Twee weken geleden kwamen zestien president-commissarissen van grote bedrijven bijeen in het Catshuis voor zogenaamd ‘topberaad’ met Mark Rutte. Centraal stond het vestigingsklimaat, maar ook de bekoelde relatie tussen het bedrijfsleven en de politiek zou ter sprake komen. Zo zou de hele discussie rondom de afschaffing van de dividendbelasting een bom hebben gelegd onder het plan van Unilever om het hoofdkwartier naar Nederland te verhuizen. Unilever-CEO Polman wees hiervoor naar Rutte, maar de premier stelde dat het democratisch proces soms nou eenmaal zo werkt.
Bij de oppositie bestond enerzijds veel onbegrip over het beraad, maar anderzijds werd ook erkend dat de slechte relatie met het bedrijfsleven een mogelijk probleem zou kunnen vormen. De gezamenlijke conclusie uit het beraad: zoeken naar meer verbinding tussen het bedrijfsleven en de maatschappij. Zo zouden zwaargewichten uit het bedrijfsleven hun belangen vaker moeten vertegenwoordigen via de media én vond men dat er meer toenadering gezocht diende te worden tot Kamerleden.
Betrokkenheid bedrijven juist toegenomen
Recent onderzoek dat wij uitvoerden toont juist aan dat bedrijven al in hoge mate toegang verkrijgen tot het politieke systeem. Waar bedrijven in 1970 weinig aanwezig waren bij parlementaire hoorzittingen in vergelijking met andere georganiseerde belangen zoals koepelorganisaties en ngo’s, zijn bedrijven nu belangrijke spelers. Figuur 1 laat zien dat bij veertig procent van de parlementaire hoorzittingen het bedrijfsleven aanwezig is; veel vaker dus dan andere georganiseerde belangen.
Figuur 1: Proportie aanwezigheid georganiseerde belangen in parlementaire hoorzittingen in Nederland. (Noot: de figuur geeft een bewegend gemiddelde weer per vijf jaar.)
Ook in politiek nieuws over georganiseerde belangen zijn bedrijven dominant. In figuur 2 staan de resultaten van een inhoudsanalyse van berichtgeving uit NRC Handelsblad en het Algemeen Dagblad. We zien hier wederom dat bedrijven veel meer aandacht krijgen dan andere actoren in het beleidsproces.
Figuur 2: Proportie georganiseerde belangen in politiek nieuws in Nederland (Noot: onderzoek verricht in NRC Handelsblad en Algemeen Dagblad.)
De trend die we in beide figuren waarnemen is vrij recent ontstaan en is dus zeker niet exemplarisch voor het huidige kabinet. De kritiek van de oppositie op Rutte is daarom niet geheel terecht, omdat andere partijen zelf een rol hebben gespeeld in deze ontwikkeling. Vooral de kritiek van Lodewijk Asscher is dubieus omdat de exponentiele stijging van de bedrijvenlobby is ingezet tijdens de (paarse) kabinetten-Kok in de jaren negentig.
Vanuit een breder perspectief laat onderzoek zien dat er geen direct verband is tussen de politieke kleur van de regering en de mate waarin bedrijven toegang hebben tot beleidsmakers. Het is dus bijvoorbeeld niet het geval dat onder rechtse regeringen bedrijven meer toegang krijgen dan onder linkse regeringen.
Maar wat verklaart die de toegenomen rol van bedrijven dan wel?
Verklaringen
De manier waarop in Nederland belangen behartigd worden, wordt door politicologen als corporatistisch gekenschetst. Corporatisme is een systeem waarin belangen van burgers en bedrijven gekanaliseerd worden via koepelorganisaties. Hiermee behoudt de politiek enige controle over de rol van georganiseerde belangen in het beleidsproces. In de praktijk betekent dit dat de overheid een haar macht deelt met dergelijke koepelorganisaties zoals VNO-NCW of FNV. Zo’n systeem is fundamenteel anders in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk waar belangenvertegenwoordiging verloopt via vrije competitie. In een dergelijk pluralistisch systeem behoort het tot de norm dat koepelorganisaties toegang hebben tot beleidsmakers, maar dit geldt zeker ook voor bijvoorbeeld ngo’s en individuele bedrijven.
