Op De Correspondent wordt wederom betoogd dat loting moet worden ingevoerd om de democratie te versterken. Auteur David van Reybrouck draagt tien redenen aan waarom ingelote parlementariërs noodzakelijk zouden zijn.
Van de 10 zogenaamde argumenten zijn er maar liefst 6 geen argument vòòr loting maar hoogstens een indekking tegen de impliciete kritiek dat loting slechter zou uitpakken dan de huidige praktijk. Op de vier andere redenen valt nogal wat af te dingen. Bovendien negeert Van Reybrouck een aantal belangrijke tegenargumenten.
Wortel van het probleem?
Wat is nu het probleem dat we met loting zouden oplossen? Van Reybrouck windt er geen doekjes om. Louter verkiezingen organiseren zou de democratie kapot maken. Het vertrouwen in de politiek en de democratie moet hersteld worden.
We hebben dit vermeende probleem eerder al uitvoerig besproken, ook in discussie met Van Reybrouck. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor een structureel toegenomen wantrouwen in de politiek, niet in Nederland, en niet in veel andere Europese landen. Deze week verscheen een soortgelijk stuk in de Vlaamse media. De tevredenheid met het functioneren van de democratie is in Nederland zelfs ronduit hoog, zowel historisch gezien als vergeleken met andere landen.
Een vermeende vertrouwenscrisis moet dus niet de aanleiding zijn om voor een loterij te kiezen. Desalniettemin blijft het een interessante discussie, bijvoorbeeld om een eventueel democratisch tekort te dichten of om macht van partijen te breken.
Idealen vs praktijk
De tien argumenten die Van Reybrouck aandraagt tonen een terugkerend probleem. De verheven idealen van het nieuwe alternatief worden vergeleken met de imperfecte praktijk van de representatieve democratie. Er valt aan die democratie voldoende te verbeteren, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar het prachtige model van loterijen zal in de praktijk evenmin aan de idealen kunnen voldoen.
Eén van de redenen daarvoor is dat het systeem het politieke karakter van het beleidsproces negeert. Machtsverhoudingen, bundeling van macht, tegenstellingen in wereldbeeld, en andere politieke elementen zullen onherroepelijk een rol spelen. Het is ook geen toeval dat politieke partijen of facties in bijna elke democratie zijn ontstaan, ongeacht de intenties van de ontwerpers van het systeem. Ook de neiging om te profiteren van het systeem na de ambtsperiode (via bijvoorbeeld carrière of faam) wordt niet opgelost door loterijen in te voeren.
De tien vermeende redenen
Dan de redenen.
- Vroeger was men op soortgelijke wijze tegen algemeen kiesrecht.
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument in de vorm van een jij-bak. - Loting leidt tot een betere dwarsdoorsnede.
Met loting krijg je niet noodzakelijk een betere dwarsdoorsnede van de bevolking, zeker niet op dat kenmerk dat voor het bepalen van het beleid het belangrijkste is: de beleidsvoorkeur.
Je moet wel heel grote groepen creëren van een paar honderd man om de ingelote groep daarop te doen lijken op de hele bevolking. Loterijen zijn immers net als dobbelstenen: de kans dat je worp uit alleen maar vijven en zessen bestaat wordt steeds kleiner als je meer dobbelstenen gooit. Voor een bevolking van 17 miljoen Nederlanders zal je eveneens grote groepen moeten selecteren, zelfs als je representatie op bijvoorbeeld geslacht, regio, leeftijd en opleidingsniveau af zou dwingen.
Van Reybrouck hangt impliciet een soort descriptief democratiemodel aan. De vraag is in hoeverre dit van belang is in een democratie. Willen we niet liever een parlement dat in overeenstemming is met de beleidsinhoudelijke standpunten van de achterban?
