De jongens van VNL en Rutte klaagden er allemaal over: de PVV is naar links opgeschoven. Het is een van de meest opvallende ontwikkelingen in de laatste jaren: Geert Wilders die in zijn ‘onafhankelijkheidsverklaring’ nog pleitte voor een kleine verzorgingsstaat werpt zich nu op als de verdediger van ouderen en gepensioneerden. Is dit een uitzonderlijke Nederlandse ontwikkeling? Staat onze radicaal-rechtse partij hierin alleen in Europa?
Partijposities meten
We moeten de posities van Europese politieke partijen op economische onderwerpen dus meten. Het is lastig om de positie van een politieke partij op de hele sociaal-economische agenda in één getal te vatten. Het Chapel Hill Expert Survey probeert dat. Ze vragen specialisten uit alle Europese landen naar de positie van de partijen uit dat land over allerlei onderwerpen. Het gemiddelde geeft een schatting van waar de partij staat. Op zulk onderzoek is natuurlijk van alles af te dingen (Peter Mair doet dat hier bijvoorbeeld). Maar ze geven een goede eerste-orde-benadering van waar partijen staan en hoe ze zijn ontwikkeld.
Radicaal rechtse partijen op economische vraagstukken
In deze figuur zijn de posities van alle radicaal-rechtse populistische partijen in West-Europa geplaatst op een economische links-rechts dimensie volgens experts. We zien opvallende ontwikkelingen: de Nederlandse PVV heeft tussen 2006 en 2010 een flinke beweging gemaakt naar het economische centrum. De eerdere radicaal-rechtse populistische partijen, de LPF en de CD werden door experts ook op rechts geplaatst.
Ook het Vlaams Belang, de Deense Volkspartij, het Franse Front National en de Oostenrijkse Vrijheidspartij hebben zo’n ontwikkeling gemaakt. In Oostenrijk is de economisch rechtse vleugel afgesplitst (dat is de tweede lijn) en sindsdien is de Vrijheidspartij een economische middenpartij. Ze noemen zich “Soziale Heimatpartei en voeren campagne met leuzen als “liebe deine Nächsten”
In Zweden is een vergelijkbare ontwikkeling zichtbaar. De radicaal rechtse partij uit midden jaren ’90 (Nye Demokrati) werd door experts economisch rechts ingeschaald. De huidige radicaal rechtse partij (Sverigedemokraterna) economisch in het midden.
In andere landen is populistisch rechts eigenlijk altijd economische een middenpartij geweest. Dit geldt voor Griekenland en Finland. Maar ook de Ware Finnen zakken langzaam naar het midden.
Andere partijen geven niet in aan de neiging om naar links te schuiven. De rechtse populisten in Duitsland waren in de jaren ’90 (Die Republikaner) en de jaren ’10 (Alternative für Deutschland) zijn economisch gezien rechts volgens experts. Dat geldt ook voor de Italiaanse Lega Nord. Ook de Britse UK Independence Party wordt door experts consequent rechts neer gezet. De Noorse Vooruitgangspartij en de Zwitserse Volkspartij die alleen in 2014 in het onderzoek zijn opgenomen staan voortdurend aan de rechterzijde van het spectrum.
Winning Formula?
Veel politicologen zijn het er over eens dat het grote potentieel voor radicaal rechts-populistische partijen hem zit in de combinatie van rechtse posities op culturele onderwerpen en linkse posities op economische onderwerpen. Eelco Harteveld schreef er hier eerder al over. Veel kiezers zijn economisch links en cultureel rechts, zo laat bijvoorbeeld Zoe Lefkofridi hier (paywall) met collega’s zien. Sarah de Lange noemde de verschuiving van radicaal rechts naar het economische midden eerder ‘a new winning formula’ (paywall).
Het rare is echter dat niet alle partijen naar deze electorale sweet spot zijn getrokken. Bovendien is de timing opvallend. In 1999 zijn bijna al deze partijen nog economisch rechts maar nu wordt een groot deel door experts economisch in het midden geplaatst. Wat is er tussen 1999 en 2015 wel veranderd in sommige landen maar niet in anderen?
Het effect van Europese economische integratie
Een patroon, dat een deel van deze ontwikkelingen dekt, is dat de mate van integratie in de Eurozone samenhangt met de ‘linksheid’ van rechts-populisten. Dit is een waarschijnlijk één van een aantal patronen die verklaren wat er aan de hand is: de Belgen, Duitsers, Finnen, Fransen, Grieken, Italianen, Nederlanders en Oostenrijkers hebben in 2002 allemaal de euro als munt geaccepteerd. Deze landen zijn sinds 2010 geraakt door de eurozonecrisis en gebonden aan strenge begrotingsregels. In al deze landen, behalve Italië en Duitslan,d zijn de radicaal rechtse partijen naar het economische midden geschoven.
Maar ook in Denemarken en Zweden is een zelfde beweging zichtbaar. Deze landen zijn geen lid van de euro maar accepteren wel dezelfde regels over begrotingsdiscipline (de begrotingsunie). Groot-Brittannië bleef uit de euro en committeerde zich niet aan begrotingsregels en Noorwegen en Zwitserland zij niet eens lid van de Europese Unie.
Voor de radicaal-rechtse partijen in de eurozone creëert de euro een bijzondere situatie. Economische politiek wordt in de eurozone namelijk deels bepaald door de Europese Commissie: ze leggen een maximum aan het begrotingstekort en dwingen landen om te bezuinigen. Dat waren eerdere typische punten voor radicaal rechtse partijen: een markteconomie met weinig overheidsbemoeienis. Maar omdat dit nu door de Europese instituties wordt opgelegd en dit onpopulair blijkt, trekken radicaal-rechtse partijen naar links. Ze verwijten nu dat hun regeringen vanwege ‘Brussel’ ouderen in pyama laat zitten. Nu economische politiek vermengd raakt met het vraagstuk van nationale soevereiniteit schuiven deze partijen naar de kant van een grote verzorgingsstaat en grotere overheidstekorten en weg van het ‘Brusselse bezuigingsbeleid’.
