Opkomstplicht is een omstreden middel om de opkomst bij verkiezingen te verhogen. Politicologen hebben in recente jaren onderzocht in hoeverre opkomstplicht ook leidt tot meer betrokken en actieve burgers. Dat lijkt niet het geval: Je kan een paard wel naar het water leiden, maar hem niet dwingen te drinken.
Dat opkomstplicht ook ongewenste bij-effecten kan hebben, blijkt uit een recente studie van de Gentse onderzoekers Bram Wauters en Robin Devroe in Acta Politica. Opkomstplicht verzwakt de kans op succes voor vrouwen bij verkiezingen: ze worden minder snel afgevaardigd naar de volksvertegenwoordiging.
In België ligt de opkomst aanzienlijk hoger dan in Nederland. De nationale (federale) parlementsverkiezingen kennen er een opkomst van zo’n 89%, hier een van circa 80%. En bij de gemeenteraadsverkiezingen komt in België zo’n 85% van de kiesgerechtigden op, in Nederland zo’n dertig procentpunten minder. Er gaan dus meer mensen stemmen. En het gevolg daarvan lijkt te zijn dat vrouwen minder succes hebben. Want diegenen die zonder stemplicht thuis zouden blijven, stemmen minder vaak op een vrouw. Van de overtuigde stemmers, stemde in 2014 nog 26% op een vrouw. Van diegenen die eigenlijk niet willen stemmen, deed slechts 16% dat.
De vraag is hoe we dat kunnen verklaren. Een belangrijke aanwijzing is dat onwillige stemmers (die liever niet zouden opkomen) in België vaker op een lijsttrekker stemmen dan overtuigde stemmers (die sowieso zouden gaan stemmen). Die laatste groep kiest vaker voor een kandidaat lager op de lijst. Hoewel België een systeem heeft met man-vrouw quota’s op de kieslijsten, zijn lijsttrekkers nog altijd voornamelijk mannen. Dit patroon zorgt dus al voor een scheeftrekking van de verhoudingen.
Hierop bouwen Wauters en Devroe voort door twee mogelijke verklaringen te presenteren en te toetsen. De eerste theorie luidt dat onwillige stemmers minder uitgesproken voorstander zijn van (gelijke) vrouwenrechten in de politiek. Dat zou er immers toe leiden dat ze minder snel op een vrouw zouden stemmen. Doordat ze gedwongen worden op te komen, zou dat de afspiegelingsfunctie ondermijnen. De tweede theorie luidt dat onwillige stemmers minder sterk gemotiveerd zijn om politieke kennis en vaardigheden op te doen dan overtuigde stemmers. Dat zou als gevolg hebben dat ze eerder voor de ‘default’-optie zouden kiezen, namelijk voor de nummer één van de lijst.
In hun toets kunnen de auteurs de eerste verklaring naar de prullenbak verwijzen. De tweede, die van politieke sofisticatie, lijkt de werkelijke bron te zijn van het probleem. Hoewel… Hoewel we zouden verwachten dat kennis en interesse een doorslaggevende rol spelen binnen deze tweede verklaring, is dat niet het geval. Sterker nog, de effecten van die eigenschappen zijn niet-significant. De werkelijke verklaring blijkt politiek wantrouwen te zijn: Wantrouwende kiezers stemmen minder snel op een vrouw. Maar wantrouwen is niet hetzelfde als politieke sofisticatie. En waarom juist wantrouwende kiezers minder snel op een vrouw stemmen, blijft onduidelijk. Ik zou wantrouwen niet interpreteren als een gebrek aan politieke sofisticatie, maar als een vorm van onwilligheid.
Mijn interpretatie van deze uitslag is dan ook dat opkomstplicht meer onwillige kiezers naar het stembureau leidt, en dat die onwillige kiezers zich makkelijk af willen maken van de plicht die hen wordt opgedrongen.
Afbeelding: Bron
LJMB zegt
“Dat zou als gevolg hebben dat ze eerder voor de ‘default’-optie zouden kiezen, namelijk voor de nummer één van de lijst.”
De defaultoptie lijkt mij eerder het uitbrengen van een lijststem (kopstem). Een voorkeurstem (naamstem) op de nummer één vind ik juist niet voor de hand liggend.
Matthias zegt
Moet de titel van dit artikel niet “Waarom opkomstplicht schadelijk is voor de vertegenwoordiging Door vrouwen” zijn? Vertegenwoordiging gaat over het behartigen van
de belangen van groeperingen, niet het geslacht van de vertegenwoordiger.