Het is sneu dat sommige bestuurders of parlementariërs de prijs van een brood niet kennen. Maar in hoeverre boeit kiezers dit? Kiezers die dit echt zouden willen, kunnen nu al kiezen voor mensen die qua achtergrond meer op henzelf lijken, onafhankelijk van hun beleidsvoorkeur. Dat dat zelfs in het open Nederlandse kiesstelsel weinig gebeurt, lijkt op zichzelf een indicatie dat hier weinig behoefte aan is. Of op zijn minst dat dit niet de oplossing zal zijn voor een vermeende vertrouwenscrisis. - Ook gekozenen zijn niet altijd competent.
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument. Bovendien is het een stropop: verschillen in professionalisme en expertise zijn immers niet zwart-wit, maar kennen gradaties. Dat er nu gebreken zouden zijn, betekent niet dat we het argument dan maar helemaal los moeten laten. - Gelote parlementariërs zullen ondersteuning krijgen.
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument door een nadere invulling te geven aan het beschreven systeem. - Gelote parlementariërs zijn geen tijd kwijt aan partij en campagne.
Dat lijkt mij te kloppen. Gelote burgers hoeven minder tijd kwijt te zijn aan partijwerking en campagne. Gelijktijdig werkt die campagne en partijwerking ook om de bredere bevolking te informeren en om zelf geïnformeerd te worden. Dat element verdwijnt hiermee dus naar de achtergrond.
Gelijktijdig weten we dat Kamerleden ook nu al behoefte hebben aan input van een bredere achterban en van lobbyisten. Die behoefte zou voor ingelote parlementariërs alleen maar groter zijn. Idealiter zou de bestaffing en ondersteuning van de volksvertegenwoordigers sterk worden verbeterd, opdat die behoefte afneemt. - Inzet mag afhankelijk zijn van talent en motivatie.
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument door een nadere invulling te geven aan het systeem. Bovendien botst dit argument frontaal met het tweede argument (de dwarsdoorsnede), zonder dat daar de compensaties tegenover staan van legitimatie door electorale steun zoals bij verkiezingen. - Burgerjury’s nemen hun taak veelal serieus.
Dat is één kant van het verhaal. Inderdaad zullen leken die worden betrokken bij een rechtszaak vaak weloverwogen oordelen, en meer in overeenstemming met het oordeel van de professionele rechter. Een andere kant is dat gelote burgerjury’s in de rechtspraak bewijzen dat lekenrechtspraak een aantal aanzienlijke biases hebben, bijvoorbeeld tegen de verdachten in zeden- en drugszaken. - Burgerfora zijn toegewijd en verfijnd.
Deliberatieve democratie lijkt inderdaad goed te werken, zeker voor het draagvlak dat ontstaat binnen de groep die delibereert. De vraag is echter in hoeverre ook maatschappelijk draagvlak ontstaat voor de besluiten die zulke kleine groepen ingelote burgers nemen, zoals bij een eventuele Derde Kamer. Dat wetten ook nu al zwaktes kennen klopt, maar is een schijnargument. Een vergelijking van de kwaliteit zou nodig zijn om dit argument serieus te kunnen nemen. - Lobby’s, denktanks en organisaties hebben nu toch ook invloed, waarom gewone burgers niet?
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument.
Bovendien: gewone burgers zouden meer zeggenschap krijgen; althans diegenen die ingeloot zijn. Maar door de willekeurigheid van de selectieprocedure kalft de invloed van de rest van de bevolking af: de invloed van de eigen stem bij verkiezingen neemt onherroepelijk af omdat de macht in het gunstigste geval gedeeld moet worden met de groep ingelote burgers.
De vergelijking met lobby’s, denktanks en belangengroepen gaat ook grotendeels mank. Veel van die groepen zijn ‘gewone burgers’, hoewel duidelijk een oververtegenwoordiging van hogeropgeleide, rijke, middelbare, blanke mannen. Maar hoewel die groepen invloed hebben, nemen ze niet de besluiten, althans niet formeel. Als die meer informele invloed problematisch zou zijn, hoeft loting niet de oplossing te betekenen. Immers, waarom zou de rol van lobby’s, denktanks en allerhande belangengroepen afnemen wanneer zij moeten omgaan met niet-professionele vertegenwoordigers? - Ingeloot parlement zou hoogstens een extra macht zijn.
