentage dat stemt op een linkse partij onder kiezers die prioriteit aan culturele thema’s geven
Economisch Links | Economisch Rechts | |
Cultureel Links | 37% | 10% |
Cultureel Rechts | 14% | 3% |
Tabel 5: Percentage dat stemt op een linkse partij onder kiezers die prioriteit aan economische thema’s geven
Economisch Links | Economisch Rechts | |
Cultureel Links | 52% | 12% |
Cultureel Rechts | 31% | 7% |
Conclusie
En daarmee kunnen we een antwoord geven op de vraag waarom links zo veel kleiner is dan in voorgaande perioden: als culturele thema’s hoog op de agenda bij kiezers staan, scoren linkse partijen slechter. In het sociaal-conservatieve blok stemmen kiezers die aan die thema’s belang hechten, op rechtse partijen als PVV, VVD en CDA. In het sociaal-progressieve blok stemmen kiezers die culturele issues prioriteren, op progressieve middenpartijen als D66. Als het over economische onderwerpen gaat, weet links meer stemmen te winnen zowel in het sociaal-conservatieve als het sociaal-progressieve blok.
Campagnes gaan er met name om kiezers te overtuigen dat een bepaald thema het belangrijkst is. Als de verkiezingen voor kiezers een referendum lijken over economische of groene thema’s zullen linkse partijen het beter doen dan als kiezers denken dat het een referendum is over culturele thema’s.[3]
[1] De drie items hangen net voldoende samen om een schaal te maken (H=0.32). Dit is in lijn met eerder onderzoek dat laat zien dat economische items minder goed samenhangen dan vaak gedacht.
[2] Deze vier items hangen sterk samen (H=0.55)
[3] Ik laat hier de factor ‘regeringsdeelname’ buiten beschouwing. Dat is een relevante factor die specifieke uitslagen kan verklaren maar minder goed is om de algemene neergaande trend te verklaren: in 2017 scoorde de PvdA zo slecht omdat hun kiezers ontevreden waren over het gevoerde regeringsbeleid. Een deel van die kiezers kwam terecht buiten het linkse blok. In 2021 lijkt te gaan de VVD te profiteren van een rally ‘round the flag effect: ook progressief-linkse kiezers geven aan VVD te gaan stemmen omdat ze Rutte een goede crisismanager vinden.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.