Onderzoek wijst uit dat corporatisme in verschillende landen afneemt in belang. Hiermee is voor koepelorganisaties een minder prominente rol weggelegd in het beleidsproces en dit biedt mogelijkheden voor andere lobbyisten. Ook in Nederland zien we dat het gewicht dat koepelorganisaties in het beleidsproces leggen inderdaad is afgenomen. Daarbij is de politieke aanwezigheid van ngo’s niet toegenomen, maar dat van bedrijven wel.
Fragmentatie als gevolg
Deze ontwikkelingen zijn zorgwekkend. Ten eerste hebben economische belangen sowieso een voordeel ten opzichte van meer diffuse belangen wanneer zij zich mobiliseren. Wanneer bedrijven hun eigen belangen vertegenwoordigen in plaats van via een koepelorganisatie wordt dit effect versterkt omdat zij zich vrij snel kunnen mobiliseren. Bedrijven hoeven immers geen rekening te houden met de belangen van andere leden zoals dat bij belangenvertegenwoordiging via een koepelorganisatie wel het geval is. Bedrijven hebben hiermee een voorsprong op organisaties die een collectief dienen.
Ten tweede vertegenwoordigen bedrijven belangen die nauw en minder gematigd zijn ten opzichte van de belangen van koepelorganisaties, die rekening dienen te houden met verschillende leden. Een dergelijke ontwikkeling kan leiden tot fragmentatie van het politieke systeem waarbij bedrijven lobbyen voor nauwe belangen die voor de burger weinig toegankelijk zijn. De discussie rond de afschaffing van de dividendbelasting laat dit mechanisme goed zien. In dit geval waren het de aandeelhouders van een handvol bedrijven die hier het meeste van zouden profiteren, terwijl een groot deel van het bedrijfsleven (laat staan de burger) hier eerder nadeel van zou ondervinden.
Kan het ook anders?
Het is dus de hoogste tijd om koepelorganisaties weer sterker te maken. Wanneer de koepel de belangen van bedrijven vertegenwoordigt, dient het de verschillende belangen van de bedrijven in acht te nemen en zich hierover te verantwoorden naar de leden. Koepelorganisaties zijn er ook beter op toegerust om door deelname aan het politieke debat in de media verantwoording af te leggen aan het bredere publiek. Geen aparte afspraken meer dus met grote multinationals, ook niet in een ‘topberaad’, maar met bedrijfskoepels die verschillende sectoren vertegenwoordigen, zowel van grote bedrijven, maar ook van het midden- en kleinbedrijf. Deze verschillende koepelorganisaties kunnen dan namens hun achterban het woord doen en daar in de openbaarheid en in relatie tot haar achterban serieus verantwoording over afleggen.
De vraag is of bedrijven, het zij individueel of via de koepels, niet te veel invloed hebben gekregen op de politiek.
We zien dat de politiek de afgelopen decennia te eenzijdig de belangen van het bedrijfsleven heeft vertegenwoordigd met het doel om de exportposities van Nederlandse bedrijven te ondersteunen. Dit heeft geleid tot langdurige integrale kostenbeheersing, speelruimte en flexibilisering voor bedrijven, om de export concurrentieposities eenzijdig via de prijs af te zekeren. Deze eenzijdige strategische politieke prioritering op kostenbeheersing heeft geleid tot koopkrachtverlies en -stagnatie, trage loonontwikkeling, belastingvoordelen voor het bedrijfsleven, lagere dan potentiele belastinginkomsten. En daarmee de koude sanering van de welvaartstaat en de maatschappelijke vangnetten voor miljoenen mensen. En de kwaliteit van de maatschappij op vele gebieden ondermijnd.
De economische crisissen van de afgelopen decennia zijn benut als momentum om dit versterkt en structureel door te voeren. Hierin hebben de maatschappelijk gerichte politieke partijen zich laten meeslepen door de bedrijvenlobbies en de politieke partijen die hun belangen vertegenwoordigen. De schade is enorm en door het structurele karakter moeilijk te repareren, en dan alleen tijdens economische voorspoed.
De grafieken geven een beperkt zicht op de invloed van de bedrijven op de politiek. De politieke geschiedenis geeft zeer concreet aan dat hun invloed op de maatschappij dominant is geweest.
Het wordt tijd deze trend om te buigen en terug te gaan naar de doelstelling van democratie en politiek: evenwichtig maatschappelijk beleid te voeren ten bate van burgers en hun organisaties.