S.J. zegt
Een interessante bijdrage en een interessante verklaring voor het “verlinksen” van RRWPs op economische thema’s. Toch vraag ik me af of de door de EU afgedwongen begrotingsdiscipline daar nu daadwerkelijk een rol in speelt. Ik heb geen betere verklaring voor het ontbreken van een dergelijke tendens in Zwitserland en Noorwegen, maar het feit dat bij DF en SD een soortgelijk patroon als bij de “eurozone”-RRWPs zichtbaar is, doet mij toch serieus twijfelen aan deze verklaring. Ja, Denemarken en Zweden accepteren grotendeels de Europese begrotingsregels, en DF en SD zijn daar grotendeels tegen, maar dit lijkt de afgelopen jaren geen groot issue te zijn geweest in Denemarken en (zeker) Zweden, mede omdat zowel centrumlinks (zie de regering Thorning-Schmidt) als centrumrechts in deze landen een beleid van het minimaliseren van begrotingstekorten heeft nagestreefd, een paradigma waarin DF en SD wél meegaan (zij het met verschillen waar het gaat om de toepassing van het beleid). Daarom lijkt dit nauwelijks relevant voor de “verlinksing” van deze twee specifieke partijen; het feit dat het kabinet Thorning-Schmidt en de kabinetten Reinfeldt in de verzorgingsstaat hebben gesneden, lijkt een plausibelere verklaring. Natuurlijk had dit aan de vraag “moet dit van Brussel?” kunnen worden gekoppeld, maar het lijkt er niet op dat dit (bijvoorbeeld tijdens de campagne) is gebeurd; uiteindelijk wordt het beleid in deze landen bovendien toch echt in Kopenhagen en Stockholm gemaakt.
In het algemeen lijkt de belangrijkste verklaring voor de “verlinksing” van RRWPs mij nog altijd te liggen bij de “vraag”-zijde van de electorale markt, waarop het aanbod simpelweg wordt afgestemd. Heel kort door de bocht: het is niet verbazingwekkend dat kiezers met een over het algemeen lager inkomen en een lagere opleiding tracht aan te trekken eerder voor een partij met economisch linksere standpunten kiest. Tegelijkertijd kunnen RRWPs daarin niet te veel doorschieten, omdat een significant gedeelte van hun potentiële electoraat niet bij linkse partijen vandaan komt, maar eerder “middle class” is en voorheen op de belangrijkste centrumrechtse partij stemde (VVD/CDA, Venstre, Moderaterna, Conservative…). Dit leidt ertoe dat deze partijen meestal eindigen met een centristische mengelmoes aan economische standpunten, waarin enerzijds ruimte is voor “welfare state nativism” is en het behoud van de verzorgingsstaat tegen de “neoliberale” tendensen (Derde Weg, waar sociaaldemocraten immers ook verantwoordelijk voor zijn) wordt verkondigd, maar anderzijds aandacht is voor “minder regelgeving” en lagere belastingen.
Natuurlijk kan deze gedachtegang worden doorgetrokken naar de vraag waar de beslissingsbevoegdheid op dit gebied ligt (in Brussel of in Oslo?), maar of deze kwestie er echt toe heeft geleid dat “eurozone”-RRWPs naar links zijn opgeschoven… ik betwijfel dat echt. En als het al een rol speelt, lijkt het absoluut niet de belangrijkste reden. Het feit dat RRWPs een gemengd electoraat proberen aan te trekken, zowel centrumlinks (de nieuwe blanke arbeidersklasse, ouderen) als centrumrechts (middenklasse), lijkt mij in ieder geval een overtuigendere verklaring.
S.J. zegt
Correctie, er is iets misgegaan in een zin in de vorige reactie: “Heel kort door de bocht: het is niet verbazingwekkend dat een partij die kiezers met een over het algemeen lager inkomen en een lagere opleiding tracht aan te trekken eerder voor economisch linksere standpunten kiest.”
Cas Mudde zegt
Twee opmerkingen:
(1) Zelfs CHES onderzoekers geven toe dat hun sociaal-economische dimensie niet de sterkste is, met name wat betreft radicaal-rechtse partijen.
(2) Het is altijd wat problematisch om te veel af te laten hangen van een paar cases. SVP is op vele wijzen een outlier, terwijl de FRP om verschillende reden door vele experts (m.n. in Noorwegen) niet als “radicaal-rechts” wordt beschouwd. Echter, als FRP wordt opgenomen, dan moet ook UKIP worden opgenomen, en die zijn niet naar links opgeschoven.
Betz schreef reeds in 1994 dat de “proleralisering” van het electoraat van radicaal-rechtse partijen gevolgen had voor hun ideologie, inclusief hun sociaal-economische programma. Lijkt me nog steeds de meest plausibele verklaring.
alderik zegt
Misschien dat hier ook wat geschiedenis helpt. In zijn uitstekende analyse maakt wijlen JAA van Doorn aannemelijk dat de NSDAP precies daardoor succes had, doordat ze rechtse cultuurpolitiek (nationalisme, antisemitisme, sentiment) koppelde aan staatssocialistische ingrepen & zelfs radikaal-linkse retoriek (afschaffing van de rente, bijvoorbeeld). Neonazistische groeperingen (NVU) doen dit nog steeds. Ook Mussolini (per slot afkomstig uit de radicaal-linkse hoek) was allesbehalve een economische liberaal…