Is geen argument vòòr loting; het is hoogstens een weerlegging van een impliciet tegenargument door een nadere invulling te geven aan het systeem.
Bovendien is het als argument een zwaktebod. Alle problemen van de loterij blijven immers staan zodra je een Derde Kamer macht geeft, zij het in afgezwakte vorm. Elke macht voor een ingelote Derde Kamer gaat ten koste van dat van de andere Kamers. Macht voor loting gaat ten koste van de macht van ‘one man, one vote’. Dat levert spanningen op, zoals we nu al zien wanneer de Tweede Kamer en de Eerste Kamer botsen, en de legitimiteit van de Eerste Kamer ter discussie komt.
Tegenargumenten uit democratisch oogpunt: representatie en burgerrechten
Overigens ben ik, net als Van Reybrouck, niet echt onder de indruk van de efficiëntie-argumenten, die stellen dat gekozen politici beter zouden zijn dan ingelote amateurs. Belangrijker vind ik de vraag of het systeem ook democratisch is, zoals ik ook eerder al uitvoeriger besprak. Brengt dit het volk aan de macht?
Een parlement is er niet alleen om te delibereren en invloed uit te oefenen op het beleid, maar functioneert ook als orgaan die het beleid legitimeert. Het is een open vraag in hoeverre de hele bevolking zich gerepresenteerd zal voelen door een willekeurig gekozen groep burgers als ze (1) op die besluiten verder zelf geen invloed op hebben en (2) geen reden hebben om te verwachten dat de beleidsvoorkeuren van die groep in overeenstemming is met die van de hele bevolking.
Hier komt het statistische argument ook weer om de hoek kijken. Er zal een wel heel grote Derde Kamer moeten ontstaan om ervoor te zorgen dat de groep een aardige (inhoudelijke) afspiegeling is van de bevolking.
Ten slotte is het voorstel in verregaande mate een ondermijning van de vrijheidsrechten van kiezers: de (veel voorkomende) behoefte om zich niet met de politiek bezig te houden, wordt ondergeschikt gemaakt aan de burgerplicht. Wie die burgerplicht flexibel maakt (zoals Van Reybrouck doet), ondermijnt juist direct het probleem dat hij wil oplossen. Wanneer alleen de meest geïnteresseerde, tijd hebbende, geëngageerde burgers meedingen aan de loterij voor de meest langdurige functies (zoals een Derde Kamer), krijg je alsnog de vertekening die de loterij zou moeten oplossen.
Annemieke Bijker zegt
Het alleberlangrijkste argument waarom loten de enige democratische manier is om een parlement, gemeenteraad of ander representatief orgaan samen te stellen mis ik. Jammer dat Van Reybrouck die niet noemt. Door een systeem van loting wordt er zonder aanzien des persoons, op basis van het lot, een groep samengesteld zodat niet de ene burger meer recht of kans heeft om in de politiek te komen dan de ander. Een eerlijke vertegenwoordiging dus. Loting van slechts 1 kamer is niet genoeg. Ook op lokaal niveau moet een geloot vertegenwoordigend lichaam besluiten nemen (gemeenteraad) en tot slot moet het systeem snel rouleren; telkens een korte zittingsduur zodatt alle nadelen die kleven aan macht hebben (clientelisme, kartelvorming, machtsmistbuik) worden ingeperkt. Democratie is tenslotte dat iedereen regeert en geregeerd wordt. Dat kan alleen als iedere burger een gelijke kans maakt deze plicht te mogen of moeten (zo u wilt) vervullen.
tot slot: dat een gemeenteraad, tweede kamer of ander politiek lichaam bij loting wordt geselecteerd wil niet zeggen dat het de inspraak van burgers per definitie uitsluit. Er kunnen vaste momenten worden gecreëerd waarop men onderwerpen op de agenda kan zetten bijvoorbeeld.
Tom van der Meer zegt
Als principieel punt (zonder aanzien des persoons) kan ik me er nog wat bij voorstellen. Het is in elk geval een motivatie die empirisch niet te toetsen is, omdat het primair een normatieve stelling is over eerlijkheid.
Maar zodra het wordt gekoppeld aan vraagstukken van legitimiteit/vertrouwen, representatie, of efficiëntie (zoals hier gebeurt) kunnen we er vraagtekens bij plaatsen.
Overigens vind ik ‘democratie waarbij iedereen regeert en geregeerd wordt’ niet goed passen bij lotingen. Immers: niet iedereen regeert in dezelfde mate, maar slechts een (wisselende) selectie op verschillende momenten op verschillende niveaus. Het is een daarmee een pseudodemocratie: iedereen kan regeren, maar iedereen wordt geregeerd.
Constant Coolsma zegt
Als abonnee van de Correspondent en als iemand die zich al bijna zijn hele leven zeer betrokken voelt bij de politiek, vanwege de betekenis voor de samenleving, volg ik de artikelen van Van Reybrouck en de discussie. Of loting een goed alternatief is voor de nu gangbare verkiezingen weet ik niet. Maar wat me wel verbaast is het gemak waarmee hierboven wordt geschreven: “Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen voor een structureel toegenomen wantrouwen in de politiek, niet in Nederland, en niet in veel andere Europese landen. Deze week verscheen een soortgelijk stuk in de Vlaamse media. De tevredenheid met het functioneren van de democratie is in Nederland zelfs ronduit hoog, zowel historisch gezien als vergeleken met andere landen”. Meer dan eens lees ik dat het slecht gesteld is met het vertrouwen in de politiek en ik constateer het ook om me heen. Kan iemand me eens duidelijk maken waaruit valt te concluderen dat het vertrouwen van Nederlanders in de politiek zo groot is?
Armen Hakhverdian zegt
Zie de links die Tom aanhaalt in de paragraaf “wortel van het probleem?”. In dit stuk (http://stukroodvlees.nl/vertrouwen/de-europese-vertrouwenscrisis-van-david-van-reybrouck-bestaat-niet/) bespreek ik een aantal van die trends in tevredenheid met democratie en politiek vertrouwen in NL en Europa in de afgelopen decennia. Het huidige wantrouwen is een direct gevolg van de diepe economische crisis, maar er zijn totaal geen aanknopingspunten uit het verleden waardoor je zou denken dat het politiek vertrouwen structureel daalt. Bij economisch herstel zal het vertrouwen in de politiek hoogstwaarschijnlijk ook weer herstellen.
Annemieke Bijker zegt
Er moet onderscheid gemaakt worden in het vertrouwen in ‘de democratie’ als methode van bestuur, als politiek systeem en het vertrouwen in de politici die hier invulling aan geven.
Tom van der Meer zegt
En dat gebeurt ook, in talloze studies. Democratie als principe kent geen ondemocratische alternatieven onder het overgrote deel van de kiezers. Met het functioneren van de democratie in ons land zijn Nederlanders historisch en landenvergelijkend zeer tevreden (zie de eerdergenoemde links). Het oordeel over de instituties en met name de politici en partijen in die instituties is aanzienlijk negatiever. Toch is daar geen ‘crisis’ in de bekennen. Nederlanders hebben in hen niet structureel minder vertrouwen dan voor de Fortuyn-revolte. Zo begint elke nieuwe regering sinds 2002 met nagenoeg dezelfde hoeveelheid vertrouwen van burgers.
Overigens moeten we niet doen of vertrouwen nu zo positief is in een democratie. Een serieuze democratie vereist vertrouwen in het systeem (althans, als dat systeem functioneert), maar skepsis over de actoren in dat systeem. Skepsis leidt immers tot participatie, tot opkomst bij verkiezingen, tot accountability, en tot democratische verversing met nieuwe politici/partijen.